Fritz Teufel (1943 – 2010)
Fritz Teufel was een lid van de terreurorganisatie 2 Juni-Beweging. Eind jaren ’60 was hij een van de leden van de geruchtmakende politiek gemotiveerde woongemeenschap Kommune 1. Hij werd onder meer verdacht van betrokkenheid bij de ontvoering van de christendemocratische politicus Peter Lorenz in 1975. Dit kon echter nooit worden bewezen. Wel werd hij tot 5 jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens lidmaatschap van een terroristische organisatie en verboden wapenbezit. In 1980 werd hij vrijgelaten.
Jeugd
Fritz Teufel werd op 17 juni 1943 geboren in Ingelheim am Rhein (Rijnland-Palts), toen de Tweede Wereldoorlog nog in volle gang was. Hij was de jongste telg in een gezin van zes kinderen. Zijn vader was belastingadviseur en zijn moeder was huisvrouw. Na de oorlog (in 1946) verhuisde het gezin Teufel naar Ludwigsburg (Baden-Württemberg), waar Fritz het grootste gedeelte van zijn jeugd doorbracht. Hij ging naar het Friedrich-Schiller-Gymnasium, waar hij zijn middelbareschooldiploma behaalde.
Studie
In 1963 ging Fritz Teufel naar West-Berlijn om Duits, journalistiek en theaterwetenschappen te gaan studeren aan de Vrije Universiteit. Hij hield zich bezig met de Duitse hedendaagse geschiedenis en reisde meerdere malen naar Frankfurt am Main om de Auschwitz-processen te volgen. Tijdens deze processen werden tal van SS-bewakers aangeklaagd voor hun wandaden in de concentratie- en vernietigingskampen. In zijn studentenjaren was Teufel lid van de Socialistische Duitse Studentenbond (SDS) en werd hij politiek actief.
Kommune 1
In januari 1967 verhuisde Fritz Teufel als een van de eersten naar de pas opgerichte politiek gemotiveerde woongemeenschap ‘Kommune 1’, waar werd geëxperimenteerd met alternatieve samenlevingsvormen. De commune was opgezet door de linkse activist en rasprovocateur Dieter Kunzelmann en kwam rechtstreeks voort uit de buitenparlementaire oppositie (APO) van de studentenbeweging. Kommune 1 was bedoeld als tegenmodel voor het burgerlijke kerngezin, die de commune-leden als zeer conservatief beschouwden. De commune-leden kwamen regelmatig in opspraak door hun ludieke, satirische, maar vaak ook provocatieve protestacties, die gericht waren tegen de heersende sociale omstandigheden en de gevestigde orde in de Bondsrepubliek. Kommune 1 (die bestond van januari 1967 tot november 1969) verhuisde een paar keer naar een andere locatie in West-Berlijn.
Staatsbezoek Amerikaanse vicepresident
De flamboyante Fritz Teufel werd een van de meest legendarische figuren binnen de West-Duitse studentenbeweging. Hij droeg een opvallende bril, een voor die tijd aparte kledingstijl en een grote volle baard. Op de avond van 2 april 1967 was er een samenkomst van Kommune-leden en een stuk of 20 andere jongeren, die elkaar hadden leren kennen tijdens de massale studentenprotesten in de stad. Tijdens deze bijeenkomst stelde Dieter Kunzelmann voor om een radicale protestactie uit te voeren tijdens het aanstaande staatsbezoek van de Amerikaanse vicepresident Hubert H. Humphrey (van 5 tot 7 april 1967).
Voorstander van de Vietnamoorlog
Humphrey stond bekend als een groot voorstander van de oorlog in Vietnam en was daarom een voor de hand liggend doelwit voor de links-radicalen. Kunzelmann opperde het idee om rookbommen naar de politicus te gooien, maar op een enkeling na wilde niemand van de aanwezige jongeren daaraan meedoen. Volgens hen was het risico op een bloedbad te groot. De lijfwachten van Humphrey zouden zonder enige twijfel direct op hen schieten. Daarom werd er een andere manier bedacht om actie te voeren.
