Juliane Plambeck (1952 – 1980)

Juliane Plambeck was een terroriste van zowel de 2 Juni-Beweging als de Rote Armee Fraktion (RAF). Ze behoorde tot de zogenaamde tweede generatie RAF-leden. Ze werd onder meer verdacht van betrokkenheid bij de ontvoering van de christendemocratische politicus Peter Lorenz. Daarnaast zou ze hebben deelgenomen aan de voorbereidingen van de aanslag op Frederick Kroesen, de commandant van de Amerikaanse strijdkrachten in Europa. In 1980 kwam Plambeck bij een verkeersongeval om het leven.

Lidmaatschap van de 2 Juni-Beweging

Arrestatie in West-Berlijn

Ontsnapping uit de vrouwengevangenis

Aansluiting bij de RAF

Verkeersongeval bij Unterriexingen

Voorbereidingen aanslag Kroesen

 

Lidmaatschap van de 2 Juni-Beweging

Juliane Plambeck werd op 16 juli 1952 geboren in Freiburg im Breisgau, in de Duitse deelstaat Baden-Württemberg. Voordat Plambeck zich aansloot bij de RAF was ze lid van de extreemlinkse, anarchistische terreurgroep 2 Juni-Beweging. Deze beweging pleegde verschillende bom- en brandaanslagen, bankovervallen en ontvoeringen in de Bondsrepubliek Duitsland. In tegenstelling tot de RAF hield de 2 Juni-Beweging er géén marxistische ideologie op na. De voornaamste doelstelling van de terreurorganisatie was het elimineren van de hiërarchische structuren in de Bondsrepubliek en het omverwerpen van de West-Duitse staat. De leden van de 2 Juni-Beweging waren van mening dat iedere invloed van de overheid ongewenst, onnodig en zelfs schadelijk was voor de bevolking.

 

Arrestatie in West-Berlijn

Op 9 september 1975 werd Juliane Plambeck samen met de terroristen Inge Viett en Ralf Reinders (beiden lid van de 2 Juni-Beweging) opgepakt in een winkel in West-Berlijn. Ze werden beschuldigd van betrokkenheid bij de ontvoering van de christendemocratische politicus Peter Lorenz op 27 februari 1975. Met deze ontvoering wilde de 2 Juni-Beweging de Duitse regering onder druk zetten om de terroristen Horst Mahler, Verena Becker, Ingrid Siepmann, Gabriele Kröcher-Tiedemann, Rolf Heissler en Rolf Pohle uit de gevangenis vrij te laten. De ontvoering bleek succesvol want de overheid ging op de eisen van de terreurorganisatie in. Alle gevangenen – op Horst Mahler na – werden vrijgelaten en overgebracht naar de Jemenitische hoofdstad Aden. Mahler wilde echter niet worden uitgeruild en had besloten dat hij vast wilde blijven zitten om zijn straf uit te dienen.

 

Ontsnapping uit de vrouwengevangenis

Op 7 juli 1976 ontsnapte Juliane Plambeck samen met Inge Viett, Monika Berberich en Gabriele Rollnik uit de vrouwengevangenis aan de Lehrter Strasse in West-Berlijn. Tijdens hun ontsnapping wisten ze twee gevangenbewaarders te overmeesteren en via een raam van de gevangenisbibliotheek naar buiten te vluchten. Daarbij hadden ze gebruikgemaakt van een aantal instrumenten, waaronder drie aan elkaar gebonden bedveren. Monika Berberich werd al na twee weken door de politie opgepakt en terug naar de gevangenis gebracht. Juliane Plambeck vertrok samen met Inge Viett en Gabriele Rollnik naar de Iraakse hoofdstad Bagdad. Daar ontmoetten ze een aantal van hun kameraden, die na de Lorenz-ontvoering waren uitgeruild.

