Horst Mahler (1936)

Horst Mahler is een voormalig advocaat en medeoprichter van de terreurorganisatie Rote Armee Fraktion (RAF). In de jaren 60 raakte hij betrokken bij de Socialistische Duitse Studentenbond (SDS) en nam hij deel aan de demonstraties van de buitenparlementaire oppositie (APO) in de Bondsrepubliek Duitsland. Als advocaat nam hij de verdediging van de links-radicalen Andreas Baader en Gudrun Ensslin op zich, die werden aangeklaagd voor brandstichting in twee warenhuizen in Frankfurt in 1968.

Radicalisering

Onder invloed van verschillende gebeurtenissen in West-Berlijn – waaronder de dood van de student Benno Ohnesorg en de moordaanslag op de socialistische studentenleider Rudi Dutschke – werd ook Mahler steeds radicaler in zijn opvattingen en nam hij deel aan hevige studentenrellen. Na de arrestatie van Andreas Baader in april 1970, maakte hij samen met Gudrun Ensslin en Ulrike Meinhof een plan om hem met geweld uit gevangenschap te bevrijden. Dat lukte en korte tijd later was Horst Mahler een van de medeoprichters van de RAF. Na zijn arrestatie op 8 oktober 1970 werd hij veroordeeld tot 14 jaar gevangenisstraf.

Politieke transformatie

Na zijn vrijlating nam Horst Mahler afstand van de RAF. Door de inspanningen van Mahlers advocaat Gerard Schröder (de latere bondskanselier), kwam hij in 1980 op vrije voeten. Na zijn vrijlating maakte hij een opmerkelijke politieke transformatie door. De overtuigde socialist sloot zich aan bij rechts-extremistische groeperingen en werd in 2000 zelfs lid van de rechts-nationalistische partij NPD. In die hoedanigheid werd Mahler meermaals veroordeeld voor antisemitische en nazistische uitingen, waaronder zelfs Holocaustontkenning. In februari 2009 werd Horst Mahler veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar wegens opruiing. Tijdens zijn gevangenschap kreeg hij ernstige gezondheidsproblemen. Op 27 oktober 2020 werd hij op 84-jarige leeftijd vrijgelaten.

Jeugd

Studie

Studentenprotesten

Verdediging Baader en Ensslin

Rellen bij het Springer-gebouw

Socialistische Advocaten Collectief

Veroordeling Baader en Ensslin

Bevrijding Andreas Baader

Oprichting Rote Armee Fraktion

Bankovervallen

Arrestatie en veroordeling

Tijdens zijn gevangenschap verlaat Mahler de Rote Armee Fraktion

Van extreem links, naar extreem rechts

Veroordeling in 2009

Vrijlating

 

Jeugd

Mahler werd op 23 januari 1936 geboren in Haynau (tegenwoordig in het zuidwesten van Polen), als derde in een gezin van vier kinderen. Hij groeide op in een anticommunistische omgeving. Zijn vader Willy die werkzaam was als tandarts, was een fervent nationaalsocialist. Zijn moeder Dorothea was een zus van de SA-leider Reinhold Nixdorf, die tijdens de zogenaamde ‘Nacht van de Lange Messen’ in 1934 op bevel van Adolf Hitler werd vermoord. Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945 vluchtte het gezin Mahler voor het oprukkende Russische Rode Leger naar Naumburg in de Duitse deelstaat Saksen-Anhalt. In 1949 maakte zijn vader Willy Mahler een einde aan zijn leven.

Lid van het FDJ

Ondanks zijn anticommunistische opvoeding werd de 13-jarige Horst Mahler om opportunistische redenen in 1949, voorzitter van de Vrije Duitse Jeugd (FDJ) op zijn school. De communistische Duitse Democratische Republiek (DDR) was nog maar net opgericht en de meeste jongeren sloten zich bij deze jeugdbeweging aan. Het lidmaatschap van de FDJ werd door de Oost-Duitse staat niet verplicht gesteld, maar niet-leden kregen het over het algemeen later lastiger om een gepaste opleiding te kiezen of een baan te vinden. De leerkrachten in de DDR oefenden dan ook druk uit op de leerlingen om lid te worden van de FDJ. Aan Horst Mahler werd beloofd dat als hij zich aansloot bij de jeugdbeweging, hij later mocht gaan studeren. Korte tijd later verhuisde het gezin Mahler naar West-Berlijn. Tijdens zijn middelbare schoolperiode begon Mahler met het lezen van Marx en Lenin en werd zijn afkeer van de kapitalistische klassenmaatschappij gevoed.

 

Studie

In 1953 ontving Horst Mahler – die zeer goed kon leren – een studiebeurs en hij ging rechten studeren aan de Vrije Universiteit van Berlijn (FU Berlin). Vervolgens werd hij lid van de studentenvereniging ‘Landmannschaft Thuringia’. In 1956 werd hij lid van de Sociaaldemocratische Partij van Duitsland (SPD). De SPD besloot echter dat het lidmaatschap van de partij en het lidmaatschap van de studentenvereniging, niet met elkaar samengingen. Vervolgens zegde Mahler zijn lidmaatschap van de Landmannschaft Thuringia op en werd hij lid van de jonge socialisten van de SPD.

