Inge Viett (1942 – 2022)

Inge Viett is een voormalige terroriste van de linkse terreurbeweging 2 Juni-Beweging. Nadat de 2 Juni-Beweging zichzelf in de zomer van 1980 had opgeheven, stapte ze over naar de Rote Armee Fraktion (RAF). Tijdens haar lidmaatschap van de RAF speelde ze een belangrijke rol bij de bemiddeling tussen RAF-leden die de terreurorganisatie wilden verlaten, en de DDR die de terroristen wilde opnemen. Deze zogenaamde ‘RAF-uitvallers’ werden in Oost-Duitsland voorzien van een geheel nieuwe identiteit, waardoor ze tien jaar lang (totdat DDR ineenstortte) een relatief normaal leven in de anonimiteit konden leiden. Ook Inge Viett vertrok in 1982 als RAF-uitvaller naar de DDR. In 1990 werd ze gearresteerd en uitgeleverd aan de Bondsrepubliek. In 1992 werd ze veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 jaar. Begin 1997 kwam ze vrij. Inge Viett overleed in 2022 op 78-jarige leeftijd.

Jeugd

Politisering

Aansluiting bij de 2 Juni-Beweging

Aanslag op Britse jachtclub

Arrestatie in 1972

Ontsnapping uit de gevangenis

Moord op Günter von Drenkmann

Ontvoering Peter Lorenz

Arrestatie in 1975

Tweede ontsnapping uit de gevangenis

Ontvoering Walter Michael Palmers

Ontmoeting met Harry Dahl

Samenwerking met de Stasi

Bevrijdingsactie Till Meyer

Arrestatie in Tsjecho-Slowakije

Aansluiting bij de RAF

Inge Viett schiet politieman Francis Violleau neer

Een nieuw leven in de DDR

Onofficieel medewerker van de Stasi

Een tweede nieuwe identiteit

Arrestatie en uitlevering

Veroordeling en vrijlating

Arrestatie bij de Brandenburger Tor

 

Jeugd

Inge Viett werd geboren in Stemwarde (Sleeswijk-Holstein). Ze had geen gemakkelijke jeugd. Haar vader was waarschijnlijk omgekomen in de oorlog en haar moeder was niet in staat om voor haar en haar drie zusjes te zorgen. Nadat haar moeder uit de ouderlijke macht was ontzet, werd ze in 1946 door jeugdzorg ondergebracht in een kindertehuis in Sleeswijk-Holstein. Vier jaar later – in maart 1950 – kwam ze bij een pleeggezin terecht in een dorp vlakbij Eckernförde. Inge Viett had geen goede band met haar pleegmoeder en ze ervoer haar opvoeding als zeer stressvol. Bovendien liep ze in deze periode een trauma op, doordat ze door een lokale boer werd verkracht. Na haar lagereschooltijd in Eckernförde vluchtte Viett weg uit het pleeggezin, op zoek naar een beter leven.

Nanny-school

Ze kwam terecht in het iets noordelijker gelegen plaatsje Arnis, waar ze in contact kwam met de plaatselijke predikant. Via hem kwam ze terecht bij een jeugdontwikkelingsorganisatie, waar ze huishoudlessen kreeg. Daarnaast kreeg ze les in kinderopvang en -verzorging. Later werd ze door het bureau voor jeugdzorg naar een zogenaamde ‘nanny-school’ gestuurd om haar opleiding voort te zetten. Inge Viett haatte deze opleiding, omdat het niet was wat ze ambieerde. Zelf wilde ze graag lerares lichamelijke opvoeding worden. In deze periode was Inge Viett diep ongelukkig, wat resulteerde in een zelfmoordpoging.

Universiteit van Kiel

Inge Viett overleefde de poging tot zelfmoord en zette haar opleiding tot kindermeisje voort. In die hoedanigheid kwam ze terecht bij een rijke familie in Hamburg. Ook daar was Viett niet op haar plaatst, omdat ze de vader van het gezin als zeer autoritair ervaarde. Haar voogdij werd overgenomen door een leerkracht in Sleeswijk. Deze maakte het voor Viett mogelijk om een sportopleiding te gaan volgen. In 1963 studeerde ze sport en gymnastiek aan de Universiteit van Kiel.

Verschillende banen

Ze maakte de opleiding echter niet af. Na zes semesters onderbrak ze haar studie en vertrok ze naar Hamburg. Daar kwam ze terecht in de rosse buurt St. Pauli, waar ze twee maanden als stripteasedanseres werkte. Vervolgens verhuisde ze met een partner naar Wiesbaden in het zuiden van de deelstaat Hessen. Daar ging ze aan de slag als grafisch assistent. Nadat haar relatie was beëindigd, werkte ze in verschillende sectoren. Zo was een tijdje reisleidster, filmeditor, hulp in de huishouding en werkte ze achter de bar.

 

Politisering

In 1968 verhuisde Inge Viett naar West-Berlijn, waar ze ging wonen in een vrouwengemeenschap in Kreuzberg. In deze periode werd Viett politiek actief en kwam ze in aanraking met leden van de Buitenparlementaire Oppositie (APO). Ze nam deel aan allerlei bijeenkomsten, demonstraties en andere politiek gemotiveerde acties. Ze maakte een reis naar Noord-Afrika waar ze werd geconfronteerd met grote armoede. Het contrast tussen de overdadige rijkdom in westerse landen en de diepe armoede in Afrika maakte haar boos. Haar ervaringen op het Afrikaanse continent droegen dan ook sterk bij aan haar radicaliseringsproces. Tijdens een van de demonstraties gooide Inge Viett met kinderkopjes naar de politie. Ze werd gearresteerd en een nacht in de cel opgesloten.

Brandstichting

Inge Viett liep stage bij een filmdrukkerij om later een opleiding binnen deze branche te kunnen beginnen, maar ze lokte daar echter haar ontslag uit. Viett werd steeds militanter en deed mee aan verschillende gewelddadige acties van extreemlinkse groeperingen. Zo was ze onder meer betrokken bij een mislukte brandstichting op het wagenpark van de uitgeverij van Axel Springer.

 

Aansluiting bij de 2 Juni-Beweging

Inge Viett leerde hoe ze molotovcocktails moest fabriceren en hoe ze deze efficiënt kon gebruiken bij protestacties. Ze raakte bevriend met de feministische Verena Becker. Samen kwamen ze in opstand tegen de ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen. Het tweetal maakte zich sterk voor een gelijke behandeling van mensen op economisch, politiek, sociaal en persoonlijk vlak. Daarnaast streden ze ook tegen geweld binnen het huwelijk en de seksuele uitbuiting van vrouwen. In 1971 voerden Viett en Becker een aantal protestacties uit, tegen de in hun ogen vrouwonvriendelijke winkels. Zo gooiden ze ’s nachts ramen in van seksshops en winkels die bruidsjurken verkochten. Bij de bruidswinkels lieten ze vervolgens boodschappen achter met de tekst:

‘De zwarte bruid komt eraan.’

