Bomaanslagen, ontvoeringen, moorden en bankovervallen
De West-Duitse anarchistische terreurorganisatie 2 Juni-Beweging werd opgericht aan het begin van de jaren 70 en was vernoemd naar de sterfdag van een student – Benno Ohnesorg – die in 1967 tijdens een demonstratie in Berlijn door een politieagent werd doodgeschoten. De terreurgroep was verantwoordelijk voor verschillende bomaanslagen op onder meer Amerikaanse militaire faciliteiten in de Bondsrepubliek. Ook pleegden terroristen van de groepering verschillende moorden, ontvoeringen en bankovervallen. Op 2 juni 1980 – precies acht jaar na de officiële oprichting – hief de 2 Juni-Beweging zichzelf op.
Terreurdaden van de 2 Juni-Beweging
Wie waren de belangrijkste leden van de 2 Juni-Beweging?
De 2 Juni-Beweging pleegde de volgende terreurdaden:
2 februari 1972 – Bomaanslagen Britse jachtclub en Britse auto’s
3 maart 1972 – Bomaanslag op het bureau van de Landelijke Recherche in Berlijn
11 april 1972 – Mislukte aanslag op de Amerikaanse officiersclub in Dahlem
5 mei 1972 – Aanslag rechtenfaculteit in West-Berlijn
27 juli 1973 – Bankoverval in West-Berlijn
5 juni 1974 – Moord op Ulrich Schmücker
10 november 1974 – Moordaanslag op Günter von Drenkmann
27 februari 1975 – Lorenz-ontvoering
30 en 31 juli 1975 – Bankovervallen met ‘Choco-zoenen’
9 November 1977 – Ontvoering Walter Michael Palmers
20 december 1977 – Schietpartij in Fahy
27 mei 1978 – Bevrijding van Till Meyer
Wieland-kommune
Op 4 december 1971 werd de anarchistische linkse militant Georg von Rauch in West-Berlijn neergeschoten door de politie. Rauch was tijdens zijn studie aan de Vrije Universiteit van Berlijn lid van de Socialistische Duitse Studentenbond (SDS). In die periode raakte hij betrokken bij allerlei linkse initiatieven op het gebied van onderwijsbeleid en nam hij deel aan de protesten tegen de Vietnamoorlog. Von Rauch kwam in contact met extreemlinkse studenten en raakte steeds verder geradicaliseerd. Hij woonde samen met andere anarchistische links-radicalen in een politiek gemotiveerde woongemeenschap in het Berlijnse stadsdeel Charlottenburg.
Broeinest voor latere linkse terroristen
Deze zogenaamde ‘Wieland-kommune’ was een broeinest voor latere linkse terroristen. Ook zijn goede vriend Michael ‘Bommi’ Baumann behoorde tot deze commune. De anarchistische leden van de Wieland-kommune pleitten voor een fundamentele sociale verandering en waren tegen de gevestigde orde in de Bondsrepubliek. Ze gebruikten veel drugs en experimenteerden met seks en nieuwe samenlevingsvormen. Ze genereerden inkomsten door het illegaal drukken en verkopen van socialistische publicaties.
Hasj-rebellen
De Wieland-kommune was geïnspireerd op de politiek gemotiveerde woongemeenschap ‘Kommune 1’. Deze woongemeenschap – opgericht door de links-radicale activist Dieter Kunzelmann – voerden talloze provocatieve ludieke en satirische acties uit, om aandacht te vragen voor hun politieke en maatschappelijke ideeën. De ongeveer 20 bewoners van de anarchistische Wieland-kommune stonden ook wel bekend als de zogenaamde ‘hasj-rebellen’. De hasj-rebellen deden mee aan demonstraties en gooiden met rookbommen en stenen naar de politie. In 1969 werden de bewoners van de Wieland-kommune radicaler. Ze waren van mening dat het uitvoeren van ludieke acties en het gooien van rookbommen en stenen niet meer genoeg waren, om een fundamentele verandering op gang te brengen.
Revolutionaire strijdbare politieke praktijk
Daarom werd het commune-experiment omgezet in een revolutionaire strijdbare politieke praktijk. Veel anarchistische links-radicalen werden geïnspireerd door de stadguerrillagroep ‘Tupamaros’, die in Zuid-Amerika vocht tegen de Uruguayaanse regering. Deze terreurorganisatie hield zich voornamelijk bezig met gewapende propaganda, ontvoeringen en moorden. De hasj-rebellen werden ook geïnspireerd door de Argentijnse revolutionair en Cubaanse guerrillaleider Che Guevara.