Socialistische Duitse Studentenbond

Enkele jaren later werd Horst Mahler alsnog uit de SPD gezet, omdat hij zich had aangesloten bij de Socialistische Duitse Studentenbond (SDS). Ook een lidmaatschap van de SPD en de SDS waren volgens een overeenkomstige resolutie niet met elkaar verenigbaar. In 1962 wilde Mahler journalist worden en stuurde hij een manuscript naar de redactie van het West-Duitse weekblad Die Zeit. In het manuscript gaf hij stevige kritiek op het defensiebeleid van Helmut Schmidt en riep hij de Bondsrepubliek Duitsland op om de NAVO te verlaten. Het artikel van Horst Mahler werd echter nooit gepubliceerd.

Strafrechtadvocaat

Als aspirant-advocaat deed Horst Mahler ervaring op bij het advocatenkantoor van de strafrechtadvocaat Dietrich Scheid. In 1964 slaagde Mahler voor zijn examens en richtte hij in West-Berlijn een advocatenkantoor op. Als beginnend advocaat hield hij zich aanvankelijk voornamelijk bezig met belastingzaken en echtscheidingsprocedures. Later ontwikkelde hij zich tot een uitstekend strafrechtadvocaat, die goed in het openbaar kon spreken. In die hoedanigheid verdedigde hij onder meer de financiële makelaar Karl-Heinz Johannes Wemhoff, die werd aangeklaagd voor oplichting tijdens het faillissement van de August Thyssen Bank. Hierdoor werd Horst Mahler landelijk bekend. In 1966 was hij de eerste advocaat die een klacht indiende bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).

 

Studentenprotesten

In 1966 stond West-Berlijn in het middelpunt van de studentenprotesten. De studenten – die zich hadden verenigd in een zeer goed georganiseerde buitenparlementaire oppositie (APO) – protesteerden onder meer tegen plannen van de regering Kiesinger die de zogenaamde ‘Noodwetten’ wilde invoeren. Daarnaast demonstreerden de studenten tegen de Oorlog in Vietnam, waar talloze burgerslachtoffers vielen door Amerikaanse napalmbombardementen. Vanaf 1967 verdedigde Horst Mahler verschillende APO-leden, waaronder de links-radicale studenten Rainer Langhans en Fritz Teufel, die lid waren van de politiek gemotiveerde woongemeenschap ‘Kommune 1’. De leden van Kommune 1 kwamen regelmatig in opspraak door ludieke satirische – maar vaak ook zeer provocatieve – protestacties.

Staatsbezoek sjah van Perzië

Op 2 juni 1967 vond er in West-Berlijn een staatsbezoek plaats van de sjah van Perzië Mohammad Reza Pahlavi. Studenten gingen massaal de straat op om tegen het staatsbezoek te demonstreren. Ze beschuldigden de sjah ervan dat hij de mensenrechten in zijn land op grote schaal schond. Het protest werd door de politie op bevel van de toenmalige burgemeester Heinrich Albertz met harde hand afgeslagen. De sjah en zijn vrouw Farah Diba woonden op dat moment samen met de toenmalige bondspresident Heinrich Lübke een voorstelling bij in het operahuis van de stad. Albertz had zijn politiechef Erich Duensing de opdracht gegeven om de demonstratie te beëindigen, nog voordat Lübke met zijn Perzische gasten naar buiten zou komen.

Dood Benno Ohnesorg

Talloze studenten raakten door het politiegeweld gewond. Een van de aanwezige studenten (Benno Ohnesorg) werd tijdens het brute politieoptreden door een politieman (Karl-Heinz Kurras) doodgeschoten. De dood van Ohnesorg was een directe aanleiding voor het radicaliseringsproces van veel jongeren binnen de studentenbeweging. Tijdens het strafproces tegen politieman Karl-Heinz Kurras verdedigde Horst Mahler de familie van Benno Ohnesorg. Kurras werd echter vrijgesproken. In deze periode werd Mahler gezien als een van de belangrijkste pleitbezorgers van de studentenbeweging. Hij was een fervent voorstander van de vernietiging van de ‘kapitalistische uitbuitingsmaatschappij’ en de oprichting van een socialistische samenleving. Om dat te bereiken waren gewelddadige middelen volgens Horst Mahler wellicht noodzakelijk.

 

Verdediging Baader en Ensslin

In 1968 verdedigde Horst Mahler samen met de advocaat Klaus Eschen de links-radicalen Andreas Baader en Gudrun Ensslin, die werden aangeklaagd voor brandstichting in twee Frankfurtse warenhuizen op 2 april 1968. Ze hadden samen met twee andere links-radicale activisten een aantal brandbommen met tijdsontstekers in de winkelcentra geplaatst, die iets voor middernacht waren afgegaan. Bij een van de warenhuizen was een deel van de sportartikelen-afdeling in vlammen opgegaan, bij het andere winkelcentrum waren de wand van een kleedkamer en een kast verloren gegaan. Bij de brand in de twee warenhuizen vielen geen menselijke slachtoffers. De brand- en rookschade bleef beperkt, maar doordat de sprinklerinstallaties werden geactiveerd was er flinke waterschade in de gebouwen. Het geruchtmakende strafproces tegen Baader, Ensslin en de andere twee verdachten (Thorwald Proll en Horst Söhnlein) markeerde het begin van de revolutionaire gewapende strijd van de RAF.