Puddingaanslag
De plannen voor de protestactie werden echter op tijd door de West-Duitse autoriteiten ontdekt, dankzij een informant die zich binnen de links-radicale kringen bewoog. Vervolgens kon de actie worden verijdeld. Op 5 april 1967 werden Fritz Teufel, Dieter Kunzelmann en negen andere commune-leden door de politie gearresteerd. In eerste instantie dacht de politie dat de activisten een aanslag wilde plegen met rookbommen, explosieven, zakken gevuld met stenen of chemicaliën, maar ze kwam er al vrij snel achter dat het om een relatief onschuldige ‘puddingaanslag’ ging. De projectielen waren gevuld met pudding, yoghurt, meel en kleurstof.
Axel Springer
Een dag na het staatsbezoek werden Fritz Teufel en de anderen weer vrijgelaten. De puddingaanslag werd breed uitgemeten in de West-Duitse pers. Met name de kranten van de uitgeverij van Axel Springer schreven zeer kritisch over de actie en plaatsen koppen zoals:
‘Moordaanslag op Humphrey’
en
‘Elf kleine Oswalds’.
Ook de eigenaar van het pand waarin Kommune 1 gevestigd was – Uwe Johnson – kon niet bepaald om de protestactie lachen, en sommeerde de commune-leden om zo snel mogelijk andere huisvesting te zoeken. Vervolgens betrokken de leden van Kommune 1 een oud gebouw in het West-Berlijnse stadsdeel Charlottenburg.
Brand Innovation
In het voorjaar van 1967 brak er een grote brand uit in een Brussels filiaal van de Belgische warenhuisketen ‘Innovation’. In de vuurzee vonden 251 mensen de dood en raakten 62 mensen ernstig gewond. Het winkelend publiek had pas laat in de gaten dat het warenhuis in brand stond en toen het vuur hen eenmaal had bereikt, zaten ze als ratten in de val. In blinde paniek sprongen mensen uit de ramen. De schok in België was groot.
Pamfletten
Aanvankelijk gingen de autoriteiten ervan uit, dat de brand bewust was veroorzaakt door extreemlinkse militanten. Er waren op dat moment al ruim een week anti-Amerikaanse demonstraties aan de gang in de Belgische hoofdstad. Deze protesten waren vooral gericht tegen de Vietnamoorlog en de napalmbombardementen op de Vietnamese bevolking. Voor brandstichting door links-radicalen is echter nooit enig bewijs gevonden. Later bleek dat de brand was ontstaan door een gaslek. Het gas had zich opgehoopt onder een verlaagd plafond en was vervolgens ontstoken door een verhitte lamp. Na de dramatische gebeurtenissen in Brussel verspreidden de leden van Kommune 1 pamfletten in West-Berlijn, waarin de schokkende tekst stond:
‘Wanneer branden de Berlijnse warenhuizen?’
‘Onze Belgische vrienden begrijpen eindelijk hoe ze de bevolking moeten betrekken bij de ellende in Vietnam. Ze steken een warenhuis in brand en tweehonderd tevreden burgers maken een einde aan hun spannende bestaan en Brussel wordt Hanoi. Als er in de nabije toekomst ergens brand uitbreekt, een kazerne ontploft of de tribune van een stadion instort, wees dan niet verbaasd. Brand warenhuis, brand!’
Op 24 mei 1967 verspreidden de leden van Kommune 1 nogmaals een pamflet, waarin stond:
‘Consument, waarom staat u in brand?’
‘Ervaar dat knetterende Vietnam-gevoel dat we thuis niet zouden willen missen. Hoezeer we ook meeleven met de pijn van de nabestaanden in Brussel, zolang de juiste maat niet wordt overschreden , staan wij open voor nieuwe stoutmoedige en conventionele methoden. Bewondering faalt niet, ondanks alle menselijke tragedie.’
Aanzetten tot brandstichting
De verspreiding van de pamfletten met de schokkende tekst, viel niet in goede aarde bij de West-Duitse autoriteiten. Deze provocatie had volgens hen weinig meer te maken met satire of een ludieke provocatie, maar riepen de pamfletten regelrecht op tot het plegen van strafbare feiten. De wijze waarop het verband werd gelegd tussen het drama in het Brusselse warenhuis en de oorlog in Vietnam was volgens veel mensen weerzinwekkend en moest volgens hen worden bestraft. Fritz Teufel werd samen met het Kommune 1-lid Rainer Langhans beschuldigd van het aanzetten tot brandstichting.