Nixon
Op 27 februari 1969 voerden de anarchistische hasj-rebellen een protestactie uit die verder ging dan de acties die tot dan toe waren uitgevoerd. De Amerikaanse president Nixon bracht op dat moment een bezoek aan West-Berlijn en de links-radicalen wilden een brandbomaanslag plegen op de presidentiële colonne. Daarbij was het niet de bedoeling om Nixon te verwonden of te doden, maar ze wilden hem enkel schrik aanjagen en een publiekelijk statement maken. De brandbom werd door de hasj-rebellen op een steiger geplaatst in het West-Berlijnse stadsdeel Kreuzberg.
Defecte ontstekingskabel
De actie mislukte echter doordat de ontstekingskabel van het explosief defect was. De hasj-rebellen Georg von Rauch en Michael Baumann haalden het explosief later weer bij de steiger op, haalden het uit elkaar en legden de onderdelen ervan in de koelkast van de Wieland-kommune. Een week na de mislukte aanslag op Nixon, viel de politie de Wieland-kommune binnen om huiszoeking te doen. Waarschijnlijk hadden ze een tip van iemand ontvangen. De politieagenten keken echter niet in de koelkast, waardoor de bomonderdelen onopgemerkt bleven.
Centrale Raad van de Zwervende Hasj-Rebellen
In de zomer van 1969 richtten de anarchistische leden van de Wieland-kommune een stadsguerrillagroep op: De Centrale Raad van de Zwervende Hasj-Rebellen. De naam was ironisch bedoeld om de indruk te wekken dat de Centrale Raad een groot aantal links-radicale groepen vertegenwoordigde.
Guerrillatrainingen in Jordanië
Verschillende links-radicalen – waaronder Georg von Rauch, Michael Baumann en Dieter Kunzelmann – reisden naar Jordanië, om daar guerrillatrainingen te volgen in kampen van de Palestijnse verzetsbeweging al-Fatah. In de kampen leerden ze omgaan met automatische wapens en leerden ze hoe ze zelf bommen konden maken. In deze periode maakten Von Rauch en Baumann plannen om in West-Berlijn een nieuwe anarchistische terreurorganisatie op te zetten. Deze organisatie moest een revolutionaire gewapende strijd in gang zetten, tegen het Amerikaanse imperialisme in de wereld en het zionisme.
Tupamaros West-Berlijn
Nadat de hasj-rebellen in november 1969 waren teruggekeerd naar West-Duitsland, richtten ze de stedelijke guerrillagroep Tupamaros West-Berlijn (TW) op. TW beraamde op 9 november 1969 een aanslag op een Joods gemeenschapscentrum in de stad. De aanslag mislukte echter doordat de bom niet afging, vanwege een verouderd ontstekingsmechanisme. Het explosief had af moeten gaan tijdens een herdenkingsdienst waarbij meer dan 200 mensen aanwezig zouden zijn geweest.
Albert Fichter
Albert Fichter, de TW-terrorist die de bom geplaatst had, zou jaren later (in 2005) verklaren dat hij het explosief doelbewust had gesaboteerd, om de aanslag te voorkomen. Het zou alleen maar de bedoeling zijn geweest om de Joodse gemeenschap schrik aan te jagen en een zionistische bijeenkomst te bedreigen. In tegenstelling tot Fichter zouden de andere anarchistische TW-leden wel degelijk de intentie hebben gehad om een bloedbad te veroorzaken en wisten ze niets af van de sabotage.
Sabotage
Fichter zou de bom vooraf onschadelijk hebben gemaakt, waardoor hij zeker wist dat hij niet kon ontploffen. Naar eigen zeggen wilde hij ook niemand geweld aandoen. Dit in tegenstelling tot de andere leden van TW, die wel degelijk slachtoffers wilde maken. Zijn handlangers hadden een explosie verwacht. Na de mislukte aanslag kreeg Albert Fichter ruzie met Dieter Kunzelmann. Hij beschuldigde Kunzelmann ervan een Jodenhater te zijn, die hem had ingezet voor een antisemitische campagne. Kort daarop verliet Fichter TW en vluchtte hij naar het buitenland om aan een arrestatie door de politie te ontkomen.