Moordaanslag op Rudi Dutschke

Op 11 april 1968 werd er een moordaanslag gepleegd op de charismatische socialistische studentenleider Rudi Dutschke. Deze aanslag werd gepleegd door de rechts-extremistische ongeschoolde arbeider Josef Bachmann, die zich had laten ophitsen door de rechtse conservatieve media in de Bondsrepubliek. Met name de kranten van uitgeverij Axel Springer hadden zich in de maanden voor de aanslag, zeer negatief uitgelaten over de opkomst van de socialistische beweging in West-Duitsland. Volgens de linkse studenten hadden de dagbladen een ware antisocialistische haatcampagne gevoerd. In de berichtgeving over de studentenleider werden ophitsende krantenkoppen gepubliceerd met teksten zoals: ‘Stop het rode gevaar Dutschke, voordat we een burgeroorlog krijgen’. Volgens de boze studenten hadden de Springer-media daarmee het maatschappelijke klimaat gecreëerd waarin de moordaanslag kon plaatsvinden. Rudi Dutschke overleefde de aanslag, maar was zeer zwaargewond geraakt. Hij ging een jarenlang revalidatietraject in en zijn rol als studentenleider was uitgespeeld.

 

Rellen bij het Springer-gebouw

Na de moordaanslag op Dutschke trokken duizenden woedende studenten met brandende fakkels naar het Springer-gebouw aan de Kochstrasse in West-Berlijn. De protesten sloegen al snel om in heftige rellen. De boze jongeren staken bedrijfsvoertuigen van Springer-media in de fik en gooiden ramen in met stenen. Ook Horst Mahler nam aan deze rellen deel. De rellen werden door de massaal opgetrommelde politieagenten met bruut geweld beantwoord. De protesten sloegen ook over naar andere grote West-Duitse steden. Bij gewelddadigheden in München vielen zelfs twee dodelijke slachtoffers. De persfotograaf Klaus Frings  – die onder meer werkzaam was voor uitgeverij Springer – kwam om het leven, nadat hij was getroffen door een steen tegen zijn hoofd. Het is echter nooit duidelijk geworden wie de fatale steen wierp, omdat zowel de studenten als de politieagenten met stenen gooiden. Ook de student Rüdiger Schreck raakte tijdens de rellen in München dodelijk gewond.

 

Socialistische Advocaten Collectief

In een toespraak verklaarde Horst Mahler dat er bij een revolutie – net zoals bij het wegverkeer – nu eenmaal slachtoffers vallen. Voor zijn deelname aan de rellen bij het Springer-gebouw werd Mahler later veroordeeld tot 10 maanden gevangenisstraf. Daarnaast moest hij een schadevergoeding betalen van ruim 75.000 Duitse mark. Door zijn veroordeling was de reputatie van de strafadvocaat in feite geruïneerd. Hij raakte steeds verder geradicaliseerd en op 1 mei 1969 richtte hij samen met de advocaten Hans-Christian Ströbele (die eerder als advocaat-stagiair bij hem was komen werken) en Klaus Eschen het ‘Socialistische Advocaten Collectief’ op, dat zich consequent richtte op de verdediging van linkse studenten.

 

Veroordeling Baader en Ensslin

De juridische procedure tegen Baader, Ensslin, Proll en Söhnlein ging op 14 oktober 1968 in Stuttgart van start. Tijdens het strafproces maakten de links-radicale activisten de rechter en officier van justitie voortdurend belachelijk. Ze poseerden triomfantelijk en lachend voor de camera’s van de aanwezige journalisten. Andreas Baader en Thorwald Proll hadden beiden een sigaar in hun mond. Ook de linkse journaliste Ulrike Meinhof was tijdens het proces in de rechtszaal aanwezig. Meinhof was in die periode actief binnen APO. In het pleidooi voor Andreas Baader vroeg Horst Mahler de rechters op een bepaald moment om hun gewaad uit te trekken en zich bij de revolutie aan te sluiten. Hierdoor werd voor iedereen duidelijk dat Mahler de linkse activisten niet alleen verdedigde, maar dat hij ook met hun gedachtegoed sympathiseerde.

Vonnis

De openbaar aanklager eiste 6 jaar cel tegen de vier verdachten. De rechter ging echter maar gedeeltelijk mee in de strafeis en veroordeelde de brandstichters tot 3 jaar gevangenisstraf. Horst Mahler en de andere advocaten ging tegen het vonnis in hoger beroep. Op 13 juni 1969 – de brandstichters zaten op dat moment 14 maanden in detentie – bepaalde de rechtbank dat de uitvoering van de arrestatiebevelen onder een aantal voorwaarden mocht worden opgeschort. Baader, Ensslin, Proll en Söhnlein mochten het hoger beroep vervolgens in vrijheid afwachten.