Brandstichtersproces
Op 6 juni 1967 werden Fritz Teufel en Rainer Langhans officieel aangeklaagd voor het verspreiden van de pamfletten, die zouden aanzetten tot brandstichting. Tijdens het juridische proces ontstond er een publiek debat over de scheidslijn tussen satire en het daadwerkelijk oproepen tot geweld. Verschillende schrijvers en deskundigen op het gebied van satire, steunden de commune-leden en vonden dat – hoe aanstootgevend de pamfletten ook waren – dit nog moest kunnen. Volgens hen was het soms noodzakelijk om te choqueren, om effectief kritiek te uiten op maatschappelijke en politieke ontwikkelingen. Ze zagen de pamfletten dan ook vooral als een fictionele, surrealistische en poëtische provocatie, die verder niet bedoeld was om andere mensen aan te zetten tot brandstichting.
Vrijspraak
De rechter was het met de stelling van de schrijvers en deskundigen eens en oordeelde dat de verspreiding van de provocatieve pamfletten onder de artistieke vrijheid viel. Op 22 maart 1968 (bijna een jaar na de flyeractie) werden Fritz Teufel en Rainer Langhans door de rechtbank in West-Berlijn vrijgesproken.
Staatsbezoek sjah van Perzië
Op 2 juni 1967 vond er in West-Berlijn een staatsbezoek plaats van Mohammad Reza Pahlavi, de sjah van Perzië. Tijdens het bezoek gingen duizenden studenten de straat op om te protesteren tegen de ernstige mensenrechtenschendingen in Iran. De massale demonstratie werd een beslissende gebeurtenis in de West-Duitse geschiedenis. De protesten werden door de politie met harde hand uit elkaar geslagen. Ook ontstonden er tijdens de demonstratie vechtpartijen tussen voor- en tegenstanders van de sjah. Talloze jongeren raakten in de chaos gewond.
Dood Benno Ohnesorg
De ongeregeldheden kwamen tot een climax toen de vreedzaam demonstrerende student Benno Ohnesorg door een politieagent werd doodgeschoten. De dood van Ohnesorg lag voor een groot deel aan de basis van het radicaliseringsproces van veel linkse West-Duitse jongeren en het ontstaan van terreurgroepen, zoals Tupamaros West-Berlijn (TW), de Rote Armee Fraktion (RAF) en de 2 Juni-Beweging.
Eerste arrestatie
Ook Fritz Teufel deed mee aan de protesten tegen de sjah van Perzië. Hij werd door de politie gearresteerd omdat hij met stenen zou hebben gegooid en de openbare orde had verstoord. Tijdens zijn gevangenschap gingen verschillende studenten in hongerstaking om zijn vrijlating af te dwingen. Pas in november 1967 (5 maanden na zijn arrestatie) begon het proces tegen Teufel. De rechtbank sprak hem uiteindelijk op 22 december 1967 vrij van de beschuldigingen. Na bijna een half jaar te hebben vastgezeten werd Fritz Teufel vrijgelaten en hij keerde terug naar Kommune 1.
Argusogen
De West-Duitse autoriteiten bekeken de activiteiten van de commune-leden met argusogen. De hedonistische levenshouding van de commune-leden druiste regelrecht in tegen de conventionele West-Duitse maatschappij en werd daarom niet geaccepteerd. Maar ook binnen politiek links ontstond steeds meer weerstand tegen de provocaties van Kommune 1. Ook sommige leden van de Socialistische Duitse Studentenbond (SDS) die een belangrijke rol speelden binnen de buitenparlementaire oppositie, kregen steeds meer afkeer van de acties van Kommune 1.
SDS sluit Kommune 1-leden uit
Vooral het feit dat de pamfletten van de woongroep regelmatig werden ondertekend met SDS, zette kwaad bloed bij de studentenbeweging. Veel studenten vonden dat de commune-leden geen enkel politiek belang hadden, maar dat ze alleen maar uit waren op het veroorzaken van chaos. Daarom besloot de SDS om de provocateurs van Kommune 1 uit te sluiten van de studentenbond.