Schwarze Hilfe

In het najaar van 1971 werden Viett en Becker lid van de ‘Schwarze Hilfe’, een anarchistische organisatie die hulp bood aan politieke gevangenen. Via deze organisatie kwamen ze in contact met leden van de West-Berlijnse terreurscene. Een van die links-radicalen was Michael ‘Bommi’ Baumann, een medeoprichter van de terreurgroep 2 Juni-Beweging. Korte tijd later sloten ook Inge Viett en Verena Becker zich aan bij deze terreurbeweging.

Georg von Rauch-huis

Op 4 december 1971 kwam de links-radicale activist Georg von Rauch tijdens een vuurgevecht met de politie om het leven. De politie wilde hem arresteren omdat hij samen met Michael Baumann en twee andere links-radicalen was betrapt met een gestolen auto. Op 8 december 1971 was er bij Technische Universiteit van Berlijn een bijeenkomst om Georg von Rauch te herdenken. Tijdens deze bijeenkomst gaf de rockband ‘Ton Steine Scherben’ (een groep die zeer populair was binnen de linkse krakersbeweging) een concert. Na de bijeenkomst vertrokken de deelnemers – onder wie Inge Viett – naar het leegstaande gebouw van het voormalige diaconessenziekenhuis Bethanië, aan de Mariannenplatz in Kreuzberg. Ze bezetten het gebouw en doopte het om tot het ‘Georg von Rauch-huis’.

Gebruikscontract

’s Avonds rond 21.30 werd de politie gealarmeerd over de bezettingsactie en de ongeveer 300 jongeren die zich op de Mariannenplatz hadden verzameld. De politie ondernam direct actie en de jongeren werden uiteengedreven met wapenstokken en traangas. Vervolgens probeerde de politie om het George von Rauch-huis te ontzetten. Dat lukte echter niet meteen. De bezetters probeerden de politieactie te verhinderen, door van bovenaf te dreigen met het gooien molotovcocktails. Daarom trachtte de West-Berlijnse senaat om met de bezetters te onderhandelen. Die onderhandelingen waren uiteindelijk succesvol, want later die maand ontving het zogenaamde ‘Rauchhauscollectief’ (georganiseerd in de sponsorvereniging ‘Jeugdcentrum Kreuzberg’) een voorlopig gebruikscontract voor het gebouw.

 

Aanslag op Britse jachtclub

Inge Viett was betrokken bij verschillende terreurdaden van de 2 Juni-Beweging. Deze aanslagen werden voornamelijk gepleegd in en rondom West-Berlijn. In de nacht van 2 februari 1972 plaatste ze samen met een aantal andere 2 Juni-leden een bom voor het clubhuis van de Britse jachtclub in het Berlijnse stadsdeel Kladow. De aanslag was bedoeld als vergelding voor de gebeurtenissen tijdens ‘Bloody Sunday’ in het Noord-Ierse Derry, drie dagen daarvoor.

Dood Erwin Beelitz

De bom bij de jachtclub ontplofte echter niet en werd ’s ochtends gevonden door de 66-jarige botenbouwer Erwin Beelitz. Hij pakte het explosief op en nam het mee naar zijn werkplaats. Beelitz klemde de bom tussen een bankschroef om het apparaat te onderzoeken. Toen hij het explosief met een hamer en een beitel probeerde te openen ontplofte het. De vingers van Beelitz werden eraf geblazen en bomscherven doorboorden zijn maag en dij. De onfortuinlijke botenbouwer werd pas een tijd later hevig bloedend op de grond aangetroffen, door een paar studenten die de Britse jachtclub bezochten. Hij stierf aan zijn verwondingen.

 

Arrestatie in 1972

Op 4 april 1972 was Inge Viett betrokken bij een bankoverval in het West-Berlijnse stadsdeel Britz. Daarbij maakte de 2 Juni-Beweging een geldbedrag van ongeveer 29.400 Duitse mark buit. Een maand later – op 7 mei 1972 – werd Inge Viett samen met drie andere mensen, waaronder de terroristen Harald Sommerfeld en Ulrich Schmücker, aangehouden tijdens een routinecontrole in Bad Neuenahr (Rijnland-Palts). Toen de politie de kofferbak van hun auto onderzocht, vonden ze een aantal explosieven. Het viertal zou van plan zijn geweest om een aanslag te plegen op de Turkse ambassade in Bonn, uit protest tegen de executie van Turkse studenten. Ze werden gearresteerd en Inge Viett werd opgesloten in de penitentiaire inrichting van Koblenz.

Hongerstaking

Na vier maanden in detentie te hebben gezeten werd ze overgeplaatst naar de gevangenis in Berlijn-Moabit. In januari 1973 nam Inge Viett deel aan een landelijke collectief georganiseerde hongerstaking om te protesteren tegen het strenge en inhumane gevangenisregime, dat op de linkse terroristen werd toegepast. Na 5 weken beëindigde ze haar hongerstaking.

 

Ontsnapping uit de gevangenis

Op 20 juni 1973 lukte het Viett om uit de gevangenis te ontsnappen. Haar medegevangene had kans gezien om een veil naar binnen te smokkelen, waarmee de tralies van de televisiekamer op de eerste verdieping konden worden doorgeslepen. Ze sprong uit het raam en maakte zich uit de voeten. Vervolgens zat ze een paar dagen ondergedoken bij een vrouwengemeenschap. Daarna sloot ze zich weer aan bij de ondergrondse terroristen van de 2 Juni-Beweging. Leden van de terreurgroep beroofden een wapenwinkel om hun wapenarsenaal uit te breiden en Inge Viett leerde omgaan met vuurwapens. De 2 Juni-Beweging had het plan opgevat om een politicus of andere staatsvertegenwoordiger te ontvoeren, zodat ze de West-Duitse regering onder druk konden zetten om terroristen uit de gevangenis vrij te laten.

 

Moord op Günter von Drenkmann

Het slachtoffer dat werd uitgekozen was Günter von Drenkmann, de voorzitter van de Hoge Raad. De keuze voor Von Drenkmann was niet toevallig. Leden van de 2 Juni-Beweging hielden hem verantwoordelijk voor de dood van Holger Meins, een terrorist van de Rote Armee Fraktion, die een dag daarvoor in de gevangenis aan de gevolgen van een hongerstaking was overleden. Inge Viett zou bij de ontvoeringsplannen betrokken zijn geweest.

Dramatisch verloop

De ontvoering van Günter von Drenkmann verliep dramatisch. Op 10 november 1974 drongen verschillende terroristen zijn huis binnen. Toen ze de voorzitter van de Hoge Raad tegen het lijf liepen ontstond er een handgemeen, waarbij de terroristen Von Drenkmann neerschoten. De terroristen gingen ervandoor en lieten hun slachtoffer zwaargewond achter. Von Drenkmann werd afgevoerd naar het ziekenhuis waar hij nog dezelfde dag overleed.