Hoger beroep wordt afgewezen

Vijf maanden later – op 10 november 1969 – werd het hoger beroep tegen de vier brandstichters afgewezen. Daarop besloten Andreas Baader, Gudrun Ensslin en Thorwald Proll naar Parijs te vluchten. Horst Söhnlein melde zich als enige wel bij de politie om zijn straf uit te dienen. Baader, Ensslin en Proll verbleven in Parijs in de woning van de Franse filosoof en journalist Régis Debray, die zelf op dat moment in een Boliviaanse cel zat. De filosoof was twee jaar daarvoor – in 1967 – in Bolivia gearresteerd, omdat hij voor de marxistische Cubaanse guerrillaleider Che Guevara had gewerkt.

Arrestatie Andreas Baader in West-Berlijn

Amper een maand later wilde Thorwald Proll de groep verlaten en hij vertrok in december 1969 naar het Verenigd Koninkrijk. Na een tijdlang in Parijs te hebben gebivakkeerd, doken Baader en Ensslin nog een tijdje onder in Italië. In Rome werden ze bezocht door Horst Mahler, die het stel overhaalde om terug te keren naar de Bondsrepubliek. Nadat de West-Duitse geheime dienst lucht gekregen had van de terugkeer van Andreas Baader – vermoedelijk na een tip van de informant Peter Urbach – werd er een hinderlaag voor hem uitgezet. Op 4 april 1970 werd Baader bij een geënsceneerde politiecontrole in West-Berlijn opgepakt.

 

Bevrijding Andreas Baader

Kort na de arrestatie van Andreas Baader werkte Horst Mahler – die sterk met het marxistische gedachtegoed van zijn cliënt sympathiseerde – samen met Gudrun Ensslin, een plan uit om hem uit de gevangenis te bevrijden. Omdat het vrijwel onmogelijk was om Baader rechtstreeks uit te gevangenis te bevrijden, moesten ze hem naar een andere locatie zien te krijgen. Daarom werd de hulp ingeschakeld van de linkse journaliste Ulrike Meinhof, die net als Mahler met de radicale activisten sympathiseerde.

Boek over gemarginaliseerde jongeren

Meinhof zou net doen alsof ze een boek wilde schrijven over gemarginaliseerde jongeren en welzijnsonderwijs in de Bondsrepubliek. Andreas Baader zou zogenaamd een bijdrage aan het boek leveren. Voor het schrijven van het boek moest Meinhof echter wel samen met Baader onderzoek doen in de universiteitsbibliotheek in West-Berlijn. Meinhofs uitgever Klaus Wagenbach was in de overtuiging dat Ulrike Meinhof ook echt een boek wilde gaan schrijven. Daarom vroeg hij de West-Duitse autoriteiten toestemming om Andreas Baader voor enkele uren over te brengen naar de bibliotheek. In eerste instantie werd dat verzoek door de autoriteiten afgewezen, maar een aantal dagen later gaf de gevangenisdirecteur alsnog toestemming.

Universiteitsbibliotheek

Op 14 mei 1970 rond 9.45 werd Andreas Baader onder bewaking en geboeid naar de universiteitsbibliotheek gebracht, niet ver van het gevangeniscomplex. Daar mocht hij 3 uur verblijven. Toen hij de studiezaal binnenkwam zat Ulrike Meinhof al op hem te wachten aan een tafel. Baaders handboeien werden door de gevangenbewaarders afgedaan, zodat hij ongehinderd door boeken, kranten en tijdschriften kon bladeren. Het duo bekeek tal van naslagwerken over hun onderwerp, maakte aantekeningen en spraken met elkaar. Daarbij rookten ze een flink aantal sigaretten. Na 75 minuten kwamen er twee vrouwen de universiteitsbibliotheek binnenlopen. Later zou blijken dat het om de links-radicale activisten Ingrid Schubert en Irene Goergens ging. Medewerkers van de bibliotheek wezen de twee jonge dames een werkruimte aan in de hal voor de studiezaal, waar ze konden gaan zitten. Rond 11.00 uur verschenen er twee andere mensen bij de voordeur van het gebouw. Het waren Gudrun Ensslin en een gemaskerde man. Goergens en Schubert lieten het tweetal binnen.

Schietpartij

Nadat de gemaskerde man de hal binnen was gekomen, haalde hij een vuurwapen tevoorschijn en begon vrijwel direct te schieten. Een medewerker van het studiecentrum – de 62-jarige George Linke – werd daarbij in zijn lever en bovenarm geraakt. Ook Ensslin, Schubert en Goergens trokken hun vuurwapens en begonnen te schieten. Ze stormden de studiezaal binnen waar Baader en Meinhof zaten en gaven het bevel: ‘Handen omhoog of we schieten!’ Vervolgens spoten ze traangas de studiezaal in. De bewakers verzetten zich tegen de aanvallers en vuurden een aantal kogels af. Een van de bewakers slaagde erin om zijn vuurwapen te herladen, maar doordat hij werd verblind door traangas lukte het hem niet om een van de aanvallers neer te schieten.

