Ulrich Schmücker (1951 – 1974)
Ulrich Schmücker was een terrorist van de terreurorganisatie 2 Juni-Beweging. Daarnaast was hij een informant voor de West-Duitse geheime dienst. In de nacht van 5 juni 1974 werd hij doodgeschoten in een bosgebied bij West-Berlijn. Vermoedelijk werd hij vermoord door leden van de 2 Juni-Beweging, als vergelding voor zijn dubbelrol als informant. De precieze toedracht van de moord is nooit helemaal opgehelderd. Ondanks dat het zogenaamde ‘Schmücker-proces’ een van de duurste en langstlopende strafprocessen uit de Duitse geschiedenis werd, is nooit duidelijk geworden welke individuele daders verantwoordelijk waren voor het misdrijf.
Aansluiting bij de 2 Juni-Beweging
Ontmoeting met Michael Grünhagen
Jeugd
Ulrich Schmücker werd op 4 augustus 1951 geboren in Hagen (Noordrijn-Westfalen). Hij groeide op in Bad Neuenahr-Ahrweiler. Zijn vader was werkzaam als leraar. Tijdens zijn jeugd wilde hij graag dominee worden en was hij betrokken bij de evangelische geloofsgemeente in zijn woonplaats. Op 16-jarige leeftijd speelde Schmücker in een band en zijn omgeving beschouwde hem dan ook als een muzikaal talent. In het kader van een uitwisselingsproject voor studenten ging hij een jaar naar de Verenigde Staten. Daar verbleef hij in een conservatieve plaats in het Midden-Westen van het land. In de VS werd hij geconfronteerd met het enthousiasme van de Amerikanen voor de oorlog in Vietnam. Ook aanschouwde hij de systematische discriminatie van Afro-Amerikanen en andere gemarginaliseerde groepen.
Rassensegratie
De rassensegregatie was enkele jaren daarvoor weliswaar afgeschaft, maar de rassenhaat was nog overal merkbaar. In brieven aan zijn familie in de Bondsrepubliek Duitsland schreef hij dat hij geschokt was door de fascistoïde houding van het Amerikaanse volk, ten opzichte van minderheden. Toen Ulrich Schmücker weer terugkeerde naar de Bondsrepubliek was hij veranderd. De negatieve ervaringen die hij in het ‘beloofde land’ had opgedaan en de sociale en maatschappelijke misstanden die hij daar had gezien, hebben waarschijnlijk sterk bijgedragen aan zijn radicaliseringsproces en de keuze om zich aan te sluiten bij de 2 Juni-Beweging.
Studie
In 1971 behaalde Ulrich Schmücker zijn diploma aan het gymnasium en in de zomer van datzelfde jaar schreef hij zich in bij de Vrije Universiteit van Berlijn, om geschiedenis en etnologie te gaan studeren. In het West-Berlijnse stadsdeel Kreuzberg kwam hij in contact met de linkse krakersscene. Hij nam deel aan de bezetting van een fabrieksruimte die werd omgeturnd tot een jeugdcentrum. In dezelfde periode kwam hij in aanraking met de ‘Schwarze Hilfe’, een organisatie die ondersteuning bood aan extreemlinkse, anarchistische gevangenen. Deze hulporganisatie was mede-opgericht door Verena Becker, een jonge vrouw die actief was binnen de links-radicale scene. Becker werd begin 1972 door Michael (Bommi) Baumann gerekruteerd voor de 2 Juni-Beweging. In deze periode leerde Ulrich Schmücker ook de terroriste Inge Viett kennen.
Mislukte bomaanslag Britse Jachtclub
In de nacht van 2 februari 1972 plaatste Verena Becker samen met Inge Viett, Harald Sommerfeld en Willi Räther, een bom bij de Britse Jachtclub in het West-Berlijnse stadsdeel Gatow. De bom had om 2.15 uur moeten ontploffen, maar om onduidelijke redenen ging het explosief niet af. De bom werd de volgende morgen gevonden door de 66-jarige botenbouwer Erwin Beelitz. Hij pakte het apparaat op en liep ermee naar zijn werkplaats. Daar klemde hij de bom tussen twee bankschroeven en probeerde hij het apparaat met een hamer en een beitel te openen. Het explosief ontplofte alsnog en Beelitz raakte zeer zwaargewond. De vingers van zijn rechterhand werden eraf geblazen en hij werd in zijn maag en dij getroffen door bomscherven. Pas later die morgen werd de botenbouwer gevonden door een aantal studenten die de jachtclub bezochten. Beelitz, die veel bloed verloren had, overleed korte tijd later aan zijn verwondingen.
