Heinrich Albertz (1915 – 1993)

Heinrich Albertz was een Duitse protestantse predikant en politicus voor de Sociaaldemocratische Partij van Duitsland (SPD). Sinds 1948 was hij lid van de landdag van Nedersaksen. In 1959 werd hij benoemd tot hoofd van de Senaatskanselarij en in 1961 nam hij het ambt van senator van Binnenlandse Zaken over. Van 1966 tot 1967 was hij burgemeester van West-Berlijn. Na zijn politieke carrière werd Albertz actief binnen de vredesbeweging en nam hij deel aan grote demonstraties tegen de opslag van Amerikaanse kernwapens in West-Europa.

Jeugd en studie

Wehrmacht

SPD-minister

Burgemeester van West-Berlijn

Studentenprotesten

Lorenz-ontvoering

Vredesbeweging

 

Jeugd en studie

Albertz werd op 22 januari 1915 geboren in Breslau (nu Polen). Hij was de zoon van de hofprediker en consistoriaal raadslid Hugo Albertz en zijn tweede vrouw Elisabeth. Daarnaast was hij een halfbroer van de verzetsstrijder Martin Albertz. Na het behalen van zijn diploma aan de middelbare school in 1933 ging hij theologie studeren aan de universiteiten van Breslau, Halle en Berlijn. Tijdens het bewind van de nationaalsocialisten onderhield hij nauwe banden, met mensen binnen de verboden sociaaldemocratische partij. In 1939 trouwt Albertz met zijn vrouw Ilse en samen kregen ze een zoon en twee dochters. Zijn zoon – die op 2 mei 1943 werd geboren – is de bekende protestantse theoloog en emeritus hoogleraar Rainer Albertz.

 

Wehrmacht

Als lid van de Belijdende Kerk die zich verzette tegen de nazi’s, toonde Heinrich Albertz zich solidair met de gevangengenomen Lutherse theoloog Martin Niemöller. Deze pastoor was in 1937 vastgezet in concentratiekamp Sachsenhausen vanwege een preek, die door de nazi’s werd geïnterpreteerd als een tirade tegen Hitler. Ook Heinrich Albertz werd in deze periode meermaals gearresteerd. In 1941 werd hij opgeroepen voor de Wehrmacht.

 

SPD-minister

Na de Tweede Wereldoorlog in de zomer van 1945 verhuisde Albertz naar Celle in de deelstaat Nedersaksen. Daar werd hij aangesteld als hoofd van de dienst voor kerkelijke en nationale vluchtelingenzorg. In die hoedanigheid kreeg hij van de Britse bezettingsautoriteiten de taak om de opvang te organiseren van verdrevenen en ontheemden. In 1946 sloot hij zich aan bij de sociaaldemocratische partij (SPD) en werd hij lid van de landdag (deelstaatregering) van Nedersaksen. Twee jaar later in 1948 werd hij benoemd tot minister van vluchtelingenzaken in het Nedersaksische staatskabinet, onder minister-president Hinrich Wilhelm Kopf. In 1950 trad Albertz toe tot het federale bestuur van de SPD. In 1951 werd hij benoemd tot staatsminister van Sociale Zaken in Nedersaksen.

 

Burgemeester van West-Berlijn

Na het verlaten van de landdag van Nedersaksen, werd Albertz door de regerend burgemeester van West-Berlijn Otto Suhr, benoemd tot senaatsdirecteur. In 1959 werd hij benoemd tot hoofd van de Senaatskanselarij door de nieuwe Berlijnse burgemeester – en latere bondskanselier – Willy Brandt. In 1960 accepteerde hij het ambt van senator van Binnenlandse Zaken en op 1 december 1966 werd hij zelf burgemeester van Berlijn. Heinrich Albertz is niet lang burgemeester geweest, want op 19 oktober 1967 werd hij alweer opgevolgd door de SPD-er Klaus Schütz. Deze laatste zou het burgemeestersambt bijna tien jaar lang bekleden.

 

Studentenprotesten

Ondanks dat Heinrich Albertz al sinds 1950 in het bestuur van de SPD zat, had hij in tegenstelling tot zijn voorganger Willy Brandt, geen onbeperkte steun binnen zijn partij. Bij de verkiezingen voor het Berlijnse Huis van Afgevaardigden op 12 maart 1967 slaagde hij erin om de regeringscoalitie van de SPD en de Vrije Democratische Partij (FDP) voort te zetten. In de zomer van 1967 was Berlijn het middelpunt van massale studentenprotesten, waarbij het kwam tot harde confrontaties tussen betogers en de politie.