Ontbinding TW
In maart 1970 was er een ontmoeting tussen een aantal leden van TW en de latere RAF-oprichters Andreas Baader, Gudrun Ensslin en Horst Mahler. Tijdens deze ontmoeting werd al gauw duidelijk dat de visies van Kunzelmann en Baader niet met elkaar overeenkwamen. Tupamaros West-Berlijn was op dat moment een losjes genetwerkt terreurgroepje, zonder een echte structuur. Dat was in schril contrast met de strikt paramilitaire, goed gestructureerde terreurorganisatie die Baader wilde opzetten. Op 19 juli 1970 werd Kunzelmann op de luchthaven van Berlin-Tempelhof gearresteerd. Hij werd veroordeeld voor een aanslag met een molotovcocktail op de toenmalige hoofdredacteur van het Duitse roddelblad B.Z. Na de aanhouding van Kunzelmann werd TW ontbonden. De terreurgroep had amper acht maanden bestaan.
Horst Rieck
In februari 1970 vielen Georg von Rauch, Michael Baumann, Thomas Weisbecker, Hans-Peter Knol en Anne-Katrin Bruhns, de journalist Horst Rieck aan in zijn appartement in West-Berlijn. Rieck had in het Duitse weekblad ‘Quick’ een artikel gepubliceerd waarin hij de brandstichtingen en bomaanslagen van de links-radicalen stevig veroordeelde. Op 2 februari 1970 werden de extreemlinkse aanvallers gearresteerd. Ze werden beschuldigd van dwang, mishandeling en poging tot diefstal. In juli 1971 moesten ze zich verantwoorden voor de rechtbank in West-Berlijn. Tijdens de behandeling van de strafzaak ontstond er een persoonsverwisseling.
Verwarring in de rechtszaal
Georg von Rauch en Thomas Weisbecker leken op elkaar en dat zorgde voor enige verwarring in de rechtszaal. De rechter verleende Michael Baumann en Thomas Weisbecker vrijstelling van hechtenis, maar Georg von Rauch moest worden vastgezet. Door de persoonsverwisseling kon Georg von Rauch na het proces gewoon samen met Michael Baumann de rechtszaal uitlopen en werd Weisbecker naar zijn cel gebracht. Daar werd ontdekt dat ze de verkeerde gevangene hadden opgesloten. Vervolgens werd Weisbecker vrijgelaten. Kort daarna werd er opnieuw een arrestatiebevel tegen Weisbecker uitgevaardigd, omdat hij Von Rauch had helpen ontsnappen.
Dood Georg von Rauch
Na vijf maanden op de vlucht te zijn geweest voor de politie, werd Georg von Rauch op avond van 4 december 1971 aangehouden in het Berlijnse stadsdeel Schöneberg. Hij weigerde zich over te geven, trok zijn vuurwapen en schoot op de politie. De politie schoot terug en Von Rauch werd dodelijke getroffen door een kogel in zijn hoofd. Eerder had Von Rauch samen met de Michael Baumann, Hans-Peter Knoll en Heinz Brockmann geprobeerd om een gestolen auto te verplaatsen. Deze auto – een Ford Transit – stond op dat moment al onder toezicht van de politie en de West-Duitse geheime dienst.
Bijeenkomsten in West-Berlijn
Na de dood van Von Rauch waren er verschillende bijeenkomsten in West-Berlijn, van verschillende extreemlinkse militante groeperingen. Ze bespraken de mogelijkheden voor het oprichten van een nieuwe anarchistische terreurorganisatie. Dat leidde uiteindelijk tot de vorming van de 2 Juni-Beweging.
Oprichting 2 Juni-Beweging
In januari 1971 werd de 2 Juni-Beweging opgericht door Michael Baumann. De terreurgroep werd vernoemd naar de sterfdag van de student Benno Ohnesorg. Deze student nam in 1967 deel aan een demonstratie tegen het bezoek van de sjah van Perzië. Deze demonstratie werd destijds door de politie op een gewelddadige manier uiteengeslagen en talloze studenten raakten daarbij gewond. Benno Ohnesorg – die vreedzaam demonstreerde en geen geweld gebruikte – werd door de politie doodgeschoten. Zijn dood was deels aanleiding voor de radicalisering van veel West-Duitse jongeren.