Aansluiting bij de 2 Juni-Beweging
In het voorjaar van 1972 sloot ook Ulrich Schmücker zich actief aan bij de 2 Juni-Beweging. Op 11 april 1972 was hij betrokken bij de voorbereidingen van twee bomaanslagen in West-Berlijn. De terroristen plaatsten een bom onder de auto van de perschef van de Amerikaanse strijdkrachten en een bom bij het ‘Harnack House’ (de Amerikaanse officiersclub). De aanslagen waren bedoeld als protest tegen de oorlog in Vietnam en een vergeldingsactie, omdat de Amerikanen de bombardementen in het Aziatische land weer hadden hervat. Echter gingen de bommen (die ’s nachts hadden moeten ontploffen) niet af.
Ontdekt door voorbijgangers
Het explosief onder het voertuig van de Amerikaanse perschef werd tijdig ontdekt door voorbijgangers en kon vervolgens door een speciale politie-eenheid onschadelijk worden gemaakt. Ook de bom in het Harnack House ging om onduidelijke redenen niet af. Om te voorkomen dat het explosief overdags alsnog zou ontploffen en er opnieuw onschuldige burgers zouden omkomen, waarschuwde het 2 Juni-lid Harald Sommerfeld de politie. Vervolgens kon ook deze bom door de speciale eenheid onschadelijk worden gemaakt.
Arrestatie in Bad Neuenahr
Op 7 mei 1972 (een maand na de mislukte bomaanslagen) werd Ulrich Schmücker samen met Inge Viett, Harald Sommerfeld en Wolfgang Knupe tijdens een routinecontrole op een parkeerplaats van een warenhuis in Bad Neuenahr gearresteerd. In de kofferbak van hun auto trof de politie meerdere explosieven aan. Het viertal zou van plan zijn geweest om een bomaanslag te plegen op de Turkse ambassade in Bonn. De geplande aanval was bedoeld als protest tegen de executie van een aantal Turkse studenten. Verena Becker werd op 21 juli 1972 opgepakt.
Ontmoeting-met-Michael-Grünhagen
In de gevangenis werd Ulrich Schmücker talloze keren bezocht door Michael Grünhagen, een medewerker van de binnenlandse veiligheidsdienst. Grünhagen – die de codenaam ‘Peter Rühl’ gebruikte – had Schmücker geconfronteerd met vermeende verklaringen van een medeplichtig 2 Juni-lid. Die confrontatie zou ertoe hebben geleid dat Schmücker een aantal weken later een bekentenis aflegde. Hierdoor kreeg de geheime dienst een aardig beeld van het reilen en zeilen binnen de 2 Juni-Beweging. Vervolgens haalde Grünhagen hem over om als informant voor de geheime dienst binnen de linkse terreurscene te spioneren.
Veroordeling
Ulrich Schmücker werd door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. Hij zat zijn gevangenisstraf echter niet uit. Wegens gezondheidsredenen werd hij al na 9 maanden vrijgelaten. Michael Grünhagen zou bij de vrijlating van Ulrich Schmücker een belangrijke rol hebben gespeeld. Vermoed wordt dat hij Schmücker wilde gebruiken als lokaas, om de terroristen Inge Viett en Ralf Reinders in de val te lokken. Viett was eerder – op 20 juni 1973 – uit de gevangenis ontsnapt en sindsdien was er een klopjacht op haar gaande.
Ontmoeting met Ilse Schwipper
Nadat Ulrich Schmücker was vrijgelaten keerde hij als informant terug naar de linkse terreurscene, om te spioneren voor de West-Duitse geheime dienst. Eind 1973 maakte hij kennis met de anarchistische feministe Ilse Schwipper, die behoorde tot de zogenaamde ‘Wolfsburg-Groep’. Schwipper was kort daarvoor vrijgelaten uit de vrouwengevangenis van Vechta, na ruim 2 jaar te hebben vastgezeten. Door haar verschillende huwelijken is ze ook bekend als Ilse Jandt of Ilse Bongartz. Binnen het links-radicale milieu stond ze echter vooral bekend als ‘Rote Ilse’.
Feministe
Deze feministe was al sinds de vroege jaren 60 actief op sociaal en maatschappelijk vlak. Zo zette ze zich onder meer in voor de rechten en leefomstandigheden van Italiaanse gastarbeiders in de Volkswagenfabriek in Wolfsburg. Daarnaast was ze als moeder van vier kinderen actief binnen het buurtwerk. Na het overlijden van haar oudste dochter in 1968 werd Ilse Schwipper politiek actief. Ze sloot zich aan bij de Werkgroep Jonge Socialisten (Jusos) en werd in 1969 lid van de Sociaaldemocratische Partij van Duitsland (SPD).
Anarchist
Ondanks haar lidmaatschap van de SPD voelde ze zich geen sociaaldemocraat, maar eerder een anarchist die streefde naar een samenleving, waarin niemand ondergeschikt was aan anderen. Ilse Schwipper werd samen met achttien anderen uit de SPD gezet, omdat ze handtekeningen hadden verzameld voor de Duitse Communistische Partij (DKP) in Wolfsburg. In dezelfde periode liep ook haar huwelijk met echtgenoot Helmut Bongartz op de klippen.