 

Aansluiting bij de RAF

In 1980 was Juliane Plambeck weer terug in de Bondsrepubliek en ze sloot zich weer aan bij de ondergrondse RAF-leden. Voor de periode van 1 juli 1980 tot 30 september 1980 had ze een eenkamerappartement gehuurd in Heidelberg, onder haar codenaam ‘Andrea Heim’. In oktober van datzelfde jaar ontdekte de West-Duitse politie dat dit appartement had gediend als schuilplaats voor RAF-terroristen. In het appartement werden verschillende documenten gevonden die betrekking hadden op de strategie van de Rote Armee Fraktion. De Duitse politie vermoedde dat deze documenten geschreven waren door de RAF-terroristen Christian Klar en Brigitte Mohnhaupt, die op dat moment door de West-Duitse autoriteiten werden gezocht.

 

Verkeersongeval bij Unterriexingen

In de zomer van 1980 was Juliane Plambeck een van de meest gezochte vrouwen van de Bondsrepubliek Duitsland. Op 25 juli 1980 kwam ze samen met haar RAF-kameraad Wolfgang Beer om het leven bij een auto-ongeluk. Het verkeersongeval vond plaats in de buurt van het dorp Unterriexingen, iets ten noordwesten van Ludwigsburg. In de vroege morgen was het voertuig van het RAF-duo door een onbekende oorzaak op de verkeerde weghelft terechtgekomen. Vervolgens waren ze op bovenop een grindtransporter gebotst. Beiden waren op slag dood.

 

Voorbereidingen aanslag Kroesen

In de wagen van Juliane Plambeck en Wolfgang Beer werden valse identiteitsdocumenten en vervalste kentekenplaten aangetroffen. Ook werden er in de auto meerdere vuurwapens gevonden. Eén van deze vuurwapens zou zijn gebruikt tijdens de ontvoering van de Duitse werkgeversvoorzitter Hanns-Martin schleyer in de herfst van 1977. Op het moment van het ongeluk zouden Plambeck en Beer bezig zijn geweest met het treffen van voorbereidingen, voor de aanslag op de Amerikaanse generaal Frederick Kroesen.

Aanslag alsnog uitgevoerd

De dood van de twee terroristen had de operatie waarschijnlijk vertraagd, maar de terreuraanslag was daarmee nog niet van de baan. Ruim een jaar later – op 15 september 1981 – werd de aanslag op Kroesen alsnog uitgevoerd. In Heidelberg beschoot RAF-terrorist Christian Klar de gepantserde limousine van de viersterrengeneraal met een RPG-7 antitankgeweer. Het voertuig liep aanzienlijke schade op, maar opperbevelhebber Kroesen raakte slechts lichtgewond.

Geen controverse

Het was opvallend dat er na de dood van Juliane Plambeck en Wolfgang Beer geen controverse ontstond, over de exacte omstandigheden van het ongeval. De laatste keren dat er terreurverdachten van de Rote Armee Fraktion om het leven waren gekomen, werd de West-Duitse politie beschuldigd van buitensporig geweld. Dat was onder meer het geval geweest bij de dood van de RAF-leden Willy Peter Stoll en Elisabeth von Dyck, die beiden door politiekogels om het leven waren gekomen.

Dodennacht van Stammheim

Ook de precieze omstandigheden tijdens de zogenaamde ‘Dodennacht van Stammheim’ – waarin de RAF-gevangenen Andreas Baader, Gudrun Ensslin en Jan-Carl Raspe (volgens de officiële lezing) zelfmoord pleegden in hun cel – werden destijds door veel mensen in twijfel getrokken. Dit keer was het voor RAF-sympathisanten echter duidelijk dat het om een noodlottig ongeval ging en dat de West-Duitse autoriteiten, geen enkele verantwoordelijkheid droegen voor de dood van Juliane Plambeck en Wolfgang Beer. Ze werden begraven op de begraafplaats Dornhalden in Stuttgart-Degerloch. Beide graven zijn inmiddels geruimd. Plambeck werd herbegraven op een begraafplaats in Karlsruhe.

 

Lees ook:

Een volledig overzicht van RAF-terroristen

 

Terug naar boven ↑