Vernoemd naar sterfdag van Benno Ohnesorg
Het was dan ook een logische keuze geweest om de nieuw gevormde anarchistische terreurgroep te vernoemen naar de sterfdag van Ohnesorg. Naast Michael Baumann waren ook de hasj-rebellen Norbert Kröcher, Gabriele Tiedemann, Thomas Weisbecker, Ronald Fritzsch, Bernhard Braun, Ingrid Siepmann en Ralf Reinders betrokken. Later sloten ook Fritz Teufel, Inge Viett, Verena Becker, Till Meyer, Gabriele Rollnik, Juliane Plambeck en Werner Sauber zich aan bij de terreurorganisatie.
Terreuraanslagen van de 2 Juni-Beweging
2 februari 1972 – Bomaanslagen Britse jachtclub en Britse auto’s
Amper een maand na de oprichting van de terreurorganisatie plande de 2 Juni-Beweging bomaanslagen op de Britse jachtclub en een aantal voertuigen van de geallieerde strijdkrachten in West-Berlijn. De aanslagen waren een vergeldingsactie voor de gebeurtenissen op ‘Bloody Sunday’ in Noord-Ierland, drie dagen daarvoor. In de Noord-Ierse stad Derry hadden Britse soldaten 14 ongewapende jongens en mannen doodgeschoten tijdens een vreedzame demonstratie. Tijdens dit protest werd aandacht gevraagd voor de rechten van katholieke Ieren, die in Noord-Ierland gevangen zaten.
Michael Baumann ontsteekt in woede
Toen de 2 Juni-oprichter Michael Baumann in een televisiereportage zag wat er in Derry gebeurd was, ontstak hij in woede. Hij en de andere anarchisten van de 2 Juni-Beweging voelden zich verbonden met de katholieke Noord-Ieren, omdat ze door het Britse leger werden onderdrukt. Hun eigen stad Berlijn werd immers ook al sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog bezet door buitenlandse militairen.
Geschikt doelwit
Daarom besloot Baumann om samen met de nog onervaren 2 Juni-leden Harald Sommerfeld, Willli Räther, Verena Becker en Inge Viett een bom te laten ontploffen bij de Britse Jachtclub in het West-Berlijnse stadsdeel Gatow. De jachtclub leek een geschikt doelwit, omdat deze voornamelijk werd gebruikt door Britse officieren. Omdat het buiten het seizoen was, zou er in de jachtclub niemand aanwezig zijn. Daarom konden ze veel materiële schade aanrichten en was er weinig risico op slachtoffers.
Bommenexpert Heinz Brockmann
Michael Baumann kocht het benodigde explosieve materiaal en bracht deze naar de bommenexpert Heinz Brockmann, die er een aantal bommen van maakte. Daarbij maakte hij gebruik van brandblussers, klokonderdelen, waterleidingen, buskruit en vuurwerk. Verena Becker en de andere terroristen werkten ondertussen aan de tekst voor de bekentenisbrief, die bij de jachtclub zou worden achtergelaten. In de brief eiste de anarchistische 2 Juni-Beweging de verantwoordelijkheid voor de aanslag op en lieten ze weten dat de aanslag moest worden opgevat, als een vergeldingsactie voor het bloedbad in Derry.
Tijdbom
Sommerfeld, Räther, Becker en Viett reden met zijn vieren in een auto naar de Britse jachtclub. Daar aangekomen stapte iedereen – op Inge Viett na – uit de wagen. Ze klommen over het hek en liepen het terrein op. Viett hield vanuit de auto de omgeving in de gaten. Terwijl Verena Becker het terrein inspecteerde en de wacht hield, droegen Harald Sommerfeld en Willi Räther het explosief naar de zijkant van het gebouw. Ze legden de bom op een stoel en verbonden de ontstekingskabels. Vervolgens stelde Räther de tijd in waarop de explosie moest plaatsvinden. De terroristen lieten de bekentenisbrief achter bij een raam van de jachtclub en begaven zich weer richting het hek. Ze stapten weer in de auto, waar Inge Viett op hen zat te wachten. Daarna reden ze met z’n vieren terug naar huis.