Kommune 3
In 1970 richtte Ilse Schwipper in haar voormalige echtelijke woning in Wolfsburg de politiek gemotiveerde woongroep ‘Kommune 3’ op. Deze commune was geïnspireerd op de West-Berlijnse woongroepen Kommune 1 en Kommune 2, die experimenteerden met alternatieve samenlevingsvormen. De communes waren vooral bedoeld als tegenmodel van het conservatieve kleine middenklassegezin. Ilse Schwipper woonde in Kommune 3 samen met haar drie kinderen en een aantal anarchistische jongeren. Omdat Schwipper op dat moment een stuk ouder was dan haar medebewoners, werd ze gezien als de ‘leider’ van de groep.
Verschillende misdrijven
De commune-leden zouden betrokken zijn geweest bij allerlei misdrijven, zoals brandstichting, diefstal, inbraken, drugshandel en sabotageacties. Op 10 juni 1971 voerde de politie een grootschalige politieactie uit bij Kommune 3, waarbij Ilse Schwipper en een aantal andere groepsleden werden gearresteerd. Tot aan hun proces in 1972 zaten ze in voorlopige hechtenis. Verschillende commune-leden bekenden hun misdrijven, maar Ilse Schwipper bleef zwijgen.
Vuurwapens
Een maand na de arrestaties van de leden van Kommune 3 leidde een commune-lid de politie naar een bosgebied even ten zuiden van Wolfsburg. Daar had hij twee vuurwapens met een klein kaliber en munitie begraven, die afkomstig waren van een inbraak. In februari 1972 begon het strafproces tegen Ilse Schwipper en acht anarchistische jongeren. Ze werden ervan beschuldigd betrokken te zijn geweest bij twee pogingen tot brandstichting, een bomaanslag, tal van inbraken en een sabotageactie waarbij werd geprobeerd om een goederentrein (met daarop splinternieuwe Volkswagenauto’s) te laten ontsporen.
Nazistisch bolwerk
Tijdens het proces las Ilse Schwipper een verklaring voor. Daarin beschuldigde ze de gemeente Wolfsburg ervan een ‘nazistisch bolwerk’ te zijn, dat zich schuldig maakte aan kapitalistische uitbuiting van mensen. In haar slotwoorden riep ze de rechtbank op tot vrijspraak van de Kommune 3-leden. De rechtbank van Hildesheim veroordeelde Schwipper echter tot een gevangenisstraf van 3 jaar. Haar medeverdachten werden berecht volgens het jeugdstrafrecht en kregen voorwaardelijke straffen opgelegd.
Wolfsburg-Groep
Na haar vrijlating eind 1973 keerde Ilse Schwipper weer terug naar Wolfsburg, waar ze zich richtte op het buurtwerk en andere maatschappelijke projecten. Samen met een aantal radicale anarchistische jongeren startte ze een gemeenschapsproject in een oude boerderij in het stadsdeel Hesslingen. Deze zogenoemde ‘Wolfsburg-Groep’ sympathiseerde met de 2 Juni-Beweging, zonder actief deel te nemen aan hun terreuracties. In die hoedanigheid leerde Ilse Schwipper het 2 Juni-lid Ulrich Schmücker kennen.
Wolfgang Jandt
In deze periode ontmoette Rote Ilse (toen nog Ilse Bongartz) ook de links-radicale Wolfgang Jandt, die deel uitmaakte van de anarchistische krakersscene in Hamburg. Wolfgang Jandt was betrokken geweest bij verschillende brandstichtingen in warenhuizen en werd daar ook voor veroordeeld. In 1973 trouwde Ilse met Wolfgang en nam ze zijn achternaam aan. Het huwelijk was echter geen succes, want het koppel ging enkele weken later alweer uit elkaar. In 1974 kreeg Ilse Schwipper in West-Berlijn een relatie met de jonge links-radicaal Jürgen Bodeux, die haar tijdens haar gevangenschap meerdere brieven had geschreven. Bodeux sloot zich bij de Wolfsburg-Groep aan.
Codenaam Ketting
Onder zijn codenaam ‘Ketting’ deed Ulrich Schmücker verslag aan Michael Grünhagen, over het reilen en zeilen binnen de links-radicale kringen. Na een tijdje werd Schmücker door een huisgenoot ontmaskerd als verrader. Op dat moment waren er binnen het anarchistische milieu al geruchten dat Schmücker belastende verklaringen had afgelegd tegen oud-kameraden van de 2 Juni-Beweging. Ook Ilse Schwipper wist dat Schmücker met de West-Duitse autoriteiten had gepraat. Informant Schmücker probeerde om zijn bekentenissen te rechtvaardigen, maar binnen de linkse terreurscene keerden steeds meer radicalen zich van hem af.