Moordaanslag op Rudi Dutschke
Op 11 april 1968 werd er een moordaanslag gepleegd op de charismatische socialistische studentenleider Rudi Dutschke. Bij het SDS-kantoor aan de Kurfürstendamm werd hij opgewacht door de rechts-extremistische ongeschoolde arbeider Josef Bachmann die hem vervolgens neerschoot. Dutschke overleefde de aanslag, maar raakte zeer zwaargewond. De aanslagpleger sloeg op de vlucht maar kon even later worden aangehouden.
Motief
Het motief voor de moordaanslag werd vrij snel duidelijk, toen bleek dat Bachmann extreemrechtse sympathieën had. Tijdens zijn arrestatie had hij een exemplaar bij zich van de rechts-extremistische krant ‘Deutsche National-Zeitung’. In de krant stond een artikel over Rudi Dutschke. Het artikel was geïllustreerd met vijf portretfoto’s van de studentenleider met daarboven de kop:
‘Stop Dutschke nu! Anders komt er een burgeroorlog.’
Josef Bachmann voelde een diepe haat voor communisten en speelde al een tijdje met de gedachte om een daad stellen.
Paasrellen
Na de aanslag op Rudi Dutschke hielden veel socialistische jongeren het uitgeversconcern van Axel Springer verantwoordelijk. Volgens hen hadden de Springer-kranten het maatschappelijke klimaat gecreëerd, waarin deze aanslag kon plaatsvinden. Door hun voortdurende kritiek op de linkse bewegingen en de negatieve beeldvorming, hadden ze Dutschke tot op het bot gedemoniseerd. Tijdens een bijeenkomst aan de Technische Universiteit van Berlijn, werden de woorden ‘De hoofdschuldige zit in de Kochstrasse’ gescandeerd. De Kochstrasse was de straat waar de Springer-uitgeverij gevestigd was.
Gewelddadige protesten
De woede van de socialistische jongeren mondde uit in gewelddadige protesten, die bekend werden als de zogenaamde ‘Paasrellen’. Een paar duizend boze demonstranten trokken met brandende fakkels naar het gebouw van Springer-media aan de Kochstrasse in West-Berlijn, staken bedrijfsvoertuigen van Springer in brand, gooiden ruiten in en bekladden muren. De politie die met ongeveer 350 agenten ter plaatse was, probeerde de jongeren met waterkanonnen te verjagen.
Protesten in andere steden
Ook Fritz Teufel, Dieter Kunzelmann en Rainer Langhans deden aan de protesten mee. Niet alleen waren er demonstraties in West-Berlijn, maar ook in tal van andere grote steden in de Bondsrepubliek. Pas na een aantal dagen keerde de rust in het land weer terug en gingen de gewelddadige protesten over in vreedzame sit-ins.
Democratisering van de West-Duitse samenleving
De belangrijkste groepen binnen de buitenparlementaire oppositie in de Bondsrepubliek, waren de SDS en de Republikeinse Club. Deze groepen streefden naar een alomvattende democratisering van de West-Duitse samenleving en de emancipatie van alle mensen die het ‘slachtoffer’ waren van kapitalistische uitbuiting, onderdrukking en vervreemding. Zo kwam er een politieke, sociologische en filosofische stroming op gang, die wezenlijk verschilde van de conventionele concepten van de sociaaldemocratie en het autoritair socialisme.
Grote Coalitie
De buitenparlementaire oppositie (APO) kwam in opstand tegen verschillende politieke en maatschappelijke ontwikkelingen. Ze demonstreerden onder meer tegen de grote regeringscoalitie van CDU/CSU en de SPD, die volgens de APO veel te veel macht zou hebben. De enige oppositiepartij in het parlement – de FDP (Vrije Democratische Partij) – had na de Bondsdagverkiezingen van 1965 nog geen 10% van de stemmen gekregen. Daarom was het in de ogen van veel studenten noodzakelijk om buitenparlementaire oppositie te voeren.