Britse voertuigen
De andere twee bommen werden geplaatst door de meer ervaren anarchistische terroristen Michael Baumann, Hans-Peter knoll en Heinz Brockmann. Ze reden door het Berlijnse stadsdeel Charlottenburg op zoek naar auto’s met Britse kentekenplaten. Brockmann spotte er een aan de Theodor-Heuss-Platz. Hij stapte uit de wagen en bevestigde een explosief onder het Britse voertuig. Ook Baumann en Knoll vonden een auto met Brits kenteken en plaatsen er een bom onder. Het was de bedoeling dat zowel de bommen onder de Britse voertuigen in Charlottenburg, als het explosief bij de Britse jachtclub precies om 2.15 zouden ontploffen. De bommen onder de auto’s ontploften exact op het juiste moment. Het explosief bij de Britse jachtclub in Gatow ontplofte om onduidelijke reden echter niet.
Dood Erwin Beelitz
De volgende ochtend werd de bom bij de jachtclub gevonden door de 66-jarige botenbouwer Erwin Beelitz, die op dat moment bezig was met zijn dagelijkse inspectierondje op het terrein. Hij nam het explosief mee naar zijn werkplaats en klemde het tussen een bankschroef om het te onderzoeken. Vervolgens probeerde Beelitz het apparaat te openen met een hamer en een beitel. De bom ging alsnog af en veroorzaakte een flinke explosie. De vingers van Beelitz rechterhand werden eraf gerukt en de bomscherven doorboorden zijn maag en dij. De zwaargewonde botenbouwer werd pas later die morgen gevonden door een aantal studenten die de jachtclub bezochten. Erwin Beelitz die veel bloed verloren had, stierf korte tijd later.
3 maart 1972 – Bomaanslag op het bureau van de Landelijke Recherche in Berlijn
Op 2 maart 1972 kwam de politie het anarchistische 2 Juni-lid Thomas Weisbecker op het spoor in Augsburg (Beieren). Er liepen twee arrestatiebevelen tegen hem. Hij werd onder andere beschuldigd van het helpen ontsnappen van Georg von Rauch, tijdens de persoonsverwisseling in de rechtszaal in juli 1971. Op het moment van zijn arrestatie werd Weisbecker al ongeveer een maand door de politie geobserveerd, in een pand aan de Georgenstrasse 14 in Augsburg. Toen hij het pand op 2 maart 1972 verliet, was hij in het gezelschap van de anarchistische links-radicale Carmen Roll. In een gestolen auto reed het tweetal naar het centrum van Augsburg en ging een hotel binnen.
Thomas Weisbecker overlijdt
Toen ze na enkele minuten weer terugkwamen bij de auto, werden ze bestormd door politieagenten. Carmen Roll kon worden aangehouden, maar Thomas Weisbecker zou naar zijn vuurwapen hebben gegrepen. Daarop schoten politieagenten hem neer. Weisbecker werd in zijn hart geraakt en overleed. Een dag later – op 3 maart 1972 – pleegde de 2 Juni-Beweging een bomaanslag op het bureau van de West-Duitse Rijksrecherche in Berlijn. De terreurorganisatie rechtvaardigde de aanslag op folders met de tekst: ‘Genoeg nu!’. Hierbij werd niet alleen verwezen naar de dood van Thomas Weisbecker, maar ook naar de dood van de links-radicalen Georg von Rauch en Petra Schelm.
11 april 1972 – Mislukte aanslag op de Amerikaanse officiersclub in Dahlem
In het voorjaar van 1972 planden terroristen van de 2 Juni-Beweging aanslagen op Amerikaanse doelwitten in West-Berlijn. De aanslagen werden beraamd uit protest tegen de Vietnamoorlog. Op 11 april 1972 plaatsten de anarchistische terroristen Harald Sommerfeld en Ulrich Schmücker rond middernacht, een explosief in een kelderraam van de Amerikaanse officiersclub in de West-Berlijnse wijk Dahlem. Tegelijkertijd plaatsten twee andere 2 Juni-terroristen een bom onder de auto van de perschef van de Amerikaanse strijdkrachten. Het was de bedoeling dat de bommen tussen 3 en 4 uur ’s nachts zouden detoneren, maar het liep echter anders.
De bom wordt ontdekt door passanten
De bom onder de wagen van de perschef werd rond 2 uur ’s nachts door een aantal passanten ontdekt. Ze alarmeerden de politie die de bom door de Explosieven Opruimingsdienst onschadelijk liet maken. Ook het explosief in de Amerikaanse officiersclub was om onduidelijke reden niet afgegaan. Om te voorkomen dat de bom overdag alsnog zou ontploffen en er gewone burgers zouden omkomen, stelde Harald Sommerfeld de politie op te hoogte van de niet-ontplofte bom in de officiersclub. Vervolgens kon ook dit explosief onschadelijk worden gemaakt.
