Gabriele Rollnik (1950)
Gabriele Rollnik is een voormalig lid van de anarchistische Duitse terreurorganisatie 2 Juni-Beweging. Ze is betrokken geweest bij verschillende terroristische misdrijven, waaronder de ontvoering van de christendemocratische burgemeesterskandidaat voor West-Berlijn, Peter Lorenz. In 1975 werd ze voor de eerste keer gearresteerd. Ze wist echter samen met drie andere vrouwelijke terroristen uit de gevangenis te ontsnappen. In 1978 werd Rollnik opnieuw gearresteerd in Bulgarije. Na haar uitlevering aan de Bondsrepubliek werd ze veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar. In 1993 kwam ze op vrije voeten.
Aansluiting bij de 2 Juni-Beweging
Eerste arrestatie en ontsnapping
Studiejaren
Gabriele Rollnik werd in 1950 geboren in Dortmund, waar ze ook opgroeide. Haar vader was politieagent. In 1970 ging Rollnik sociologie studeren aan de Vrije Universiteit van West-Berlijn. Tijdens haar studie raakte ze betrokken bij verschillende politieke activiteiten. Onder invloed van de vrouwenbeweging sloot ze zich aan bij de ‘Gruppe Internationale Marxisten (GIM)’, een kleine revolutionaire marxistische (trotskistische) partij. Deze partij toonde onder meer solidariteit met internationale bevrijdings- en onafhankelijkheidsbewegingen en streed tegen nationalistische standpunten.
Nieuw Links
In de Bondsrepubliek Duitsland werd de GIM vooral gezien als onderdeel van ‘Nieuw Links’. Vanaf 1973 was ze ook betrokken bij nieuwe opkomende feministische bewegingen. Tijdens haar laatste studiejaar werkte ze aan een proefschrift over de ‘verenigbaarheid van gezin en beroepsleven’. Gabriele Rollnik maakte haar studie echter niet af. Vlak voor haar afstuderen verliet ze de universiteit en ging ze als monteur werken bij het West-Duitse elektronicabedrijf Telefunken.
Aansluiting bij de 2 Juni-Beweging
In 1973 vroeg iemand aan Gabriele Rollnik of ze haar appartement beschikbaar wilde stellen aan de links-radicaal Till Meyer, een van de mede-oprichters van de terreurgroep 2 Juni-Beweging. Meyer was op 11 november 1973 uit de gevangenis van Castrop-Rauxel ontsnapt en moest ergens worden ondergebracht. Rollnik ging akkoord en liet Meyer in haar woning onderduiken. Daardoor kwam ze zelf ook in nauw contact met de terreurorganisatie. Ze zorgde voor Meyer en regelde identiteitspapieren voor hem. Vervolgens werden de twee verliefd op elkaar. In 1974 sloot Gabriele Rollnik zichzelf ook actief aan bij de 2 Juni-Beweging en ging ze ondergronds.
Planning en uitvoering van terroristische misdrijven
Tijdens haar lidmaatschap van de terreurbeweging was ze betrokken bij de planning en uitvoering van meerdere terroristische misdrijven, waaronder de ontvoering van de CDU-politicus Peter Lorenz. Ze leerde documenten vervalsen, sloten openbreken en omgaan met vuurwapens. Daarnaast werd ze getraind in logistieke vaardigheden, die nodig waren om de terreuracties uit te voeren. Op 6 juni 1975 werd Till Meyer in West-Berlijn opnieuw opgepakt door de politie. Tijdens zijn arrestatie werd hij neergeschoten.
Eerste arrestatie en ontsnapping
In het najaar van 1975 werd Gabriele Rollnik in West-Berlijn door de politie gearresteerd. In de zomer van 1976 wist ze samen met de terroristen Inge Viett, Monika Berberich en Juliane Plambeck te ontsnappen uit de vrouwengevangenis in het Berlijnse stadsdeel Moabit. De ondergrondse leden van de 2 Juni-Beweging probeerden in 1977 om de terreurorganisatie te herstructureren. Niet alleen moest er een nieuwe strategie worden ontwikkeld, maar de organisatie moest ook worden voorzien van financiële middelen om nieuwe terreuracties te kunnen financieren.
Ontvoering Walter Michael Palmers
Om die reden werd het plan geopperd om een prominent persoon uit het bedrijfsleven te ontvoeren, om zo losgeld op te kunnen strijken. Omdat er in de Bondsrepubliek overal naar de terroristen werd gezocht en de pakkans dus groot was, werd besloten om een rijke industrieel in Oostenrijk te ontvoeren. Het slachtoffer was de Oostenrijkse textielmagnaat Walter Michael Palmers. De ontvoering was een succes, want de 2 Juni-Beweging wist de familie Palmers, een losgeldbedrag van 30,5 miljoen Oostenrijkse schilling afhandig te maken. Vervolgens werd de textielbaron ongedeerd weer vrijgelaten.
Arrestatie in Burgas
Na de succesvol verlopen ontvoering van Walter Michael Palmers, had de 2 Juni-Beweging weer wat financiële speelruimte en werden er nieuwe doelwitten uitgekozen voor terreuracties. Op 27 mei 1978 werd Till Meyer door een aantal kameraden van de 2 Juni-Beweging (waaronder Gabriele Rollnik en Inge Viett) bevrijd uit de Moabit-gevangenis in West-Berlijn. Na de bevrijdingsactie reisden Till Meyer, Inge Viett, Gabriele Rollnik, Angelika Goder, Ingrid Siepmann, Gudrun Stürmer en Regina Nicolai, via de DDR naar Bulgarije.