Met de dood bedreigd
Nadat Schmücker met de dood was bedreigd wilde hij zijn belastende verklaringen weer intrekken, maar Grünhagen zou hem onder druk hebben gezet om dat niet te doen. Korte tijd later (in het voorjaar van 1974) vroeg Schmücker aan Grünhagen om een vuurwapen, omdat hij voor zijn leven vreesde. Dat wapen werd hem geweigerd. Daarna zou hij Götz Tilgener (een verbindingsman die ook in contact stond met Grünhagen) om een vuurwapen hebben gevraagd. Volgens Tilgener zou Schmücker van plan zijn geweest om Grünhagen neer te schieten, zodat hij weer veilig kon terugkeren naar de links-radicale scene.
Taverne Tarantel
In april 1974 was er een ontmoeting tussen Ulrich Schmücker, Ilse Schwipper en Götz Tilgener in taverne ‘Tarantel’, in het West-Berlijnse stadsdeel Kreuzberg. Tijdens deze ontmoeting werd Schmücker uitgehoord over zijn gesprekken met de inlichtingen- en veiligheidsdienst. In de taverne waren ook nog twee andere informanten aanwezig. Een van hen was de informant Volker Weingraber (codenaam ‘Vienna’). Tijdens de ontmoeting overhandigde Götz Tilgener aan Schmücker een vragenlijst. Daarin gaf Schmücker commentaar op de verklaringen die hij tijdens zijn detentieperiode aan de geheime dienst had afgelegd.
Volker Weingraber
Volker Weingraber was een wapenspecialist die actief was in het West-Berlijnse criminele milieu. Hij was onder meer actief als pooier binnen de prostitutiebranche. Ook Weingraber werd (met behulp van de politie) gerekruteerd voor de geheime dienst en in die hoedanigheid de linkse terreurscene binnengesmokkeld. Tijdens de undercoveractie hadden de leden van de Wolfsburg-Groep regelmatig ontmoetingen in het appartement van Weingraber.
Eigen lot bezegeld
Tijdens de ontmoeting in de Tarantel werd Schmücker beloofd dat hij zou worden voorgesteld aan leden van de Ierse terreurorganisatie IRA, met het oog op rehabilitatie. Echter was er in werkelijkheid een hele andere reden voor de ontmoeting in de taverne. De ontmoeting had als doel om de ‘verrader’ Schmücker verder te onderzoeken en te kunnen ontmaskeren. Door het beantwoorden van de vragen bezegelde Schmücker waarschijnlijk zijn eigen lot.
Liquidatieplannen
Op 4 juni 1974 werd Michael Grünhagen benaderd door Volker Weingraber, die hem vertelde dat Ulrich Schmücker in levensgevaar verkeerde. Binnen het links-radicale milieu zouden er plannen zijn gesmeed om Schmücker te liquideren. Even daarvoor had Weingraber zijn Volkswagen-busje uitgeleend aan een aantal anarchisten, die mogelijk van plan waren om Schmücker om het leven te brengen. Daarom zou hij Grünhagen hebben verzocht om de potentiële moordenaars en het voertuig in de gaten te houden. Grünhagen ging echter niet op dat verzoek in.
Leegstaand hotel
Later die dag vroeg Ulrich Schmücker of Grünhagen hem wilde ontmoeten. ’s Avonds rond 22.15 uur werd Schmücker door getuigen gezien in een leegstaand hotel vlakbij het meer ‘Krumme Lanke’ in het West-Berlijnse stadsdeel Stelitz-Zehlendorf. Schmücker zou op dat moment in het gezelschap zijn geweest van twee onbekend gebleven mannen.
Moord
Een paar uur later – zo rond 0.15 uur – werd Ulrich Schmücker in het Grunewaldbos aangetroffen door een Amerikaanse soldaat, die op dat moment deelnam aan een militaire oefening. Schmücker was zeer zwaar gewond en stervende. Hij was met een vuurwapen door zijn hoofd geschoten, waardoor de rechterhelft van zijn schedel was weggeslagen. De soldaat alarmeerde zijn strijdmakkers die de hulpdiensten belden. Toen de ambulance rond 0.30 arriveerde werd al vrij snel duidelijk dat de 22-jarige Ulrich Schmücker niet meer te redden was en even later stierf hij aan zijn verwondingen.
Geen bruikbare sporen
De politie ontdekte vervolgens dat het slachtoffer een voormalig lid van de 2 Juni-Beweging was. Direct na de moord werd gestart met het forensisch onderzoek. Ondanks de enorme zoeklichten die het donkere bos oplichtten werden er geen bruikbare sporen gevonden. Ook de kogelhuls werd niet aangetroffen. De dag erna werd de plaats delict nog intensiever onderzocht, maar ook toen werd er niets gevonden. Het is nooit duidelijk geworden of de ontmoeting tussen Schmücker en Grünhagen de avond voor de moord nog had plaatsgevonden.