 

Ontvoering Peter Lorenz

Na de mislukte ontvoering van Von Drenkmann werd er gezocht naar een nieuw slachtoffer, waarmee de West-Duitse overheid onder druk kon worden gezet. Er werd gekozen voor de christendemocratische politicus Peter Lorenz die op dat moment een van de kandidaten was voor het burgemeesterschap van West-Berlijn. Ook bij deze ontvoering – op 27 februari 1975 – zou Inge Viett betrokken zijn geweest. De ontvoering was een succes voor de terreurorganisatie, want de regering in de Bondsrepubliek besloot om op de eisen van de 2 Juni-Beweging in te gaan.

Vrijlating terroristen

De 2 Juni-leden Verena Becker, Gabriele Kröcher-Tiedemann, Ingrid Siepmann en de RAF-leden Rolf Heissler en Rolf Pohle, werden vrijgelaten en per vliegtuig overgebracht naar Zuid-Jemen. Ook het RAF-lid Horst Mahler werd de kans geboden om te worden vrijgelaten, maar hij besloot om zijn straf uit te dienen. Nadat de vrijgelaten terroristen in Zuid-Jemen waren aangekomen, werd Peter Lorenz door zijn ontvoerders in West-Berlijn vrijgelaten.

Beiroet

Na de ontvoering en vrijlating van Peter Lorenz vloog Inge Viett samen met een kameraad naar de Libanese hoofdstad Beiroet. Daar nam ze contact op met de vrijgelaten terroristen in Zuid-Jemen. Ook sprak ze met Ali Hassan Salameh (alias Abu Hassan) en Salah Mesbah Khalaf (alias Abu Iyad). Abu Hassan was een belangrijk lid van de Palestijnse guerrillabeweging al-Fatah en hoofd van de terreurgroep Zwarte September, die verantwoordelijk was voor het bloedbad tijdens de Olympische Spelen van München in 1972. Abu Ijad was na Yasser Arafat de tweede man binnen de Palestijnse bevrijdingsorganisatie. Deze gesprekken leidden echter niet tot concrete plannen. Enkele weken later keerde Inge Viett weer terug naar Europa. Later volgde er nog een reis naar Libanon, waar Viett een militaire training onderging. Daarna ging ze weer terug naar West-Berlijn.

 

Arrestatie in 1975

Om de terroristische activiteiten en het leven ondergronds te kunnen financieren pleegde de 2 Juni-Beweging verschillende bankovervallen. Tijdens twee van deze bankovervallen deelden de terroristen chocolade-zoenen uit aan de aanwezige bankklanten. Het uitdelen van de choco-zoenen zorgde voor een ‘de-escalatie’ en moest de indruk wekken van een ‘leuke guerrilla’. Op 9 september 1975 werd Inge Viett opnieuw door de politie gearresteerd, samen met haar kameraden Juliane Plambeck en Ralf Reinders. De 2 Juni-Beweging werd een zware klap toegebracht, want binnen een kort tijdsbestek werden bijna alle andere terroristen van de groep opgepakt. Viett werd gevangengezet in de vrouwengevangenis van Berlijn-Moabit om haar resterende straf uit te zitten.

Tweede ontsnapping uit de gevangenis

Inge Viett was echter niet van plan om lang achter slot en grendel te blijven zitten en ze plande een nieuwe ontsnapping. De eerste ontsnappingspoging op 24 december 1975 mislukte, omdat de gevangenbewaarders de poging op tijd ontdekte. Een tweede ontsnappingspoging op 7 juli 1976 was een stuk succesvoller. Samen met haar medegevangenen Juliane Plambeck, Monika Berberich en Gabriele Rollnik wist ze twee gevangenbewaarders te overmeesteren, en met behulp van een voorbereide duplicaatsleutel de penitentiaire inrichting te verlaten.

Intissar

Monika Berberich werd twee weken later – op 21 juli 1976 – alweer in de kraag gevat. Viett, Plambeck en Rollnik reisden af naar de Iraakse hoofdstad Bagdad. Daar ontmoetten ze een aantal kameraden die tijdens de ontvoering van Peter Lorenz waren vrijgelaten uit de gevangenis. Inge Viett reisde verder af naar Zuid-Jemen waar ze drie maanden verbleef in een Palestijns trainingskamp. Daar gebruikte ze de codenaam ‘Intissar’, Arabisch voor ‘overwinnaar’.

 

Ontvoering Walter Michael Palmers

Nadat Inge Viett en een aantal andere terroristen van de 2 Juni-Beweging waren teruggekeerd naar Europa, doken ze eerst een tijdje onder in de Oostenrijkse hoofdstad Wenen. Daar planden ze de ontvoering van de Oostenrijkse textielindustrieel Walter Michael Palmers. De ontvoering was volgens de terroristen puur bedoeld om losgeld te kunnen eisen en was niet bedoeld om een politiek statement te maken. Daarom zou de ontvoering volgens hen niet gezien mogen worden als een terroristische daad. Bij de voorbereiding en uitvoering van het misdrijf kregen de 2 Juni-leden hulp van de drie Oostenrijkse studenten Othmar Keplinger, Reinhard Pitsch en Thomas Gratt, die sympathiseerden met de zuster-terreurorganisatie Rote Armee Fraktion.

Succesvol

De ontvoering op 9 november 1977 verliep succesvol. Palmers werd overvallen bij zijn woning, in een wagen gesleept en weggereden. Na een korte rit wisselden ze van voertuig en reden ze verder naar een appartement dat door de 2 Juni-Beweging onder een valse naam was gehuurd. Bij het appartement was een ruimte geprepareerd, waarin Walter Michael Palmers werd vastgehouden.

Losgeld

Student Thomas Gratt nam contact op met de familie van Palmers en eiste in een losgeldbriefje een bedrag van 50 miljoen Oostenrijkse schilling als losgeld. De familie ging op de eisen in en verzamelde bankbiljetten in Oostenrijkse schilling, Duitse marken, Zwitserse franken en Amerikaanse dollars, met een totale waarde van 30,5 Oostenrijkse schilling. Om het geld later te kunnen traceren liet de familie alle bankbiljetten fotograferen. De familie overhandigde het losgeld vervolgens aan de ontvoerders zonder tussenkomst van de politie. Daarna werd Walter Michael Palmers ongedeerd vrijgelaten.

Arrestatie Keplinger, Gratt en Pitsch

Nadat de ontvoerders het grootste deel van het losgeld ontvangen hadden, verlieten ze Oostenrijk. Een aantal 2 Juni-leden dook onder in Zwitserland. Inge Viett vertrok naar Italië. De studenten Othmar Keplinger en Thomas Gratt werden op 23 november 1977 gearresteerd in Chiasso, toen ze probeerden om de vluchtvoertuigen de Zwitsers-Italiaanse grens over te brengen. Bij hun aanhouding waren ze in het bezit van klein deel van het gefotografeerde losgeld, twee vuurwapens en een typemachine waarop het losgeldbriefje was getypt. De student Reinhard Pitsch werd vijf dagen later – op 28 november 1977 – in Wenen gearresteerd.