Palestijnse guerrillastrijders
Het plan was aanvankelijk om naar het Midden-Oosten te reizen, waar ze contacten hadden met Palestijnse guerrillastrijders. In de Palestijnse kampen zouden ze vervolgens een militaire training ondergaan. Maar omdat er geen directe vluchten waren van Oost-Berlijn naar Palestina, werd besloten om via Bulgarije te reizen. Nog geen maand later – op 21 oktober 1978 – werden Rollnik, Meyer, Stürmer en Goder gearresteerd op de luchthaven van de Bulgaarse stad Burgas. Viett, Siepmann, Nicolai en Goder wisten aan de politie te ontkomen en via Sofia naar de Tsjecho-Slowaakse hoofdstad Praag te vluchten.
De 2 Juni-Beweging heft zichzelf op
Na de aanhoudingen in Bulgarije en de uitlevering van de terroristen aan de Bondsrepubliek Duitsland, was het snel gedaan met de terreurbeweging. Veel leden waren moegestreden en realiseerden zich dat de gewapende strijd in al die jaren eigenlijk nog niets had opgeleverd. Veel kameraden waren gesneuveld en er was onenigheid ontstaan over de strategische richting van de organisatie. Op 2 juni 1980 hief de 2 Juni-Beweging zichzelf op. Een aantal terroristen – waaronder Inge Viett – stapten vervolgens over naar de terreurorganisatie Rote Armee Fraktion (RAF).
Ontbindingsverklaring
De ontbindingsverklaring van de 2 Juni-Beweging (die door Juliane Plambeck en een aantal leden van de RAF zou zijn geschreven) werd in de rechtszaal voorgelezen door Gabriele Rollnik. In de verklaring liet de terreurorganisatie weten dat de anti-imperialistische strijd van de 2 Juni-Beweging, zou worden voortgezet in de RAF.
Proces en veroordeling
Rollnik, Meyer, Stürmer en Goder werden beschuldigd van lidmaatschap van een terroristische organisatie. Verdere beschuldigingen met betrekking tot de verschillende spraakmakende terroristische aanslagen van de 2 Juni-Beweging werden daaraan toegevoegd. Voor de openbaar aanklager was het lastig om aan te tonen dat Gabriele Rollnik persoonlijk betrokken was geweest bij de moordaanslag op Günter von Drenkmann. Het bewijs daarvoor was niet sterk genoeg.
Gezamenlijke schuld aan moord
Om die reden werd Rollnik beschuldigd van ‘gezamenlijke schuld aan moord’. Daarbij was het niet van belang wie van de terroristen daadwerkelijk de trekker van het vuurwapen hadden overgehaald, maar droegen ze gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor het misdrijf. Tijdens het proces werd Gabriele Rollnik gepresenteerd als een van de meer strategische leiders van de terreurgroep. In 1981 werd ze veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar.
Hongerstakingen
Tijdens haar detentieperiode nam Gabriele Rollnik deel aan zes hongerstakingen, om te protesteren tegen het strenge gevangenisregime en de ‘inhumane’ behandeling van terroristen in de zwaarbewaakte penitentiaire inrichting. De meeste leden van de 2 Juni-Beweging en de RAF zaten opgesloten in volledige isolatie en hadden geen enkel contact met andere gevangenen. Volgens de advocaten van de terroristen was er daarom sprake van ‘sensorische deprivatie’. Door de totale afzondering en het gebrek aan prikkels kregen sommige gevangen last van extreme angsten, hallucinaties, intrusies en depressies. Ook Gabriele Rollnik begon te hallucineren en hoorde ‘stemmen’. Door de hongerstakingen liep Rollnik blijvende gezondheidsschade op. Zo werden onder meer haar gezichtsvermogen en evenwicht ernstig aangetast.
Vrijlating
In 1993 werd Gabriele Rollnik vrijgelaten. Na haar vrijlating kreeg ze een relatie met Karl-Heinz Dellwo, een voormalige terrorist van de Rote Armee Fraktion. Ze ging aan de slag in de zorg in het maatschappelijk werkveld en werkte een tijdje in een bejaardentehuis. Later vond ze een baan in een kindertehuis in het Hamburgse stadsdeel St. Pauli. In deze periode pakte ze ook haar studie weer op. Ze behaalde een kwalificatie in psychotherapie voor kinderen en jongeren en studeerde later alsnog af met een graad in sociale wetenschappen. Vervolgens ging ze werken als kinder- en jeugdtherapeut.
Wees voor niemand bang
In 2004 publiceerde ze haar boek: ‘Wees voor niemand bang: over de jaren 70, de 2 Juni-Beweging en de RAF’. Daarin schrijft ze over haar ervaringen binnen de linkse terreurscene en gaat ze in op haar eigen radicaliseringsproces en de gewapende revolutionaire strijd. In de documentaire ‘Geen eiland: de ontvoering van Palmers in 1977’, doen de ontvoerders uitgebreid verslag van de gebeurtenissen, tijdens de kidnapping van de Oostenrijkse textielindustrieel. Ook Gabriele Rollnik komt in de documentaire aan het woord. In verschillende interviews heeft ze aangegeven geen berouw te voelen over haar verleden. ‘Ik heb geen spijt. Het is een deel van mijn leven’.