Damage control
Michael Grünhagen zou zeer geschokt zijn geweest nadat hij had vernomen dat Ulrich Schmücker was vermoord. Hij realiseerde zich echter dat hij direct actie moest ondernemen, om te voorkomen dat de recherche tijdens het politieonderzoek bepaalde verbanden tussen Schmücker en de West-Duitse geheime dienst kon leggen. Grünhagen zou in allerijl meerdere telefoontjes hebben gepleegd en ontmoetingen hebben gehad met verschillende informanten, met ‘damage control’ als voornaamste doel. Er moesten zo snel mogelijk misleidende sporen worden aangelegd om de speurders op het verkeerde been te zetten. Tevens moesten de bestaande sporen die eventueel een verband konden aantonen tussen Schmücker en de geheime dienst worden verdoezeld.
Arrestatie Ilse Schwipper
Op 6 juni 1974 (een dag na de moord op Ulrich Schmücker) ontving het West-Duitse dagblad ‘Frankfurter Rundschau’ een bekentenisbrief van het ‘Zwarte Juni Commando’, die de moord opeiste. De ondertekenaars van de brief verklaarden dat ze de ‘verrader’ Schmücker standrechtelijk hadden geëxecuteerd, omdat hij belastende verklaringen had afgelegd tegen leden van de 2 Juni-Beweging. De bekentenisbrief zou zijn getypt door Götz Tilgener.
Lidmaatschap van een criminele organisatie
Door de contacten van Schmücker met de Wolfsburg-Groep kwam Ilse Schwipper al snel in het vizier bij de politieonderzoekers en werd ze opgeroepen als getuige. Ze weigerde echter haar medewerking en daarom werd ze drie weken in hechtenis genomen. In augustus 1974 werd de 37-jarige Schwipper in Darmstadt opnieuw gearresteerd, op verdenking van lidmaatschap van een criminele organisatie.
Andere verdachten
Naast Ilse Schwipper werden nog vijf andere links-radicalen door de politie opgepakt, op verdenking van betrokkenheid bij de moord op Ulrich Schmücker. Deze verdachten waren tussen de 18 en 21 jaar oud. Het ging om de anarchisten Jürgen Bodeux, Wolfgang Strücken, Wolfgang Weßlau, Annette von Wedel en Sönke Löffler. Er werd ook een arrestatiebevel uitgevaardigd tegen Volker Weingraber, maar dit was puur om zijn dubbelrol te beschermen. In werkelijkheid kon het arrestatiebevel tegen Weingraber natuurlijk niet worden uitgevoerd. Zowel Ilse Schwipper als de andere verdachten werden veroordeeld wegens gezamenlijke moord op Schmücker.
Veroordeling
Undercoveragent Götz Tilgener (die zou optreden als hoofdgetuige in de moordzaak) stierf in juli 1975 (nog voordat het strafproces begon) aan een acute stofwisselingsziekte, als gevolg van een drank- en drugsverslaving. Ilse Schwipper, die op dat moment een stuk ouder was dan haar medeverdachten, kreeg in 1976 een levenslange gevangenisstraf opgelegd. Strücken, Weßlau, Von Wedel, Löffler en Bodeux werden veroordeeld tot jeugdstraffen variërend van 4 tot 8 jaar.
Kroongetuige Jürgen Bodeux
Na het vonnis gingen alle veroordeelden in hoger beroep, op Jürgen Bodeux na. De 21 -jarige Bodeux accepteerde zijn straf en zou later optreden als kroongetuige. Hij getuigde dat hij het vuurwapen waarmee Ulrich Schmücker om het leven was gebracht, samen met Ilse Schwipper had aangeschaft. Ook zouden Bodeux en Schwipper samen de plek hebben uitgekozen, waar Schmücker zou worden vermoord. In West-Berlijn zou het tweetal kennis hebben gemaakt met de terroristen Inge Viett en Ralf Reinders.
Wandeling
Op 3 juni 1974 (een dag voor de moord) waren Bodeux en Schwipper met de metro naar Grunewald gereisd, om te wandelen langs de oevers van de Krumme Lanke. Tijdens hun wandeling werd het duo geobserveerd door medewerkers van de geheime dienst. Bodeux en Schwipper zouden daar samen hebben gewandeld en hebben gedaan alsof ze geliefden waren.
Niet ingegrepen
Tijdens hun wandeling maakten ze twee vreemde onderbrekingen. Zo hielden ze twee keer een pauze op precies dezelfde plek. Tijdens de tweede pauze nam Jürgen Bodeux een aantal passen naar een iets hoger gelegen bospadje. Dat was exact op dezelfde plek waar het lichaam van Ulrich Schmücker later zou worden gevonden. Zonder het zich te realiseren hadden medewerkers van de geheime dienst de plaats delict van tevoren geïnspecteerd. Ook de avond van de moord zouden er agenten van de geheime dienst in de buurt zijn geweest. Echter zouden ze ondanks het totaal onverwachte schot hebben besloten om niet in te grijpen en de schutter(s) – om tactische redenen – bewust hebben laten ontsnappen.