5 mei 1972 – Aanslag rechtenfaculteit in West-Berlijn
Op 5 mei 1972 pleegden terroristen van de 2 Juni-Beweging een aanslag op de rechtenfaculteit in West-Berlijn. Deze anarchistische terreurdaad was bedoeld als wraakactie voor het feit dat de agenten die hun kameraden hadden doodgeschoten, niet strafrechtelijk werden vervolgd. De rechtbank had de procedures afgewezen. Zeven dagen na de aanslag op de rechtenfaculteit in West-Berlijn werd er op 12 mei 1972 een aanslag gepleegd op het hoofdbureau van de politie in het Beierse Augsburg. Deze aanslag werd vermoedelijk niet gepleegd door terroristen van de 2 Juni-Beweging, maar door terroristen van de Rote Armee Fraktion. De aanval in Augsburg werd opgeëist door het ‘Thomas Weisbecker Commando’ van de RAF.
27 juli 1973 – Bankoverval in West-Berlijn
De ondergrondse gewapende strijd kostte veel geld. Er moesten appartementen en voertuigen worden gehuurd en er moest apparatuur worden aangeschaft voor het vervalsen van identiteitsdocumenten. Daarnaast moesten de terroristen in hun levensonderhoud voorzien. Dat werd voornamelijk gefinancierd door het plegen van bankovervallen. Op 27 juli 1973 overvielen terroristen van de 2 Juni-Beweging een bank in West-Berlijn en maakten daarbij een bedrag van 200.000 Duitse mark buit.
5 juni 1974 – Moord op Ulrich Schmücker
Op 5 juni 1974 iets na middernacht werd in een bosgebied in de buurt van Grunewald (West-Berlijn) het 2 Juni-lid Ulrich Schmücker gevonden, door een Amerikaanse soldaat die daar deelnam aan een militaire oefening. Schmücker was met een vuurwapen door zijn hoofd geschoten en was er zeer ernstig aan toe. Zijn slaap lag open en zijn schedel was verbrijzeld. De hulpdiensten werden opgeroepen, maar die konden niets meer voor hem doen. Vermoedelijk werd hij vermoord door leden van de 2 Juni-Beweging, nadat ze hadden ontdekt dat Ulrich Schmücker een informant was van de West-Berlijnse inlichtingendienst.
10 november 1974 – Moordaanslag op Günter von Drenkmann
Op 10 november 1974 pleegden terroristen van de 2 Juni-Beweging een moordaanslag op de president van het West-Berlijnse gerechtshof Günter von Drenkmann. De moord was een vergeldingsactie voor de dood van Holger Meins, een terrorist van de zusterorganisatie Rote Armee Fraktion. Meins was een dag daarvoor in de gevangenis overleden aan de gevolgen van een hongerstaking. Aanvankelijk was het de bedoeling geweest om Von Drenkmann te ontvoeren, zodat ze de regering in de Bondsrepubliek onder druk konden zetten, om terroristen uit de penitentiaire inrichting te bevrijden. Het liep echter anders.
Bloemenbezorger
Toen de terroristen van de 2 Juni-Beweging ’s avonds bij de woning van Von Drenkmann aanbelden, deed een van hen zich voor als een bloemenbezorger. De jurist was een dag daarvoor jarig geweest en vond het dan ook niet vreemd dat er iemand met bloemen voor de deur stond. Toen Von Drenkmann de deur open deed, stormden de terroristen naar binnen. De jurist probeerde zich te verzetten, waarop de terroristen hem neerschoten. Hij overleed korte tijd later in het ziekenhuis. Het is nooit opgehelderd welke individuele daders precies verantwoordelijk waren voor de dood van Von Drenkmann.
27 februari 1975 – Lorenz-ontvoering
Op 27 februari 1975 ontvoerde de 2 Juni-Beweging de christendemocratische politicus Peter Lorenz, die op dat moment kandidaat was voor het burgemeesterschap van West-Berlijn. De terreurorganisatie wilde hem uitruilen tegen de gevangen terroristen Horst Mahler, Verena Becker, Ingrid Siepmann, Gabriele Kröcher-Tiedemann, Rolf Heissler en Rolf Pohle. De West-Duitse regering ging in op de eisen van de 2 Juni-Beweging. Alle gevangenen – op Horst Mahler na (die wilde zijn straf uitzitten) – werden overgevlogen naar Zuid-Jemen.