 

Ontmoeting met Harry Dahl

In het voorjaar van 1978 reisde Inge Viett via Praag en de Oost-Berlijnse luchthaven Schönefeld, naar West-Berlijn. Daar zou ze voorbereidingen treffen voor de bevrijdingsactie van een aantal 2 Juni-leden uit de Moabit-gevangenis. Viett reisde al jaren via de DDR omdat het een gemakkelijk doorgangsland was voor West-Duitse terroristen. Altijd was ze vlot en zonder problemen door de grenscontrole gekomen. Dit keer liep het anders. Toen ze haar paspoort toonde werd ze plotseling aangesproken door een agent. De agent verzocht haar om even te wachten, omdat iemand haar wilde spreken.

Overheidsfunctionaris van de Stasi

Inge Viett vreesde dat de Oost-Duitse autoriteiten haar hadden herkend. En dat klopte ook, want even later werd ze door een officier meegenomen naar een kantoortje op de luchthaven. Daar zat een man van middelbare leeftijd achter zijn bureau. ‘Dag mevrouw Viett,’ zei de man kalm, ‘We weten wie u bent.’ De man in het kantoortje was Harry Dahl, een overheidsfunctionaris van de Stasi, die in de DDR verantwoordelijk was voor terrorismebestrijding.

Geen strobreed in de weg

Harry Dahl vertelde dat hij veel van haar wist. Zo was hij op de hoogte van haar activiteiten voor de 2 Juni-Beweging, wist hij met wie ze in contact stond, maar ook hoe vaak ze de afgelopen jaren via de DDR gereisd had. Tot Inge Vietts verbazing zei Harry Dahl dat ze zich niet ongerust hoefde te maken. Hij zou haar na het gesprek gewoon weer verder laten reizen en niemand zou haar daarbij een strobreed in de weg leggen.

 

Samenwerking met de Stasi

Daar stond echter wel iets tegenover. De Stasi en de linkse terroristen hadden een gemeenschappelijke vijand: de Bondsrepubliek Duitsland. Een samenwerking tussen de West-Duitse terroristen en de Stasi zou voor beide partijen een aantal voordelen kunnen opleveren. Het voordeel voor de terroristen was vrij helder. De meeste terroristen van de 2 Juni-Beweging en de Rote Armee Fraktion stonden inmiddels op de opsporingslijsten van de politie en werden internationaal gezocht. Daardoor was hun bewegingsvrijheid een stuk kleiner geworden en de pakkans een stuk groter. De Stasi zou de terroristen kunnen voorzien van allerlei informatie, zodat ze exact wisten welke valse identiteitsdocumenten ze niet meer konden gebruiken. Daarnaast kon de Stasi hen een zekere mate van bescherming bieden wanneer ze door andere communistische landen in het Oostblok reisden.

Spionnen op tijd waarschuwen

Op hun beurt zouden de terroristen de Stasi dan weer kunnen voorzien van informatie uit de Bondsrepubliek. Zo zouden ze de Stasi bijvoorbeeld op de hoogte kunnen stellen van toekomstige terreuraanslagen. Ieder keer als linkse terreurorganisaties aanslagen pleegden in de Bondsrepubliek, dan werden de West-Duitse autoriteiten in de hoogste staat van paraatheid gebracht. Tijdens die verhoogde waakzaamheid liepen de geheim agenten van de Stasi een groot risico om te worden ontdekt. Als de Stasi vooraf zou weten waar en wanneer er een aanslag zou worden gepleegd, dan konden ze hun spionnen op tijd waarschuwen, zodat ze zich op de achtergrond konden houden.

Destabilisatie

Eind jaren 70 probeerden veel Oost-Duitse burgers uit de communistische dictatuur te ontsnappen, op zoek naar een vrijer en beter leven. Die vluchtpogingen waren niet erg gunstig voor de beeldvorming van de DDR. Daarom kwam het de Oost-Duitse regeringspartij SED niet slecht uit, als er zo nu en dan een terroristische aanslag werd gepleegd in de Bondsrepubliek. Zo was het in ieder geval duidelijk dat het leven in West-Duitsland echt niet veel beter was. De DDR spinde garen bij de destabilisatie van zijn buurland en de strategie van de angst die de linkse terroristen daar uitoefenden.

Antiterrorisme-conventie

Dat Harry Dahl aanbood om met Inge Viett en haar kameraden samen te werken, betekende echter niet dat hij de terroristische aanslagen van de 2 Juni-Beweging en de RAF goedkeurde. Inge Viett had veel geluk dat ze die dag niet werd gearresteerd en uitgeleverd aan de Bondsrepubliek. De DDR had de antiterrorisme-conventie van Helsinki ondertekend en daardoor waren de Oost-Duitse autoriteiten officieel verplicht, om opgepakte terroristen uit te leveren aan West-Duitsland. Na het gesprek met Harry Dahl mocht Inge Viett haar reis naar het Westen weer vervolgen. De eerste rechtstreekse contacten tussen de Oost-Duitse geheime dienst en de West-Duitse linkse terreurscene waren gelegd.

 

Bevrijdingsactie Till Meyer

Op 27 mei 1978 probeerde het ‘Nabil Harb Commando’ (waarvan ook Inge Viett deel uitmaakte) om de terroristen Till Meyer en Andreas Vogel te bevrijden uit de Moabit-gevangenis in West-Berlijn. Meyer en Vogel, die werden beschuldigd van meerdere terroristische misdrijven – waaronder de Lorenz-ontvoering, de moord op de jurist Günter von Drenkmann en meerdere bankovervallen – zaten op dat moment nog midden in hun strafproces. De bevrijdingsactie ging gepaard met veel wapengeweld. Het commando wist Till Meyer te bevrijden, maar het lukte niet om ook Andreas Vogel te laten ontsnappen.

Aanhouding door de Oost-Duitse grenspolitie

Na de bevrijdingsactie probeerden Till Meyer, Inge Viett en de andere leden van het Nabil Harb Commando naar Oost-Berlijn te vluchten. Bij de grensovergang aan de Friedrichstrasse werden ze door de Oost-Duitse grenspolitie aangehouden, omdat ze valse identiteitsdocumenten hadden getoond. Bij de fouillering werden vuurwapens aangetroffen. Normaliter hadden de terroristen nu een groot probleem gehad, ware het niet dat Inge Viett nu kon verwijzen naar haar contacten met Harry Dahl van de Stasi. Even later kregen ze ongehinderde toegang tot de DDR. De 2 Juni-leden reisden vervolgens verder naar Bulgarije.

Bulgaarse staatsveiligheid

Op 21 juni 1978 werden Till Meyer, Gabriele Rollnik, Angelika Goder en Gudrun Stürmer opgespoord en gearresteerd, door een West-Duitse antiterreureenheid op de luchthaven van Burgas. De aanhouding was tot stand gekomen, dankzij een van de meest ongewone samenwerkingen tijdens de Koude Oorlog. De Bulgaarse geheime dienst liet politiemensen van de West-Duitse landelijke politiedienst toe, om de arrestatie van de terroristen voor te bereiden.

Economische crisis

Eind jaren 70 verkeerde Bulgarije in een economische crisis en het land had dringend leningen uit het Westen nodig. Die leningen waren alleen mogelijk met de garanties van de West-Duitse overheid. In die periode was de Bondsrepubliek Duitsland een van de grootste handelspartners van Bulgarije afgezien van de Sovjet-Unie. In deze situatie was het waarschijnlijk een teken van goede wil, dat de Bulgaarse overheid de West-Duitse politie de vrije hand gaf, bij de arrestatie van de gezochten terroristen.