Noodwetten
De protesten richtten zich met name tegen de voorgenomen invoering van de zogenaamde ‘noodwetten’. Ruim twintig jaar na de Tweede Wereldoorlog, was er nog altijd een geallieerde bezettingsmacht aanwezig in de Bondsrepubliek. De West-Duitse overheid streefde inmiddels echter naar meer zelfstandigheid. Daarom wilde de regering af van de bestaande situatie, waarbij de geallieerden in geval van politieke onrust – zoals bijvoorbeeld een staatsgreep – konden ingrijpen in de soevereiniteit van het land. De geallieerden waren bereid om de Bondsrepubliek meer soevereiniteit te verlenen, maar dan moest er wel iets worden gewijzigd in de wetgeving. Door die wetswijziging zou de West-Duitse regering altijd kunnen ingrijpen wanneer er een politiek ongewenste situatie zou ontstaan.
Grondrechten
De plannen voor deze ingrijpende noodwetten vielen niet in goede aarde bij de studenten. De wetten deden namelijk sterk denken aan de Machtigingswet en de Rijksdagbrandverordening uit 1933. Die wetten hadden het destijds mogelijk gemaakt dat Hitler en de nationaalsocialisten aan de macht kwamen. Met de noodwetten eind jaren 60 werd het voor de West-Duitse regering eveneens mogelijk om de grondrechten van burgers tijdelijk op te schorten, tijdens een nationale crisis. De studenten wilden dat koste wat kost voorkomen.
Republikeinse Club
Nadat de Grote Coalitie onder bondskanselier Kiesinger was geïnstalleerd, hadden een aantal SDS-leden de Republikeinse Club opgericht. De leden van de Republikeinse Club hadden het plan opgevat om een nieuwe politieke partij op te richten, indien de SPD zou afsplitsen als gevolg van de Grote Coalitie. Binnen de SDS waren verschillende leden bezorgd dat de studentenbond zich zou omvormen tot een anarchistische vereniging, onder invloed van de antiautoritaire leden van Kommune 1, zoals Fritz Teufel, Dieter Kunzelmann en Rainer Langhans. De protestacties van de commune-leden (die in het begin nog vooral een ludiek en humoristisch karakter hadden) werden steeds radicaler en provocatiever. Daardoor kwamen de leden van Kommune 1 steeds vaker in aanraking met justitie.
Verlaten fabriek aan de Stephanstrasse
In het najaar van 1968 verhuisde Kommune 1 naar een verlaten fabriek aan de Stephanstrasse in het West-Berlijnse stadsdeel Moabit. Daar ontwikkelde de commune zich steeds meer tot een soort toevluchtsoord voor alternatieve denkers, die oplossingen aandroegen voor allerlei maatschappelijke problemen. Het leven van de commune-leden werd steeds meer gekenmerkt door muziek, drugs en seks, waardoor de woongroep steeds populairder werd onder jongeren. Op een bepaald moment werden de leden van Kommune 1 bijna gezien als ware rocksteren, die de oplossing hadden voor een ideale samenleving.
Uschi Obermaier
Commune-lid Rainer Langhans werd verliefd op het Duitse fotomodel Uschi Obermaier, die bij de commune introk. Langhans en Obermaier werden een opvallende verschijning in de media. Ze spraken openlijk over hun relatie, jaloezie, sociale taboes en de vrije liefde. De populariteit van Kommune 1 werd nog groter, toen de woongroep bezoek kreeg van een aantal beroemde muzikanten, waaronder Jimi Hendrix. In allerlei populaire magazines van die tijd verschenen foto’s van Ushi Obermaier en de andere commune-leden tijdens politieke demonstraties.
Oplopende spanningen
In 2007 publiceerde Ushi Obermaier haar biografie ‘High Times: mein wildes Leben’. Daarin beschrijft ze haar ervaringen in Kommune 1. Ze vertelt onder meer dat de commune-leden steeds meer drugs gebruikten en langzaam maar zeker transformeerden tot ware junkies. Ook vertelt ze in het boek hoe de ‘glamoureuze’ levensstijl van haarzelf en Rainier Langhans, steeds meer conflicteerde met het socialistische gedachtegoed van de commune-leden. Ze had immers een goedlopende modellencarrière en haar fotoshoots werden zeer goed betaald.