Ulrike Meinhof slaat mee op de vlucht

Andreas Baader, Gudrun Ensslin, Irene Goergens, Ingrid Schubert en de (altijd onbekend gebleven) gemaskerde man vluchtten via het raam naar buiten. In tegenstelling tot wat eerder was afgesproken, besloot ook Ulrike Meinhof om met de links-radicalen mee op de vlucht te slaan. Het was de bedoeling geweest dat Meinhof in de studiezaal achter zou blijven en zou doen alsof ze compleet verrast werd door de bevrijdingsactie. Maar blijkbaar had ze op een bepaald moment besloten om met de activisten mee ondergronds te gaan en zich aan te sluiten bij de gewapende revolutionaire strijd, tegen de kapitalistische West-Duitse klassenmaatschappij en de conservatieve ‘fascistische’ gevestigde orde in het land.

Vluchtvoertuigen

Buiten werden Andreas Baader en de anderen opgewacht door de links-radicale activisten Astrid Proll en Brigitte Asdonk, die met twee vluchtvoertuigen op hen stonden te wachten. Nadat ze in de auto’s waren gestapt gingen ze er met hoge snelheid vandoor. Onderweg werd er van vluchtvoertuigen gewisseld, waardoor de politie hen niet meer kon vinden. Toen de hulpdiensten bij de studiezaal van het de universiteitsbibliotheek aankwamen troffen ze de twee gewonde bewakers aan. Een van hen – Günter Wetter – was er ernstig aan toe en lag vervolgens vijf weken in het ziekenhuis. Ook de medewerker Georg Linke (de medewerker van de bibliotheek) was er slecht aan toe. Hij had de schietpartij ternauwernood overleefd en was pas twee weken na de gewelddadige bevrijdingsactie buiten levensgevaar. Na twee maanden mocht hij het ziekenhuis pas verlaten.

Gezocht-posters

Vrijwel direct na de ontsnapping van Andreas Baader werd er een grote politieactie op touw gezet om de voortvluchtigen op te sporen. Overal in West-Duitsland werden gezocht-posters opgehangen met daarop de gezichten van de radicale activisten. Op een van de posters stond het gezicht van Ulrike Meinhof. De bekende en gerespecteerde journaliste was nu een van de meest gezochte mensen van de Bondsrepubliek Duitsland.

 

Oprichting Rote Armee Fraktion

Na de bevrijdingsactie werden de voortvluchtige links-radicalen in de media aangeduid als de ‘Baader-Meinhof-Groep. Op 22 mei 1970 publiceerde het ondergrondse marxistische anarchistisch-libertaire tijdschrift Agit 883, de eerste openbare verklaring van de RAF. In de verklaring die als titel had: ‘Bouw het Rode Leger’, werd de oprichting van de terreurorganisatie officieel aangekondigd. De verklaring ging vergezeld van een strategie-instructie voor de gewapende stadsguerrilla. De herdruk van de oprichtingsverklaring werd afgedwongen door de links-radicale activist Holger Meins, die actief was voor Agit 883 en zich later zelf ook bij de Rote Armee Fraktion aansloot. In de verklaring stond de tekst:

‘Dachten de varkens nu echt dat we kameraad Baader twee of drie jaar in de gevangenis zouden laten zitten? Dachten de varkens nu echt dat we zouden blijven vechten met eieren tegen knuppels, met stenen tegen pistolen, met molotovcocktails tegen machinegeweren? Dacht men nu echt dat we zouden praten over de ontwikkeling van de klassenstrijd, over de reorganisatie van het proletariaat, zonder ons tegelijkertijd te bewapenen? Dachten de varkens, die het eerst schoten echt dat we ons zouden laten doden als slachtdieren zonder weerstand te bieden? Gandhi en Martin Luther King zijn dood. De kogels van hun moordenaars, de kogels tegen Rudi, de kogels afgevuurd door Kurras, Dallwitz en Wetter hebben de droom van geweldloosheid begraven. Wie zich niet verzet, sterft. Iedereen die niet sterft wordt levend begraven: in de gevangenissen, in de hervormingsscholen, in de holen van Kreuzberg, Wedding en Neukölln, in de stenen doodskisten van de wolkenkrabbers, in de overvolle kinderdagverblijven en scholen, in de volledig uitgeruste keukens, in de verpande slaapkamerpaleizen. Dachten de varkens nu echt dat internationalisme dood is? In 1968 zeiden we: ‘Vietnam is het Spanje van onze generatie’. BZ in mei 1970: ‘Berlijn is geen Zuid-Amerika’. Berlijn is een buitenpost van het Amerikaanse imperialisme. Dachten de varkens echt dat we in de strijd tegen het Amerikaanse imperialisme 2 of 3 jaar zonder onze kameraad Baader konden? Dachten de varkens echt dat ze het vuile werk van het Amerikaanse imperialisme konden blijven opknappen met de terreurvonnissen en dienstpistolen van de staat?

Ontwikkel de klassenstrijd!

Organiseer het proletariaat!

Begin de gewapende strijd!

Bouw het Rode Leger!’