Informant
Jürgen Bodeux heeft altijd ontkend dat hij zelf op Ulrich Schmücker geschoten had. Het is nooit opgehelderd welke rol Bodeux dan wel precies bij de moord gespeeld heeft. Vermoed wordt dat ook hij in 1974 een informant van de West-Duitse geheime dienst was. Van de 5 jaar jeugddetentie die Bodeux opgelegd kreeg, zat hij er bijna 3 jaar uit. Daarna werd hij vrijgelaten.
Onconventionele methoden
Het vonnis tegen de verdachten die in hoger beroep waren gegaan, werd in 1977 door het gerechtshof vernietigd. Daarop besloot justitie tot een nieuwe rechtszaak. Echter was de uitspraak in het tweede strafproces bijna gelijkwaardig aan het eerste vonnis. De rechtbank was van mening dat de rechten van de vijf verdachten op ontoelaatbare wijze waren ingeperkt. Bovendien bleek dat de West-Duitse inlichtingen- en veiligheidsdienst verschillende dossiers voor de rechters en advocaten had achtergehouden, waardoor er nooit sprake kon zijn van een eerlijk proces. Tijdens het tweede strafproces kwam de rol van Michael Grünhagen aan het licht en werd duidelijk dat hij er zeer onconventionele methoden op nahield, om informanten onder druk te zetten.
Verklaringen Rainer Hochstein
Dit bleek onder meer uit de verklaringen van de links-radicale anarchist Rainer Hochstein. Ook hij zou net als Ulrich Schmücker onder grote druk zijn gezet om bekentenissen af te leggen. Hochstein had als kroongetuige verklaringen afgelegd tijdens het strafproces na de moord op de president van het West-Duitse hooggerechtshof Günter von Drenkmann op 10 november 1974. Hij was veroordeeld voor talrijke geweldsmisdrijven en zou een belangrijke rol hebben gespeeld bij de moordaanslag op Von Drenkmann. Aanvankelijk was het bedoeling geweest om Von Drenkmann te ontvoeren, zodat ze hem konden inzetten als middel om de West-Duitse overheid onder druk te zetten, om gedetineerde kameraden uit de gevangenis te bevrijden.
Wraakactie
Tevens was de ontvoering een wraakactie om de dood van het RAF-lid Holger Meins te vergelden. Meins was een dag voor de moord op Von Drenkmann in de gevangenis van Wittlich overleden aan de gevolgen van een hongerstaking. De ontvoering mislukte echter en had een fatale afloop. De nooit geïdentificeerde terroristen waren het huis van Von Drenkmann binnengedrongen, waarna er een handgemeen ontstond. Vervolgens schoten de aanvallers Von Drenkmann dood.
Telefoontje van Inge Viett
Rainer Hochstein zou hebben deelgenomen aan de planning en voorbereiding van de ontvoering. Volgens Hochstein zou hij kort na het overlijden van Holger Meins zijn gebeld door de terroriste Inge Viett, met het voorstel om de hooggeplaatste jurist te ontvoeren. Diezelfde nacht zouden Rainer Hochstein, Inge Viett, Andreas Vogel en Ralf Reinders naar de woning van Von Drenkmann zijn gereden om de omgeving alvast te inspecteren. De volgende dag ontmoette het viertal elkaar op de Viktoria-Luise-Platz in het West-Berlijnse stadsdeel Schöneberg. Daar zou het plan voor de ontvoering – die 6 uur later plaatsvond – verder zijn uitgewerkt. Het is nooit opgehelderd welke individuele daders daadwerkelijk verantwoordelijk waren voor de moord op Günter von Drenkmann.
Michael Wegner
Nadat de onconventionele werkwijze van Michael Grünhagen in 1980 aan het licht was gekomen, verbleef hij een tijdje in Oostenrijk en Beieren. Later ging hij weer terug naar West-Berlijn en werd hij overgeplaatst van de afdeling Terrorismebestrijding naar de afdeling Vreemdelingenextremisme. Hij veranderde zijn naam en ging voortaan door het leven als ‘Michael Wegner’. Vervolgens werd hij gehuisvest in een landhuis in West-Berlijn dat speciaal voor hem was gerestaureerd, voor een bedrag van bijna een half miljoen Duitse mark aan belastinggeld.
Derde proces
Tegen de vijf verdachten van de moord op Ulrich Schmücker volgde nog een derde proces, dat van 1981 tot 1986 duurde. Tijdens dit proces werd steeds duidelijker dat de West-Duitse geheime dienst een dubieuze rol had gespeeld bij de liquidatie van Schmücker. De precieze toedracht van de moord en de exacte rol van Ilse Schwipper, Wolfgang Strücken, Wolfgang Weßlau, Annette von Wedel en Sönke Löffler zijn echter nooit duidelijk geworden.