Fritz Teufel wordt uit Kommune 1 gezet
De onderlinge spanningen in Kommune 1 liepen steeds verder op en met name Dieter Kunzelmann werd steeds militanter. Dagelijks werd de commune belegerd door vrouwelijke ‘fans’, die Fritz Teufel en Rainer Langhans aanbaden. Vooral Teufel had geen gebrek aan vrouwelijk schoon. Hij had verschillende relaties, waaronder de latere RAF-terroriste Irmgard Möller. Echter waren de andere commune-leden niet blij met de menigte die iedere dag voor de deur stond en besloten om Fritz Teufel uit Kommune 1 te zetten.
Tupamaros München
Fritz Teufel verhuisde naar München, waar hij betrokken raakte bij de oprichting van de stadsguerrillagroep Tumpamaros Müchen (TM). Deze terreurgroep was tussen 1969 en 1971 verantwoordelijk voor een aantal bomaanslagen in de Beierse hoofdstad, waaronder aanvallen op de Universiteit van München, de rechtbank, een aantal politiefaciliteiten en de woning van een kantonrechter. Daarnaast pleegden leden van TM een bankoverval.
Brand in Joods gemeenschapscentrum
Op 13 februari 1970 brak er brand uit in een Joods gemeenschapscentrum aan de Reichenbachstrasse in München. In het gebouw was onder meer een Joods bejaardentehuis gevestigd. Een ander deel van het pand werd bewoond door studenten. Toen de brand werd ontdekt waren er ongeveer 50 mensen in het gebouw aanwezig. Er werd alarm geslagen en de meeste bewoners konden het gemeenschapscentrum ongedeerd verlaten. Dat gold echter niet voor iedereen. De mensen die op de bovenste verdiepingen zaten opgesloten in hun kamer, konden alleen via het dak wegkomen. Een aantal Joodse senioren had echter niet meer de kracht om via de ramen op het dak te stappen. Deze mensen stikten door de rookontwikkeling of verbrandden in de vlammenzee. Zeven Joodse ouderen kwamen bij de brand om het leven en zeker vijftien mensen raakten gewond.
Brandstichting
Uit het politieonderzoek bleek later dat de brand opzettelijk was aangestoken. In het trappenhuis van het gemeenschapscentrum was een benzineblik aangetroffen, waardoor duidelijk werd dat de daders opzettelijk benzine over de traptreden hadden gegoten. De schok in de Bondsrepubliek was groot. Er werd al snel een verband vermoed met een mislukte aanslag op een Joods gemeenschapscentrum in West-Berlijn 3 maanden daarvoor. Deze aanslag zou zijn beraamd door terroristen van de zusterorganisatie Tupamaros West-Berlijn (TW), een terreurgroep die was opgericht door het voormalige Kommune 1-lid Dieter Kunzelmann. De schrik zat er goed in bij de Joodse gemeenschap in West-Duitsland. Naar aanleiding van de brand werd de beveiliging van Joodse gebouwen verder opgeschroefd.
Verklaring
Een week na de fatale brand in München bracht TM een verklaring naar buiten, waarin ze verklaarden niets met de brand te maken te hebben. Volgens de terreurgroep zou de brand zijn aangestoken door mensen die een heksenjacht in gang wilde zetten, op de vijanden van het ‘Amerikaanse zionistische imperialisme’. In de verklaring – die was verstuurd naar een persagentschap – eiste Tupamaros München de vrijlating van de SDS-activist Günter Maschke, die gevangenzat wegens desertie. Ook bedreigden de briefschrijvers de openbaar aanklager en rechters met geweld. Drie dagen later (in de nacht van 22 op 23 februari 1970) gooiden onbekenden een aantal molotovcocktails in de woning van de rechter, die Günter Maschke had veroordeeld. Niemand raakte bij de aanslag gewond en de schade aan het huis bleef beperkt.