Erich Mielke

De samenwerking tussen de West-Duitse landelijke recherchedienst en de Bulgaarse staatsveiligheid, viel echter niet in goede aarde bij de autoriteiten in de DDR. Stasi-chef Erich Mielke was woedend over de arrestatie van Till Meyer, omdat hij een informant was van de Oost-Duitse geheime dienst. Later ebde de spanning tussen de Bulgaarse en Oost-Duitse staatsveiligheid weer weg en werd de samenwerking tussen de twee Oostbloklanden voorgezet.

 

Arrestatie in Tsjecho-Slowakije

Inge Viett, Ingrid Siepmann en Regina Nicolai wisten uit handen van de politie te blijven en vluchtten via de Bulgaarse hoofdstad Sofia naar de Tsjecho-Slowaakse hoofdstad Praag. Daar werden ze op 27 juni 1978 door de Tjecho-slowaakse geheime dienst aangehouden. Voor de tweede keer in korte tijd maakte Inge Viett gebruik van haar contacten met Harry Dahl. Ze gaf haar echte naam op en verzocht om contact met de DDR-autoriteiten. Na enige tijd werden Viett, Siepmann en Nicolai uit de gevangenis vrijgelaten door drie medewerkers van de Stasi, en overgebracht naar de Duitse Democratische Republiek.

Bagdad en Parijs

In de DDR werden de drie terroristen van 28 juni tot 12 juli 1978 vastgehouden in een faciliteit van de Stasi. Vervolgens mochten ze via de Oost-Berlijnse luchthaven Schönefeld naar de Bagdad vliegen. Inge Viett verbleef 3 maanden in Irak. Daarna keerde ze terug naar Europa en dook ze onder in Parijs.

Twijfel

Eind jaren 70 was Inge Viett betrokken bij onderhandelingen over een eventuele fusie tussen de 2 Juni-Beweging en de RAF. In die periode begonnen veel terroristen van de 2 Juni-Beweging te twijfelen aan het nut van de gewapende revolutionaire strijd. In de acht jaar dat de terreurgroep bestond waren ze nog niet veel opgeschoten. Te veel kameraden waren in de strijd omgekomen en ook het leven in de illegaliteit was zwaar. Bovendien was ook de steun onder sympathisanten van linkse terroristen in de West-Duitse samenleving steeds verder afgenomen.

Moegestreden en gedesillusioneerd

Veel terroristen waren moegestreden en gedesillusioneerd. Daarom werd de 2 Juni-Beweging op 2 juni 1980 – precies acht jaar na de officiële oprichting – opgeheven. Echter was niet iedereen van plan om de revolutionaire strijd op te geven. Een aantal terroristen stapte over naar de Rote Armee Fraktion. Onder hen was ook Inge Viett. Nadat op 5 mei 1980 in Parijs de terroristen Ingrid Barabass, Sieglinde Hofmann, Regina Nicolai, Karin Kamp en Karola Magg werden opgepakt sloot ze zich aan bij de RAF.

 

Aansluiting bij de RAF

Bij de Rote Armee Fraktion ontdekte Inge Viett dat ook deze terreurorganisatie te maken had met moegestreden en gedesillusioneerde leden. Sommigen van hen wilden de RAF dan ook graag verlaten. Echter was het verlaten van de terreurgroep niet zomaar mogelijk. Want waar moesten ze heen? Eenmaal bovengronds zouden ze direct worden opgespoord en gearresteerd. Vervolgens zou hen een hele lange gevangenisstraf onder zeer belabberde omstandigheden te wachten staan. Bovendien waren de RAF-leden die de organisatie wilden verlaten een risico vanwege hun kennis over de Rote Armee Fraktion.

RAF-uitvallers

Om die reden werd er naar een oplossing gezocht om deze ‘RAF-uitvallers‘ in een ander land te laten onderduiken. Inge Viett schakelde haar contacten bij de Stasi in. Aanvankelijk werd het plan opgevat om de RAF-uitvallers over te brengen naar een Afrikaans land ergens onder de Sahara. Dat was echter makkelijker gezegd dan gedaan, want hoe kon je acht blanke internationaal gezochte terroristen onopvallend naar het Afrikaanse continent laten reizen? Dat was praktisch niet te doen. Ze zouden ongetwijfeld worden herkend en gearresteerd. Daarom werd er naar een alternatief gezocht.

Terroristen naar de DDR

In de lente van 1980 reisde Inge Viett naar het Oost-Duitse Könings Wusterhausen, een paar kilometer onder Berlijn. Daar had ze weer een ontmoeting met Harry Dahl. Ze vroeg hem of hij wilde bemiddelen bij het zoeken naar een land waar de RAF-uitvallers veilig konden onderduiken. Harry Dahl stelde voor om de terroristen naar de DDR te halen. Daar zouden de RAF-leden snel en relatief onopvallend kunnen integreren in de maatschappij en kon de Stasi hen een zekere mate van bescherming bieden. Ze hoefden geen andere taal te leren en het communistische systeem sloot prima aan op het marxistische gedachtegoed van de RAF-terroristen. De oplossing die Harry Dahl voorstelde was eigenlijk zo voor de hand liggend, dat Inge Viett daar zelf niet eens aan had gedacht.

Nieuwe identiteit

Korte tijd later werden de eerste voorbereidingen getroffen om 8 RAF-uitvallers naar de DDR te laten vertrekken. Het ging om Werner Lotze, Sigrid Sternebeck, Ralf Friedrich, Monika Helbing, Silke Maier-Witt, Susanne Albrecht, Christine Dümlein en Ekkehard von Seckendorff-Gudent. Nadat de RAF-uitvallers in de DDR waren aangekomen, werden ze geholpen aan een geheel nieuwe identiteit. En hoewel de DDR en de Bondsrepubliek allebei Duitse staten waren, betekende de emigratie toch een enorme cultuurschok. In de 30 jaar na de Tweede Wereldoorlog hadden beide landen zich compleet anders ontwikkeld en daarom moesten de RAF-uitvallers heel goed worden voorbereid op hun Oost-Duitse staatsburgerschap.

Objekt 74

De voormalige terroristen werden naar een boswachtershuisje op een militair terrein bij Briesen gebracht: ‘Objekt 74’. Daar kregen ze les over alle facetten van het Oost-Duitse communisme. Naast een nieuwe identiteit kregen ze ook een compleet nieuwe levensgeschiedenis. Er werd een volledige biografie voor hen verzonnen, inclusief andere geboorteplaats, geboortedatum, opleiding en levenswandel. Om niet door de mand te vallen moesten ze hun hele vervalste levensgeschiedenis tot in detail memoriseren, zodat ze nooit met een mond vol tanden zouden staan als iemand lastige vragen zou stellen.