Guerrillatraining in Jordanië

In de zomer van 1970 verliet Horst Mahler het Socialistische Advocaten Collectief en ging hij bij de RAF ondergronds. Op 22 juni 1970 reisde Mahler samen met Andreas Baader, Gudrun Ensslin, Ulrike Meinhof en nog een stuk of 16 andere RAF-leden, via Oost-Berlijn naar Jordanië waar ze zich aansloten bij een militair trainingskamp van de Palestijnse verzetsorganisatie al-Fatah. In het kamp leerden de West-Duitse radicalen omgaan met zware automatische wapens en leerden ze hoe ze zelf bommen konden maken. Ook Horst Mahler deed mee aan de guerrillatraining en bereidde zich zo voor op de gewapende strijd in de Bondsrepubliek. In Jordanië profileerde Baader zich als de leider van de groep, maar door zijn autoritaire houding kwam hij al snel in conflict met de Palestijnen.

Conflicten

In het kamp ontstonden ook conflicten tussen het RAF-lid Peter Homann en de andere groepsleden. Andreas Baader had het vermoeden dat Homann een verrader was en wilde van hem af. Daarom stelde Baader aan de andere RAF-leden voor om Homann te liquideren. Ze zouden hem dan doden tijdens een gezamenlijke executie vermomd als schietincident, waaraan alle groepsleden moesten deelnemen. Toen de Palestijnen erachter kwamen dat ze Homann wilden ombrengen, hielpen ze hem om uit het kamp te ontsnappen. Vervolgens zouden de Palestijnen Andreas Baader hebben verzocht om het kamp te verlaten. Naar verluidt zou Baader daaraan geen gehoor hebben gegeven.

Stefan Aust

Nadat Peter Homann in de Bondsrepubliek was teruggekeerd, nam hij contact op met de Duitse journalist Stefan Aust. Aan hem vertelde Homann dat Andreas Baader, Horst Mahler en de anderen hem in Jordanië hadden willen vermoorden. Later zou Mahler in een open brief aan Aust verklaren dat hij zelf nooit betrokken is geweest bij de plannen om Homann om het leven te brengen.

Bettina en Regina

Peter Homann informeerde Stefan Aust ook over de verblijfplaats van Ulrike Meinshofs dochters Bettina en Regina. De zusjes waren kort na de bevrijdingsactie van Andreas Baader in West-Berlijn, door RAF-leden naar het Italiaanse eiland Sicilië gebracht. Daar woonden de meisjes bij een Duits hippie-stel, dat in een opvangkamp woonde. Dit noodkamp was eigenlijk bedoeld voor mensen die dakloos waren geworden door een uitbarsting van de vulkaan Etna. Bettina en Regina waren naar Sicilië gebracht om te voorkomen dat hun vader Klaus Rainer Röhl de meisjes zou vinden. Stefan Aust vertrok naar Sicilië en wist de meisjes – die op dat moment al vier maanden werden vermist – te bevrijden. Vervolgens bracht hij de kinderen terug naar hun vader in West-Duitsland.

 

Bankovervallen

In de herfst van 1970 waren de RAF-leden weer terug in West-Duitsland. De terreurgroep was inmiddels goed voorbereid op de gewapende strijd, maar voor de financiering van hun terreurplannen was geld nodig. Er moesten appartementen worden gehuurd die als schuilplaats konden dienen. Daarnaast moesten er voertuigen worden gehuurd en wapens worden aangeschaft. Daarom pleegden de terroristen op 29 september 1970 drie bankovervallen op precies hetzelfde moment. Bij deze bankovervallen (waaraan ook Horst Mahler deelnam) werd een geldbedrag van ongeveer 209.000 Duitse mark buitgemaakt. Bij een van de banken had de RAF een pamflet achtergelaten met daarop de tekst: ‘Onteigen de vijanden van het volk’. Hierdoor wist de politie dat de daders bij de RAF gezocht moesten worden.

 

Arrestatie en veroordeling

Op 8 oktober 1970 werd Horst Mahler samen met de RAF-leden Monika Berberich, Irene Goergens, Ingrid Schubert en Brigitte Asdonk door de politie gearresteerd in de West-Berlijnse Knesebeckstrasse. Mahler werd bijgestaan door de advocaten Otto Schily en Hans-Christian Ströbele. Zijn eerste proces begon op 1 maart 1971. Samen met de RAF-terroristen Irene Goergens en Ingrid Schubert werd hij aangeklaagd voor medeplichtigheid aan poging tot moord en de bevrijding van Andreas Baader. Voor deze feiten werd Mahler vrijgesproken, maar voor de andere aanklachten bleef hij in hechtenis zitten.

Tweede strafproces

Tijdens zijn tweede strafproces – dat op 9 oktober 1972 begon – werd Horst Mahler door het West-Duitse OM beschuldigd van het oprichten en leiden van een criminele organisatie. Daarnaast werd hij aangeklaagd voor de planning en deelname aan de drievoudige bankoverval in West-Berlijn. Tijdens de rechtszaak werd de rechtbank demonstratief door Mahler genegeerd. Mede op basis van verklaringen van kroongetuige en RAF-lid Karl-Heinz Ruhland, kon Horst Mahler in 1973 worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaar.