Moordwapen
Op 3 juli 1986 deed de rechtbank uitspraak in de zaak en opnieuw werd het vonnis vernietigd. Voor een deel kwam dat doordat er grote twijfel was ontstaan over de geloofwaardigheid van kroongetuige Jürgen Bodeux, waarvan toen al werd vermoed dat hij een informant was van de geheime dienst. Zo zouden Bodeux en de andere verdachten vóór de moord op Ulrich Schmücker regelmatig contact hebben gehad met de informant Volker Weingraber. Het zou Wolfgang Weßlau zijn geweest die op de dag van de moord, het Volkswagen-busje van Weingraber had geleend.
Kluis
Kort na de moord op Ulrich Schmücker zou Volker Weingraber achter het station bij de dierentuin, een ontmoeting hebben gehad met een man die hem een vuurwapen overhandigde. Deze man (vermoedelijk ging het om Wolfgang Weßlau) zou hem hebben gezegd dat hij Schmücker had doodgeschoten. Nog dezelfde avond zou Weingraber het vuurwapen naar Michael Grünhagen hebben gebracht, zonder hem te vertellen dat het waarschijnlijk om het moordwapen ging, waarmee Schmücker was geliquideerd. Grünhagen borg het wapen vervolgens op in een kluis in het kantoor van de inlichtingen- en veiligheidsdienst. Daar bleef het 15 jaar onaangeraakt liggen tot het in 1989 werd ontdekt.
Wijnboer
In 1979 werd openbaar dat Volker Weingraber als informant voor de geheime dienst spioneerde binnen de linkse terreurscene. Door zijn activiteiten voor de geheime dienst liep ook hij groot gevaar om te worden geliquideerd. Om die reden kreeg hij een bedrag van 500.000 Duitse mark om met een nieuwe identiteit ergens anders een nieuw leven te beginnen. Weingraber kocht vervolgens een wijnmakerij in het Italiaanse Toscane en leefde een aantal jaren in de anonimiteit. In 1986 werd zijn verblijfplaats echter bekend. De West-Duitse inlichtingen- en veiligheidsdienst vreesde voor wraakacties van linkse terroristen en daarom ontving Weingraber in 1987 nog eens een bedrag van 450.000 DM, voor het aannemen van een nieuwe identiteit en de huisvesting in een andere woonplaats.
Geen terugbetaling
Volker Weingraber bleef echter in Toscane en investeerde het geld in zijn wijnmakerij. Dit tot onvrede van de Duitse belastingdienst die de wijnboer al sinds 1994 voor de burgerlijke rechtbank in Florence daagt, voor de terugbetaling van het 1987 overgemaakte bedrag. Tijdens zijn proces verklaarde Weingraber dat het onmogelijk was geweest om ergens anders onder te duiken, omdat alleen hijzelf nieuwe identiteitspapieren had gekregen en zijn vrouw en zoon niet. In 2002 verloor de belastingdienst van Berlijn de juridische procedure en de herziening, waardoor Weingraber het geld niet hoefde terug te betalen.
Geen doorbraak
Na de ontdekking van het vuurwapen in 1989 werd al vrij snel duidelijk dat het om het pistool ging waarmee Ulrich Schmücker destijds om het leven was gebracht. Op het wapen zouden vingerafdrukken zijn aangetroffen van zowel Michael Grünhagen als Volker Weingraber. Naar aanleiding van de wapenvondst werd er een nieuwe onderzoekscommissie ingesteld, maar ook dit keer kon er geen doorbraak in de zaak worden geforceerd.
Vierde proces
In het voorjaar van 1990 volgde nog een vierde proces tegen Ilse Schwipper, Wolfgang Strücken, Wolfgang Weßlau, Annette von Wedel en Sönke Löffler. Dit proces werd op 28 januari 1991 echter stopgezet, omdat werd besloten dat de moord op Schmücker niet meer kon worden opgelost. Ingeborg Tepperwien (de toenmalige voorzitter van de strafkamer) was van mening dat de geheime dienst voor een groot deel medeverantwoordelijk was voor de moord. Ze achtte het aannemelijk dat undercoveragenten van de geheime dienst directe getuigen waren geweest van het misdrijf, maar dat ze bewust niet hadden ingegrepen. Grünhagen werd verweten dat hij niets had gedaan om de moord op Ulrich Schmücker te voorkomen. Alle vijf de beschuldigden ontvingen een schadevergoeding voor de periode dat ze in hechtenis hadden gezeten.