Bijgespijkerd op het gebied van taal

Ook moesten de RAF-uitvallers worden bijgespijkerd op het gebied van taal, die zich sinds de tweedeling van Duitsland heel anders had ontwikkeld. Zo werden er in West-Duitsland bijvoorbeeld veel Engelse leenwoorden gebruikt en in Oost-Duitsland veel Russische leenwoorden. Om niet door de mand te vallen was het dus belangrijk om bepaalde termen – die vaak een politieke lading hadden – ook op de juiste manier te gebruiken.

Oost-Duitse staatsburgers

Na de intensieve inburgeringscursus verkregen de RAF-uitvallers op 8 oktober 1980 het Oost-Duitse staatsburgerschap. De Stasi hielp hen vervolgens met het vinden van een woning en gepast werk. De oud-terroristen gingen aan de slag in een fabriek, in de verpleging, een drukkerij of gingen werken als chauffeur of fotograaf. De RAF-uitvallers werden verspreid over de DDR en mochten absoluut geen contact met elkaar hebben. Eenmaal per jaar mochten ze elkaar zien tijdens een door de Stasi georganiseerde bijeenkomst in Objekt 74.

Ondersteuning door de Stasi

Nadat de RAF-uitvallers waren ondergebracht in de DDR, reisde Inge Viett door naar Zuid-Jemen, waar ze 6 weken verbleef. Daarna ging ze weer terug naar Europa. Begin jaren ’80 woonde Viett een tijdje in een RAF-schuilplaats in het Belgische Namen. Men gaat er algemeen van uit dat de Stasi de nog actieve RAF-terroristen destijds de mogelijkheid bood, om gebruik te maken van het militaire trainingskamp in Briesen. Zo konden ze ongestoord nieuwe aanslagen voorbereiden, schietoefeningen houden en oefenen met het opblazen van voertuigen. Vermoedelijk is hier ook de mislukte aanslag op de NAVO-generaal Frederick Kroesen deels voorbereid. In hoeverre de Stasi daadwerkelijk betrokken was bij de ondersteuning van RAF-aanslagen, is nooit helemaal duidelijk geworden.

 

Inge Viett schiet politieman Francis Violleau neer

Op 4 augustus 1981 reed Inge Viett met haar brommer door Parijs. Omdat ze geen helm droeg en door rood licht reed, wilden twee politieagenten haar controleren. Ze gaf echter gas bij en probeerde te ontsnappen. Na een lange achtervolging door de Franse hoofdstad liet ze haar brommer achter en vluchtte ze te voet verder. Toen ze op een binnenplaats de politieagent Francis Violleau tegen het lijf liep, hield ze een vuurwapen op hem gericht. Toen Violleau naar zijn dienstwapen greep, schoot Inge Viett hem van dichtbij neer. Vervolgens wist ze te ontsnappen.

Blijvend verlamd

De politieman werd geraakt in een halswervel, waardoor hij blijvend verlamd raakte. De vader van drie kinderen had dagelijks veel pijn en moest volledig worden verzorgd. De 54-jarige Violleau overleed in 2000 alsnog aan de gevolgen van de zware verwondingen die hem waren toegebracht. Na de schietpartij verbleef Inge Viett nog een tijdje in het huis in Namen en in Zuid-Jemen.

 

Een nieuw leven in de DDR

De RAF-terroristen waren steeds verder geïsoleerd geraakt en de aanslagen die ze nog uitvoerden, hadden nauwelijks nog enig effect op de beweging. Ook Inge Viett raakte in een geloofscrisis. Ze realiseerde zich dat de gewapende strijd in al die jaren niet had opgeleverd, wat ze altijd had nagestreefd. De sympathie voor de RAF vanuit de West-Duits samenleving kwam nu praktisch alleen nog maar van gemarginaliseerde groepen. Daarom besloot ook Viett in 1982 om de RAF te verlaten en naar de DDR te vertrekken.

Eva-Maria Sommer

Net zoals de andere RAF-uitvallers werd ze in Objekt 74 voorbereid op haar Oost-Duitse staatsburgerschap. Vervolgens integreerde ze onder haar valse naam Eva-Maria Sommer in de maatschappij. Uit veiligheidsoverwegingen mocht ze geen contact hebben met de oud-RAF-kameraden, die twee jaar eerder al naar de DDR waren vertrokken. Inge Viett kreeg een woning in Dresden, volgde een opleiding tot repo-fotografe en behaalde haar vakbekwaamheidsdiploma. Tegen de nieuwe mensen die ze in de DDR ontmoette zei ze dat ze vanuit het Westen was geëmigreerd, omdat ze een rasechte socialist was en daarom in de Bondsrepubliek niet meer kon aarden.

 

Onofficiële medewerker van de Stasi

Tijdens haar jaren in de DDR werd Inge Viett ook geregistreerd als onofficiële medewerker (IM) van de Stasi. Onder haar codenaam ‘Maria Berger’ ging ze aan de slag voor een onderafdeling van de afdeling Internationale Terrorismebestrijding, van het Ministerie voor Staatsveiligheid. Als informant verstrekte ze allerlei geheime informatie aan de Stasi, zonder dat ze daar officieel in dienst was. De DDR had (naast de 91.000 officiële medewerkers) ongeveer 190.000 onofficiële informanten, die verspreid waren over het hele land. De Stasi hield de RAF-uitvallers in Oost-Duitsland (evenals alle andere DDR-burgers) nauwlettend in de gaten. De voormalige terroristen werden afgeluisterd en hun post werd onderschept.

Jaarlijkse bijeenkomst in Briesen

Na enkele jaren concludeerde de Stasi dat de RAF-uitvallers zich prima aan de Oost-Duitse samenleving hadden aangepast. Ze konden zich goed redden en de Stasi oordeelde dat ze geen gevaar meer vormden. Elk jaar op 7 oktober (de oprichtingsdag van de DDR) was er een bijeenkomst van de eerste acht RAF-uitvallers. Ze kwamen dan bij elkaar in het boswachtershuisje (Objekt 74) in Briesen, onder toezicht van de Stasi. Inge Viett was daar nooit bij, waardoor de andere oud-terroristen niet wisten dat ook zij inmiddels in de DDR woonde.

Signalen

In het midden van de jaren ’80 hadden de autoriteiten in West-Duitsland al het vermoeden dat de gevluchte RAF-terroristen zich weleens in de DDR zouden kunnen bevinden. Er werden verschillende politieonderzoeken gestart, waarbij gebruik werd gemaakt van de bestaande informele kanalen tussen overheidsfunctionarissen in West- en Oost-Duitsland. Uiteraard was het de DDR er alles aan gelegen om die verdenkingen te weerleggen. Halverwege de jaren ’80 werd de relatie tussen Oost en West langzaam maar zeker iets beter. Wanneer destijds bekend zou zijn geworden dat de DDR de RAF-terroristen een veilig onderkomen had geboden, dan zou dat verregaande consequenties hebben gehad voor die relatie. Toch kwamen er van tijd tot tijd signalen die erop wezen dat de RAF-uitvallers zich in de DDR ophielden.