Arrestatiebevel
De speciale onderzoekscommissie die na de fatale brand in München werd ingesteld, zag Fritz Teufel en Dieter Kunzelmann als mogelijke verdachten. Daarom werd er een arrestatiebevel tegen hen uitgevaardigd. Op 12 juni 1970 werd Teufel door de politie opgepakt en een maand later (op 19 juli) volgde de arrestatie van Kunzelmann. De onderzoekscommissie had bewijs gevonden van contacten tussen Tupamaros München en een aantal Palestijnse verzetsgroepen. Dit zou kunnen verklaren waarom de Joodse gemeenschapscentra in München en West-Berlijn waren uitgekozen als doelwit voor een aanslag. De onderzoekscommissie vond echter geen bewijs dat Tupamaros München ook daadwerkelijk betrokken was bij de brandstichting. Daarom was er geen grond voor een officiële aanklacht. Het onderzoek werd stopgezet zonder dat er iemand kon worden veroordeeld.
Lid van de 2 Juni-Beweging
Later sloot Fritz Teufel zich aan bij de terreurorganisatie 2 Juni-Beweging. Deze anarchistische terreurgroep was opgericht door de zogenaamde ‘hasj-rebel’ Michael (Bommi) Bauman en pleegde tussen 1972 en 1980 tal van terroristische aanslagen in de Bondsrepubliek. De terroristen plaatsen onder meer bommen bij de Britse Jachtclub en de Amerikaanse officiersclub in West-Berlijn. Daarnaast was de 2 Juni-Beweging verantwoordelijk voor meerdere moorden, ontvoeringen en bankovervallen. De naam van de terreurorganisatie was ontleend aan de sterfdag van Benno Ohnesorg, die tijdens de felle studentenprotesten op 2 juni 1967 om het leven was gekomen door politiekogels.
Arrestatie in 1975
In 1975 werd Fritz Teufel gearresteerd terwijl hij een afgezaagd jachtgeweer bij zich had met vier dumdumkogels. Ook was hij in het bezit van vervalste identiteitsdocumenten. Hij werd onder meer beschuldigd van betrokkenheid bij de ontvoering van de CDU-politicus Peter Lorenz, die op dat moment in de race was voor het burgemeesterschap van West-Berlijn. Daarnaast werd hij beschuldigd van betrokkenheid bij een aantal bankovervallen.
Veroordeling
Fritz Teufel zat 5 jaar in voorlopige hechtenis, voordat zijn strafproces in 1980 begon. Aanvankelijk werd er een gevangenisstraf van 15 jaar tegen Teufel geëist, maar het 2 Juni-lid leverde plotseling een alibi aan, waarmee hij kon bewijzen dat hij tijdens de Lorenz-ontvoering helemaal niet in de buurt van West-Berlijn was. Hij zou destijds onder een valse naam in een fabriek in Essen (Noordrijn-Westfalen) hebben gewerkt. Fabrieksarbeiders herkenden Teufel inderdaad als hun voormalige collega. Daarop werd de aanklacht tegen Teufel ingetrokken. Ook zijn betrokkenheid bij de bankovervallen kon niet door de rechtbank worden bewezen. Wel kon hij worden veroordeeld voor lidmaatschap van een terroristische organisatie en illegaal wapenbezit. Op 30 oktober 1980 kreeg hij een gevangenisstraf van 5 jaar opgelegd, maar omdat Fritz Teufel al 5 jaar in voorlopige hechtenis had gezeten werd hij vrijgelaten.
Na zijn vrijlating
Na zijn vrijlating begon Fritz Teufel een geheel nieuw leven. Hij verhuisde in 1984 naar Londen waar hij een jaar in een bakkerij werkte. Later verhuisde hij terug naar Duitsland en werd hij fietskoerier in Berlijn. Hij gaf verschillende interviews over zijn tijd binnen de links-radicale scene en verscheen regelmatig als gast in talkshows. Daarnaast schreef hij artikelen voor het Duitse dagblad Die tageszeitung (taz). Begin 2010 werd Teufel zwaar getroffen door de ziekte van Parkinson. Daarnaast leed hij aan de ziekte van Bechterew, een vorm van ontstekingsreuma. De laatste jaren woonde hij samen met zijn partner Helene Lollo. Op 6 juli 2010 overleed de 67-jarige Fritz Teufel in Berlijn aan de gevolgen van zijn ziekte.