Gevangenisregime Ilse Schwipper
Ilse Schwipper was al in 1982 vrijgelaten, vanwege haar broze gezondheid. De laatste beroepsprocedures wachtte ze buiten de gevangenis af. Tijdens haar detentie zou ze zesenhalf jaar hebben doorgebracht in eenzame opsluiting en zijn onderworpen aan psychologische martelingen. Volgens Schwipper werd ze ’s nachts om de haverklap wakker gemaakt, zodat gevangenbewaarders controles in haar cel konden uitvoeren. Daardoor leed ze aan ernstig slaapgebrek en raakte ze volledig uitgeput. Ook werd ze nauwelijks gelucht op de binnenplaats. De post die ze ontving werd gecensureerd en er werd voor haar beslist welke kranten en boeken ze mocht lezen.
Rechtvaardiging van de stadsguerrilla
Door het strenge gevangenisregime en de psychologische kwellingen was Schwipper steeds verder gedesoriënteerd geraakt. Ze kreeg last van zware hoofdpijnen, oorsuizen, geheugenverlies en depressies. Door het gebrek aan bewegingsvrijheid kreeg ze ook problemen met de bloedsomloop. Na haar vrijlating in 1982 bleef Ilse Schwipper de stadsguerrilla van linkse terreurgroepen rechtvaardigen. Naar eigen zeggen was het onmogelijk om een structurele maatschappelijke verandering in de Bondsrepubliek teweeg te brengen, zonder een gewapende strijd. In haar latere jaren streed Ilse Schwipper als anarchistische feministe voor betere gevangenisomstandigheden van politieke gevangenen in Turkije. Ze overleed in 2007 op 69-jarige leeftijd.
Manipulatie geheime dienst
Ondanks de vier strafprocessen hebben de rechtbanken nooit kunnen ophelderen door wie Ulrich Schmücker werd vermoord. Mede doordat de geheime dienst bewijs had achtergehouden, bleek het onmogelijk om de zaak op te lossen. Echter is ook nooit duidelijk geworden in welke mate de inlichtingen- en veiligheidsdienst de moordzaak hebben gemanipuleerd. Ook de precieze rol van de verdachten blijft tot op de dag van vandaag een groot vraagteken.
De lokvogel
De Duitse journalist Stefan Aust schreef in zijn boek ‘De lokvogel’ (gepubliceerd in 2002), over de relatie tussen de geheime dienst en Ulrich Schmücker. Volgens de journalist werden de zes verdachten door manipulatie van de geheime dienst en het OM zo beperkt in hun rechten, dat een eerlijk strafproces in feite nooit mogelijk is geweest.
Verena Becker
Door het Schmücker-proces kwamen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten in de Bondsrepubliek Duitsland sterk onder druk te liggen. Want in welke mate hadden ze destijds de West-Duitse wetgeving overtreden, om inzicht te krijgen in de organisatie van de 2 Juni-Beweging en andere terreurgroepen zoals de Rote Armee Fraktion (RAF)? Later rees ook de vraag sinds wanneer de terroriste Verena Becker contacten had met de geheime dienst. Becker (die halverwege de jaren 70 was overstapt van de 2 Juni-Beweging naar de RAF) werd onder meer verdacht van betrokkenheid bij de moordaanslag, op de West-Duitse procureur-generaal Siegfried Buback in 1977.
Gesprekken
Begin jaren 80 zou Verena Becker tijdens haar gevangenschap twee jaar lang meerdere gesprekken hebben gevoerd, met medewerkers van de geheime dienst. In 1989 werd Verena Becker vervroegd vrijgelaten. Die vervroegde vrijlating zou volgens sommigen te maken hebben gehad met die gesprekken. Becker zou daar destijds echter spijt van hebben gekregen en de gesprekken met de geheime dienst hebben beëindigd.
Verrader
Aan haar RAF-kameraden zou ze vervolgens berouw hebben getoond. Het uit de school klappen van Becker werd door de RAF niet geaccepteerd. Vanaf dat moment werd ze door haar oud-kameraden gezien als een verrader die niets meer te zoeken had binnen de terreurorganisatie. En daarmee kwam Verena Becker nog goed weg, want verraad werd doorgaans afgestraft met vergeldingsacties. Het had voor haar in principe net zo slecht kunnen aflopen als met Ulrich Schmücker.
Raadsel
Michael Grünhagen zou volgens de West-Duitse autoriteiten op 19 januari 1988 in West-Berlijn zijn overleden aan de gevolgen van huidkanker en op 26 januari zijn begraven. De vermeende begrafenis is echter in geen enkel kerkhofboek terug te vinden. Tevens zou Grünhagen ook niet zijn opgenomen in het overlijdensregister van West-Berlijn. Dit zou kunnen betekenen dat hij destijds wederom een nieuwe identiteit aangenomen had en ergens anders weer een nieuw leven begonnen was. Daar is echter geen enkel bewijs voor. Het Schmücker-proces was een van de langste en duurste strafprocessen in de Duitse geschiedenis. Of de moordenaar(s) van Ulrich Schmücker voortkwamen uit de gelederen van de linkse terreurscene of de West-Duitse geheime dienst, zal waarschijnlijk altijd een raadsel blijven.