Herkend

Toen een collega uit de DDR een reis maakte naar de Bondsrepubliek, meende ze Inge Viett te herkennen op een opsporingsposter van de politie. Toen deze vrouw eenmaal terug was in de DDR vertelde ze aan een andere collega over de ware identiteit van Viett. Hierdoor ontstond er een zeer penibele situatie voor de voormalige terroriste, maar ook voor de Oost-Duitse autoriteiten. De DDR zocht in die periode naar internationale erkenning en had ook economische steun uit het Westen nodig. De Sovjet-Unie – die tot dan toe altijd een trouwe bondgenoot was – werd op handelsgebied steeds meer een concurrent van de DDR. Daardoor raakte Oost-Duitsland steeds verder geïsoleerd.

Nieuwe handelspartners

Om die reden was het communistische SED-regime genoodzaakt om nieuwe handelspartners te zoeken. Als aan licht zou komen dat de DDR de gewelddadige terroristen verborgen hield, dan kon het land fluiten naar economische steun en zou de grond onder de hernieuwde relatie tussen de twee Duitse staten keihard worden weggeslagen. De RAF was voor de Bondsrepubliek immers al jarenlang staatsvijand nummer één. Daarom moest Inge Viett zo snel mogelijk worden voorzien van een nieuwe identiteit en worden verhuisd naar een andere stad.

 

Een tweede nieuwe identiteit

Inge Viett vertrok vanuit Dresden naar het Oost-Berlijnse stadsdeel Marzahn, waar ze een nieuwe identiteit kreeg. Ze ging nu door het leven als Eva Schnell. Ook haar levensgeschiedenis werd weer veranderd. Dit keer moest ze zich naar buiten toe voordoen als een DDR-burger die na de dood van haar man ergens anders een nieuw leven wilde beginnen. Viett moest alle vrienden en kennissen die ze in Dresden had gemaakt achter zich laten, en mocht tegen niemand zeggen waar ze naartoe ging of waarom ze vertrok.

Maagdenburg

In 1987 verhuisde ze naar Maagdenburg (Saksen-Anhalt). Daar was ze beroepshalve verantwoordelijk voor de organisatie van de kindervakantiekampen van een machinebouwbedrijf. Jarenlang konden Inge Viett en de andere RAF-uitvallers uit het vizier van de West-Duitse autoriteiten blijven, maar in 1989 veranderde de situatie. De DDR begon te wankelen en de ineenstorting van het communistische regime was nabij.

Omwenteling

In 1989 werd steeds duidelijker dat de DDR zijn langste tijd had gehad en dat het communistische regime aan een zijden draadje hing. De Russische leider Gorbatsjov was in eigen land al sinds 1986 intensief bezig met allerlei economische en politieke hervormingen. Daardoor kwamen ook de regeringen in andere Oostbloklanden onder druk te staan. Door de overschakeling in de Sovjet-Unie van een communistisch systeem naar een normale markteconomie (perestrojka), was ook de DDR genoodzaakt om een andere koers te gaan varen. Op 4 juni 1989 werden in Polen vrije verkiezingen gehouden, waarna er een niet-communistische premier aan de macht kwam. Ook in Hongarije en andere Oost-Europese landen vond een omwenteling plaats.

Val van de Berlijnse Muur

Op 9 november 1989 viel de Berlijnse Muur en waren er geen beperkingen meer voor Oost-Duitsers om de grens met West-Duitsland over te steken. Hierdoor was de regering van de DDR genoodzaakt om vrije verkiezingen uit te schrijven. Op 18 maart 1990 werd in de DDR de eerste en enige verkiezing georganiseerd die voldeed aan de democratische beginselen. Inge Viett was destijds verkiezingsmedewerker in haar eigen woonwijk.

De SED verandert haar naam in PDS

De regeringspartij SED (waarvan tal van leden hun lidmaatschap inmiddels al hadden opgezegd) deed ook mee aan de verkiezingen, onder de nieuwe naam Partei des Demokratischen Sozialismus (PDS). De partij behaalde echter maar 16,4% van de stemmen. De Christlich-Demokratische Union Deutschlands (CDU) met 40,8% en de Sozialdemokratische Partei met 21,9% werden de grootste.

 

Arrestatie en uitlevering

Ondanks de omwenteling bleef Inge Viett toch in de DDR. Echter was de Stasi niet meer in staat om de RAF-uitvallers nog te beschermen. Ze stonden er nu toch echt alleen voor. Het duurde dan ook niet lang voordat de West-Duitse autoriteiten de voortvluchtige terroristen hadden opgespoord. Tussen 6 en 18 juni 1990 werden alle RAF-uitvallers gearresteerd. Inge Viett werd op 12 juni 1990 gearresteerd. Ze werd opgepakt bij haar huis in Maagdenburg. Een van de buren had haar geïdentificeerd als voortvluchtige RAF-terrorist en vervolgens de politie op de hoogte gebracht. Na haar arrestatie werd Viett 4 weken vastgezet in een Oost-Duitse gevangenis. Daarna werd ze uitgeleverd aan de Bondsrepubliek.

 

Veroordeling en vrijlating

In 1992 werd Inge Viett door de hogere regionale rechtbank in Koblenz veroordeeld tot 13 jaar gevangenisstraf, voor het neerschieten van de Franse politieman Francis Violleau in 1981 in Parijs. In 1997 werd ze vervroegd vrijgelaten wegens goed gedrag. Ze keerde niet meer terug naar de gewapende revolutionaire strijd, maar heeft nooit openlijk afstand gedaan van het geweld van de Rote Armee Fraktion. Wel nam ze deels afstand van de RAF-ideologie. Volgens Viett was de gewapende strijd alleen politiek gerechtvaardigd als het door een levensvatbaar deel van de bevolking noodzakelijk werd geacht.

Nie war ich furchtlosser

In haar autobiografie ‘Nie war ich furchtlosser’ (die in 1997 verscheen) schreef Viett dat ze met een positief gevoel terugkijkt op haar DDR-tijd. In een lofzang aan de Democratische Duitse Republiek schreef ze in juni 1990:

‘Een land dat de waarden waarvoor ik leefde op zijn vlaggen, zijn grondwet en zijn wetten heeft geschreven: antifascisme, solidariteit, vriendschap tussen volkeren en collectiviteit. Voor deze sociale doelen heb ik al die jaren met veel kracht in de DDR geleefd en gewerkt. Dit zijn de belangrijkste jaren in mijn leven.’

Een solidaire wereld met respect

De autobiografie ‘Nie war ich furchtlosser’ is geen kritische analyse over de revolutionaire strijd van de terreurorganisatie, maar geeft wel een helder beeld van hoe het was om in de jaren 70 als terrorist in de illegaliteit te leven. Als kind had Inge Viett altijd gezocht naar een wereld zonder vernedering. Een solidaire wereld met respect. Naar eigen zeggen was die zoektocht een belangrijke drijfveer geweest voor haar latere keuze voor de politieke strijd.