Begeleid door Heinrich Albertz
Daarbij werden ze begeleid door de oud-burgemeester van West-Berlijn Heinrich Albertz. Hij was door de terreurorganisatie als bemiddelaar geselecteerd, omdat hij na de dood van de student Benno Ohnesorg als burgemeester ontslag had genomen en kritiek had geuit op het politiegeweld tijdens de demonstratie op die bewuste 2 juni 1967. Nadat Albertz weer in de Bondsrepubliek geland was, werd Peter Lorenz vrijgelaten. Hij bleef ongedeerd. Het was echter de laatste keer dat de West-Duitse overheid zich door terroristen onder druk liet zetten.
De RAF gijzelt medewerkers West-Duitse ambassade Stockholm
Twee maanden later probeerde ook de Rote Armee Fraktion om gevangenen vrij te krijgen. RAF-terroristen gijzelden de medewerkers van de West-Duitse ambassade in Stockholm en eisten de vrijlating van 26 gedetineerde kameraden. De West-Duitse regering hield echter voet bij stuk en liet zich niet meer chanteren. Deze gijzelingsactie liep uit op een drama waarbij twee diplomaten werden doodgeschoten. Doordat een aantal explosieven per ongeluk ontploften raakten bijna alle medewerkers gewond. Twee RAF-leden kwamen bij de explosies om het leven.
30 en 31 juli 1975 – Bankovervallen met ‘Choco-zoenen’
In de jaren 70 van de vorige eeuw had de 2 Juni-Beweging veel sympathisanten onder linkse jongvolwassenen. Dat deze ‘fans’ de West-Duitse stadsguerrilla zagen als een revolutionaire strijd met een ‘menselijk gezicht’, valt voor linkse activisten van vandaag de dag nauwelijks te begrijpen. Tijdens twee bankovervallen op 30 en 31 juli 1975 in West-Berlijn deelden de terroristen van de terreurgroep Choco-zoenen uit aan de bange klanten, om de indruk te wekken van een ‘leuke guerrilla’.
100.000 Duitse mark buitgemaakt
Hoe militant de terreuracties van de 2 Juni-Beweging ook waren, de organisatie wilde onnodige slachtoffers zoveel mogelijk vermijden. Desondanks was de realiteit anders en was de anarchistische terreurgroep verantwoordelijk voor de dood van onder meer botenbouwer Erwin Beelitz en de president van het West-Berlijnse gerechtshof Günter von Drenkmann. Bij deze ‘vrolijke’ bankovervallen werd een bedrag van ongeveer 100.000 Duitse mark geroofd.
9 November 1977 – Ontvoering Walter Michael Palmers
Op 9 november 1977 ontvoerden terroristen van de 2 Juni-Beweging de Oostenrijkse textielindustrieel Walter Michael Palmers bij zijn villa in Wenen. Daarbij kreeg de terreurgroep hulp van de drie links-radicale Oostenrijkse studenten Thomas Gratt, Othmar Keplinger en Reinhard Pitsch. De terroristen eisten een losgeldbedrag van 50 miljoen Oostenrijkse schillings, maar ook Duitse marken, Zwitserse franken en Amerikaanse dollars. De familie van Palmer liet alle bankbiljetten fotograferen, zodat het geld later zou kunnen worden geïdentificeerd. Het geld werd in een rolkoffer gestopt en zonder tussenkomst van de politie aan leden van de 2 Juni-Beweging overhandigd.
Om de tuin geleid
De politie werd om de tuin geleid doordat verschillende voertuigen met daarin familieleden van Palmers, bij de villa wegreden. Op 14 november 1977 reed er plotseling een witte Porsche 911 van de oprit af. Even later reden ook twee Mercedessen het terrein af. Toen de agenten de wagens wilden volgen blokkeerde een van Palmers familieleden met zijn auto de weg. Door deze afleidingsmanoeuvre kon de losgeldoverhandiging worden verhuld. Terwijl de politie en de journalisten de voorkant van de villa in de gaten hielden, reden aan de achterkant van de woning nog eens twee wagens het terrein af. In een van de auto’s zat Palmers’ zoon Christian. Hij had de rolkoffer met het losgeld bij zich en had van de terroristen speciale instructies gehad, om geld te overhandigen.