 

Horst Mahler verlaat de Rote Armee Fraktion

Tijdens zijn gevangenschap maakte Horst Mahler zich los van de Rote Armee Fraktion en sloot hij zich aan bij de kleine maoïstisch georiënteerde Communistische Partij van Duitsland (KPD-AO), die was voortgekomen uit de APO. In september 1974 bracht de RAF een verklaring naar buiten, waarin Horst Mahler officieel uit de terreurorganisatie werd gezet. In de verklaring – die was ondertekend door ‘Monika Berberich en de gevangenen van de RAF’ – werd de advocaat een ‘smerige burgerlijke chauvinist’ genoemd, die nooit iets van de revolutionaire strijd had begrepen en uitsluitend uit was op persoonlijk gewin.

Lorenz-ontvoering

In februari 1975 ontstond er voor Horst Mahler een mogelijkheid om uit de gevangenis vrij te komen. Terroristen van de anarchistische terreurgroep 2 Juni-Beweging hadden de christendemocratische politicus Peter Lorenz – die op dat moment in de race was voor het burgemeesterschap in West-Berlijn – ontvoerd en vervolgens de vrijlating van zes gevangenen geëist. Deze zes gevangenen waren Horst Mahler, Verena Becker, Rolf Heissler, Gabriele Kröcher-Tiedemann, Rolf Pohle en Ingrid Siepmann. De 2 Juni-Beweging eiste dat de gedetineerden werden overgebracht naar de toenmalige Democratische Volksrepubliek Zuid-Jemen, dat in die periode een pro-communistisch land was. De West-Duitse regering ging op de eisen van de 2 Juni-Beweging in en trof voorbereidingen om de terroristen over te vliegen naar het Midden-Oosten. Horst Mahler besloot echter dat hij in de gevangenis wilde blijven zitten, om zijn resterende straf uit te dienen.

 

Van extreem links, naar extreem rechts

In de penitentiaire inrichting voerde Horst Mahler verschillende gesprekken met de toenmalige federale minister van Binnenlandse Zaken Gerhart Baum, over de sociologische oorzaken van terrorisme. Deze gesprekken werden in 1980 in boekvorm gepubliceerd. Datzelfde jaar kreeg Mahlers advocaat Gerard Schröder – de latere Duitse bondskanselier – het voor elkaar dat de resterende gevangenisstraf werd omgezet naar een voorwaardelijke straf. Dankzij Schröders inspanningen mocht Horst Mahler in 1988 ook zijn beroep als advocaat weer uitoefenen. Ook werd Mahler weer politiek actief. Maar zijn politieke overtuigen maakten een bizarre omslag van extreem links, naar extreem rechts.

NPD

Na eerst een tijdje te hebben gesympathiseerd met de Groenen en de Vrije Democratische Partij (FDP), sloot Mahler zich in de zomer van 2000 aan bij de rechts-extremistische NPD. De Duitse regering probeerde de NPD (tegenwoordig bekend als Die Heimat) te verbieden, omdat zij de partij beschouwde als een racistische en anticonstitutionele partij. Van 2001 tot 2003 werd de NPD tijdens juridische procedures door Horst Mahler vertegenwoordigd. In 2003 verliet hij de partij nadat de verbodsprocedure was stopgezet. Volgens Mahler was de NPD net zoals de meest andere partijen gericht op het traditionele parlementarisme en daarom – net zoals het hele Duitse parlementaire systeem zelf – gedoemd om uiteindelijk te verdwijnen.

Deutsches Kolleg

Eind 2003 richtte Horst Mahler een vereniging op voor de rehabilitatie van mensen die werden vervolgd wegens het ontkennen van de Holocaust. Ook Mahler maakte zich schuldig aan Holocaustontkenning en de banalisering van de verschrikkingen tijdens het naziregime. Meermaals deed hij publiekelijk antisemitische uitspraken. Al in de jaren 90 had hij samen met de rechts-extremisten Reinhold Oberlercher en Uwe Meenen de neonazistische organisatie ‘Deutsches Kolleg’ opgericht. De leden van deze organisatie wilden een verbod op alle Joodse gemeenschappen in Duitsland, de uitwijzing van alle asielzoekers en de uitzetting van alle buitenlanders die werkloos waren geworden. Daarnaast eisten ze verschillende andere maatregelen tegen buitenlanders. In 2004 werden Mahler, Oberlercher en Meenen beschuldigd van het oproepen tot geweld tegen minderheden. Horst Mahler kreeg een tijdelijk beroepsverbod opgelegd en werd veroordeeld tot 9 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

 

Veroordeling in 2009

In de jaren daarna werd Horst Mahler nog meerder keren veroordeeld voor het aanzetten tot haat en het uitten van neonazistische ideeën. Op 28 april 2008 werd hij veroordeeld tot 10 maanden gevangenisstraf voor opruiing en belediging. Op 22 juli 2008 werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden zonder voorwaardelijke vrijlating, omdat hij in het bijzijn van een groep rechts-extremisten de Hitlergroet zou hebben gemaakt en daarbij de leus ‘Heil Hitler’ zou hebben gescandeerd. De verschillende strafprocessen werden door Mahler gebruikt als podium om zijn ideeën over het voetlicht te brengen. In die hoedanigheid deed hij aangifte tegen zichzelf wegens Holocaustontkenning. In februari 2009 werd Mahler veroordeeld tot 12 jaar gevangenisstraf wegens opruiing.