Klassenstrijd van onderaf

In 2007 publiceerde Inge Viett een artikel in het marxistisch georiënteerde blad Junge Welt, waarin ze het terrorisme van de Rote Armee Fraktion verdedigde. De politieke/militaire strijd was destijds in haar ogen het gepaste verzet tegen de kapitalistische West-Duitse samenleving. De gewapende revolutionaire strijd van de RAF was volgens haar een klassenstrijd die van onderaf werd gevoerd. Een strijd die regelrecht inging tegen de elite in de Bondsrepubliek en hun machtssysteem.

 

Arrestatie bij de Brandenburger Tor

Na haar vrijlating nam Inge Viett deel aan verschillende linkse demonstraties en evenementen. In de zomer van 2008 werd Inge Viett gearresteerd tijdens een demonstratie tijdens de beëdiging en gelofte van soldaten van de Duitse krijgsmacht bij de Brandenburger Tor. De demonstranten hadden geprobeerd om het evenement te verstoren via een luidsprekersysteem met loeiende sirenes. Nadat functionarissen de betogers tevergeefs hadden gevraagd om daarmee te stoppen, werd een kabel van het luidsprekersysteem doorgesneden.

Verzet tegen arrestatie

Tijdens de arrestatie zou Inge Viett zich hevig hebben verzet en hebben geprobeerd om een gearresteerde mede-demonstrant te bevrijden uit handen van de politie. De rechtbank in Berlijn sprak haar in 2009 uiteindelijk vrij van die bevrijdingspoging, maar ze kreeg wel een geldboete van 225 euro opgelegd omdat ze zich tijdens haar arrestatie had verzet.

Rosa-Luxemburg-conferentie

Op 8 januari 2011 nam Inge Viett deel aan een paneldiscussie tijdens de Rosa-Luxemburg-conferentie in Berlijn. Deze conferentie (vernoemd naar de revolutionaire socialiste en orthodox-marxiste Rosa Luxemburg) is een jaarlijks terugkerend evenement dat wordt georganiseerd door het eerder genoemde blad Junge Welt. Tijdens deze conferentie worden lezingen en discussies gehouden over de activiteiten van linkse bewegingen wereldwijd en de politieke ontwikkelingen in Duitsland.

Legitieme middelen tegen oorlogsgeweld

Inge Viett sprak tijdens deze bijeenkomst over de noodzaak, om een revolutionaire communistische organisatie op te richten met geheime structuren. Volgens haar moest er een strijd worden gevoerd, waarbij de burgerlijke rechtsorde geen maatstaf kon zijn. Viett zei dat het geoorloofd was om militaire apparatuur van de Duitse krijgsmacht te verbranden, in het kader van een anti-oorlogsoperatie. Ook de sabotage van bewapeningsoperaties, wilde stakingen en bezettingsacties, waren volgens haar legitieme middelen om oorlogsgeweld en fascisme te bestrijden. Een aantal Duitse politici (waaronder de christendemocraat Wolfgang Bosbach) zagen dit als een oproep tot een gewapende strijd tegen de staat. In november 2011 werd Inge Viett voor haar uitspraken door de rechtbank in Berlijn veroordeeld tot een geldboete van 1200 euro.

Veiligheidsconferentie van München

Verschillende keren zorgde Inge Viett tijdens controversiële discussiebijeenkomsten voor opschudding. Zo ook tijdens de Veiligheidsconferentie van München in het voorjaar van 2013. Tijdens een grote tegendemonstratie van de zogenaamde ‘Anti-Siko Alliantie’, zou ze een toespraak houden op uitnodiging van het Antikapitalistische Blok. Deze groep ziet het kapitalisme als de oorzaak van oorlogen, armoede en vernietiging van het milieu, en pleit voor de ontbinding van de NAVO en de afschaffing van de Duitse krijgsmacht. De Duitse inlichtingen- en veiligheidsdienst beschouwt deze organisatie als extreemlinks, omdat ze oproept tot een fundamentele systeemverandering en het overwinnen van de bestaande kapitalistische eigendomsstructuren.

Provocatie

In de Anti-Siko Alliantie waren ongeveer 100 linkse organisaties en groeperingen vertegenwoordigd, waaronder Pax Christi, de Deutsche Kommunistische Partei (DKP), Die Linke en Moeders tegen Kernenergie. Claus Schreer (de voorman van de Anti-Siko Alliantie) was fel gekant tegen het optreden van Inge Viett. Volgens hem was het uitnodigen van een voormalige RAF-terrorist (die nooit afstand had gedaan van de gewapende strijd en nooit berouw had getoond), een provocatie die de anti-oorlogsbeweging ernstig zou schaden. Daarom had het Antikapitalistische Blok de organisatoren van de Anti-Siko Alliantie beloofd, dat Inge Viett niet zou komen spreken.

Toespraak

De schok was dan ook groot toen een woordvoerder van het Antikapitalistische Blok voor de microfoon verscheen en de toespraak van Inge Viett voorlas. Ze was dan weliswaar niet zelf persoonlijk aanwezig, maar haar boodschap werd wel voorgelezen aan de deelnemers. Later bleek dat het Antikapitalistische Blok nog een tweede verrassing voor de aanwezigen in petto had. Tijdens de demonstratiemars waaraan bijna 2.000 betogers met vlaggen en spandoeken deelnamen, bleek dat Inge Viett toch op de demonstratie aanwezig was. Ze zat op de pasagiersstoel van een wagen met daarop een aantal luidsprkers en las zelf haar eigen toespraak voor. De ergernis van veel deelnemers was groot, omdat de media nu waarschijnlijk niet zouden berichten over de inhoudelijke kritiek op de Veiligheidsconferentie, maar over de provocatie van het Antikapitalistische Blok en Inge Viett.

Hoog aandeel vrouwen

Een opvallend gegeven bij de Rote Armee Fraktion en de 2 Juni-Beweging was het grote aantal vrouwelijke terroristen, dat bij de terreurorganisaties actief was. Bij de RAF lag het aandeel vrouwen soms zelfs rond de 60%. Deze vrouwen fungeerden niet alleen als helpers, informanten of verkenners, maar ze waren ook bereid om de zwaarste aanslagen te plegen en deden wat dat betreft niet onder voor de mannelijke terroristen. Een aantal van deze vrouwen zoals bijvoorbeeld Gudrun Ensslin, Ulrike Meinhof en later ook Brigitte Mohnhaupt namen binnen de terreurgroepen een leidende rol op zich. Toch was het hoge aantal vrouwen bij terreurorganisaties in de jaren ’70 en ’80 geen specifiek West-Duits fenomeen. Ook in Italië, Ierland, de Verenigde Staten, Japan en Palestina kozen behoorlijk wat vrouwen voor de gewapende strijd.

Overlijden

Na haar vrijlating woonde Inge Viett in een vrouwengemeenschap in het voormalige Oost-Duitsland. Ze had de gewapende strijd afgezworen. Niet omdat ze van mening was dat de revolutionaire strijd verkeerd was, maar omdat ze besefte dat de westerse samenleving nog niet klaar was voor de revolutie. Inge Viett overleed op 9 mei 2022 op 78-jarige leeftijd in Falkensee (Brandenburg).

 

Lees ook:

Een volledig overzicht van RAF-terroristen

 

Terug naar boven ↑