Ongedeerd
Christian werd naar verschillende locaties in Wenen gestuurd, waar hij weer een volgende instructie kreeg. Na verschillende stops en opdrachten kreeg hij de instructie om in een ‘taxi’ te stappen, die in de Domgasse voor hem klaar stond. De wagen werd bestuurd door Thomas Gratt die hem naar het Hilton Hotel bracht. In het hotel moest Christian vervolgens een kamer boeken en afwachten. Gratt ging er vervolgens met het losgeld vandoor. ’s Avonds rond 23.00 kreeg Christian een telefoontje van zijn vader. Walter Michael Palmers was ongedeerd door de 2 Juni-Beweging vrijgelaten, bij een hotel in het Weense stadsdeel Hietzing.
20 december 1977 – Schietpartij in Fahy
Op 20 december 1977 werden in het Zwitserse Fahy – niet ver van de Franse grens – de 2 Juni-leden Gabriele Kröcher-Tiedemann en Christian Möller gearresteerd. Bij de arrestatie ontstond er een vuurgevecht waarbij twee agenten ernstig gewond raakten. Möller werd in zijn voet geschoten. De twee terroristen waren in het bezit van een deel van losgeld, dat was verkregen tijdens de ontvoering van Walter Michael Palmers.
27 mei 1978 – Bevrijding van Till Meyer
Op 27 mei 1978 werd de anarchistische terrorist Till Meyer met wapengeweld bevrijd uit de West-Berlijnse Moabit-gevangenis. De terroristen van de 2 Juni-Beweging probeerden ook om Andreas Vogel te bevrijden, maar slaagden daar niet in. Nadat ze Meyer hadden bevrijd vluchtten de 2 Juni-leden naar het buitenland. Een maand later – op 21 juni 1978 – werden Till Meyer en een aantal andere terroristen, gearresteerd in de Bulgaarse havenstad Burgas.
Verdeeldheid over de strategische richting
Na de arrestaties was het snel gedaan met de 2 Juni-Beweging. Veel terroristen waren moegestreden en beseften dat de gewapende strijd in al die jaren, nog maar bitter weinig had opgeleverd. Er waren veel kameraden gesneuveld en er was onderlinge verdeeldheid over de strategische richting, waarin de terreurorganisatie zich zou moeten bewegen.
Opheffing 2 Juni-Beweging
Op 2 juni 1980 – exact acht jaar na de officiële oprichting – hief de 2 Juni-Beweging zichzelf op. Een aantal terroristen stapte over naar de Rote Armee Fraktion, waaronder Inge Viett. In een ontbindingsverklaring die in de rechtszaal werd voorgelezen door Gabriele Rollnik verklaarde de anarchistische terreurgroep:
‘We ontbinden de 2 Juni-Beweging als organisatie en zetten de anti-imperialistische strijd voort in de RAF. […] De beweging was een verondersteld alternatief voor de RAF als een mogelijkheid voor de kameraden voor wie de compromisloze strijd te ver ging. Dit heeft geleid tot verdeeldheid, concurrentie en desoriëntatie onder links gedurende tien jaar, en het heeft ook ons eigen revolutionaire proces belemmerd.’
Boek Ralf Reinders en Ronald Fritzsch
In het boek: De 2 Juni-Beweging, gesprekken over hasj-rebellen, de Lorenz-ontvoering, gevangenis, vertellen de voormalige 2 Juni-leden Ralf Reinders en Ronald Fritzsch over hun tijd bij de terreurorganisatie. Ze gaan in op de gebeurtenissen rondom de dood van Benno Ohnesorg en de redenen waarom zoveel linkse jongeren destijds radicaliseerden. Ook ging ze in op de verschillende terreurdaden waaronder de Lorenz-ontvoering. Het boek geeft een aardig beeld van de West-Duitse anarchistische linkse terreurscene in jaren 70.
Bronnen:
De in dit artikel opgenomen informatie is gebaseerd op onderstaande naslagwerken over de 2 Juni-Beweging:
Hoe het allemaal begon (Michael Baumann)
Wat was de 2 Juni-Beweging (Till Meyer)
Nie war ich furchtloser (Inge Viett)