Intrekking vergunning

In juli 2009 trok de Berlijnse Orde van Advocaten de vergunning van Horst Maher in, waardoor hij zijn beroep niet meer mocht uitoefenen. Hij werd gevangengezet in de penitentiaire inrichting van Brandenburg. Tijdens zijn gevangenschap schreef hij op een computer het document ‘Das Ende der Wanderschaft – Gedanken über Gilad Atzmon und die Judenheit’, dat werd geclassificeerd als antisemitisch. De computer werd vervolgens door de politie in beslag genomen en de externe contacten van Mahler werden streng gecontroleerd. In het voorjaar van 2014 diende het Duitse OM wederom een aanklacht tegen Mahler in wegens opruiing.

Slechte gezondheid

In de zomer van 2015 werd Horst Mahler vanwege zijn slechte gezondheid overgebracht naar de IC van een gevangenisziekenhuis. Hij had een ernstige infectie opgelopen, waardoor zijn linkeronderbeen moest worden afgezet. De gezondheid van Mahler verbeterde en de strafkamer van de regionale rechtbank van Potsdam besliste gezien zijn gezondheid, dat hij voorwaardelijk moest worden vrijgelaten na het uitzitten van tweederde van zijn straf. Het parket van München diende daarop een klacht in om te voorkomen dat hij zou worden vrijgelaten.

Lezingen op extreemrechtse bijeenkomsten

Begin 2016 werd de opschorting van de voorwaardelijke straf opgeheven door de hogere regionale rechtbank van Brandenburg. De rechtbank oordeelde dat er voor Horst Mahler geen positieve sociale ontwikkelingen te verwachten waren en achtte de kans zeer reëel, dat hij zou terugvallen in zijn oude gedragspatronen. In maart 2017 meldde het Berlijnse dagblad ‘Tagesspiegel’, dat Mahler was vrijgelaten en dat hij na zijn vrijlating lezingen gaf op extreemrechtse bijeenkomsten, waaronder bijeenkomsten van de NPD. Het OM gaf echter geen commentaar op het artikel in de Taggesspiegel, omdat de tenuitvoerleggingsprocedures in het algemeen niet openbaar waren.

Arrestatie in Hongarije

Op 19 april 2017 publiceerde Horst Mahler een videoboodschap, waarin hij aangaf dat hij niet van plan was om naar de gevangenis terug te keren. Daarop vaardigde de officier van justitie in München een Europees aanhoudingsbevel tegen hem uit. Mahler vroeg asiel aan in Hongarije, maar werd daar door de Hongaarse autoriteiten gearresteerd. In juni 2017 werd hij uitgeleverd aan Duitsland en teruggebracht naar de gevangenis in Brandenburg. Vervolgens zat hij de resterende 3,5 jaar van zijn gevangenisstraf uit. In 2018 moest ook het rechteronderbeen van Horst Mahler worden afgezet. Gezien zijn slechte gezondheid werd er een verzoek ingediend tot vrijlating. Dat verzoek werd echter door het parket van München afgewezen.

 

Vrijlating

Op 27 oktober 2020 werd de inmiddels 84-jarige Horst Mahler uit de gevangenis van Brandenburg vrijgelaten. Na zijn vrijlating werd hij onder gedragstoezicht gesteld. Tevens verboden de Duitse autoriteiten hem om teksten te publiceren of lezingen te geven op evenementen, als de teksten niet vooraf bij de Duitse rijksrecherche zouden worden ingediend ter controle.

Boek Manuel Seitenbecher

Horst Mahlers omslag van de radicaal linkse APO naar de extreemrechtse NPD, was een weerspiegeling van de politieke uitersten in de 20ste eeuw. Mahler was echter niet de enige binnen de Socialistische Duitse Studentenbeweging die in de loop der jaren van links naar rechts overstapten. Maar waardoor werd deze opmerkelijke verandering in het politieke denken van mensen veroorzaakt? In het boek ‘Mahler, Maschke & Co. Juist denken in de 68’er-Beweging’ (gepubliceerd in 2013), onderzoekt de historicus Manuel Seitenbecher (plaatsvervangend hoofd van de afdeling Geestes- en Sociale Wetenschappen van de Centrale Landsbibliotheek in Berlijn) welke factoren precies hebben geleid tot zo’n radicale politieke ommezwaai. Voor zijn onderzoek volgde Seitenbecher tot in detail de biografieën van onder meer Horst Mahler, Reinhold Oberlercher en Günter Maschke, overtuigd socialisten die er uiteindelijk allemaal voor kozen, om het rechts-extremistische pad te gaan bewandelen. Het boek geeft een boeiend inzicht in een tot dan toe grotendeels onbekend terrein, van de ideeëngeschiedenis in Duitsland.

 

Lees ook:

Een volledig overzicht van RAF-terroristen

 

Terug naar boven ↑