Staatsbezoek van de Sjah van Perzië

Op 2 juni 1967 legde de Mohammad Reza Pahlavi – de Sjah van Perzië – een staatsbezoek af aan Berlijn. Bij het stadhuis waren rellen uitgebroken en een boze menigte gooide met eieren en tomaten. Heinrich Albertz, de Sjah en zijn vrouw Farah Diba werden samen met de bondspresident Heinrich Lübke verwacht in het Berlijnse operahuis. Albertz gaf de Berlijnse politiechef Erich Duensing de opdracht om de straten zo snel mogelijk ‘schoon te vegen’, zodat zijn gasten niets van de protesten zouden merken. Duensing hanteerde daarbij de zogenaamde ‘leverworsttacktiek’. Daarbij werd er in het midden van de demonstraties zo hard mogelijk op de studenten ingeslagen, waardoor deze naar de zijkanten van de mensenmassa werden gedreven. De demonstranten werden door de politie als het ware beschouwd als een leverworst, waarbij de worst in het midden werd geplet zodat het aan de zijkanten uit elkaar spatte.

Benno Ohnesorg

Het studentenprotest eindigde dramatisch met de fatale dood van de student Benno Ohnesorg, die werd doodgeschoten door de politieagent Karl-Heinz Kurras. Door deze gebeurtenis werd de woede ten opzichte van de autoriteiten in West-Berlijn nog groter en werden de protesten nog feller. Het politieapparaat was volgens veel studenten militaristisch en nog steeds fascistisch. Een onderzoekscommissie drong daarom aan op het vertrek van politiechef Duensing. Dat gebeurde ook en de politiechef ging met vervroegd pensioen. Heinrich Albertz trad af als regerend burgemeester en ook de senator van Binnenlandse Zaken Wolfgang Büsch legde zijn functie neer.

 

Lorenz-ontvoering

In 1970 nam Albertz ontslag bij het Huis van Afgevaardigden in Berlijn. Hij verliet de politiek en ging werken als predikant in de Berlijnse wijk Zehlendorf. Vijf jaar later in 1975 kwam hij weer in het nieuws toen hij verklaarde dat hij bereid was om in te gaan, op de eisen van de ontvoerders van Peter Lorenz, een christendemocratische politicus. Lorenz was ontvoerd door leden van de terreurgroep 2 Juni Beweging (vernoemd naar de sterfdag van student Benno Ohnesorg). De terroristen eisten de vrijlating van een aantal groepsleden uit de gevangenis. Onder hen bevonden zich ook toekomstige leden van de Rote Armee Fraktion (RAF).

Gevangenenruil

Bij de uitwisseling van de gevangen tegen Peter Lorenz – die plaatsvond met toestemming van de federale overheid en de Berlijnse senaat – kwamen gevangenen vrij zoals Verena Becker, Gabriele Kröcher-Tiedeman, Ingrid Siepman, Rolf Pohle en Rolf Heissler. Ook Horst Mahler kon vrijkomen, maar die ging daar niet op in. De gevangenen werden samen met Heinrich Albertz naar Zuid-Jemen gevlogen. De 2 Juni Beweging had Albertz als informant uitgekozen, omdat hij de gebeurtenissen rondom de dood van Benno Ohnesorg scherp had veroordeeld en ontslag had genomen als burgemeester. Toen Albertz eenmaal weer terug was op Duitse bodem moest hij het codewoord: ‘Zo’n dag, zo geweldig als vandaag’ oplezen. Daarna werd Lorenz door de ontvoerders vrijgelaten. Albertz werd een pleitbezorger voor een gevoelige behandeling van linkse politieke delinquenten. Volgens hem werden terroristen zoals die van de 2 Juni Beweging en de Rote Armee Fraktion gecreëerd door de maatschappij.

 

Vredesbeweging

In de jaren 80 raakte Heinrich Albertz betrokken bij de vredesbeweging. Hij steunde grote demonstraties zoals de betoging op 10 oktober 1981 in Bonn. Deze protesten waar ongeveer 300.000 mensen aan meededen, waren vooral gericht tegen de nucleaire dreiging en de opslag van kernwapens door de NAVO. Albertz was tijdens deze massabijeenkomst op het Hofgarten in de toenmalige hoofdstad van de Bondsrepubliek, een van de voornaamste sprekers. De demonstratie vormde de opmaat voor andere grote protesten van de Duitse vredesbeweging.

Blokkade op de Mutlanger Heide

Op 1 september 1983 blokkeerde Albertz samen met 150 andere prominenten, de ingangen van het Amerikaanse militaire depot op de Mutlanger Heide (Baden-Württemberg). Hieronder waren ook de SPD-politicus Oskar Lafontaine, de sociaaldemocraat Erhard Eppler, Die Grünen-oprichtster Petra Kelly, schrijver Günter Grass, theoloog Helmut Gollwitzer, maar ook singer-songwriter Wolf Biermann en cabaretier Dieter Hildebrandt. Ook de schrijver Heinrich Böll – die in 1972 de Nobelprijs voor Literatuur had ontvangen – was bij de blokkade aanwezig. De betogers zaten in kleine groepjes, zongen en discussieerden, terwijl ze door de bereden politie scherp in de gaten werden gehouden.

Dubbele NAVO-resolutie

De protesten van de betogers waren vooral gericht tegen de dubbele NAVO-resolutie van 1979. In dit besluit waren de plannen opgenomen om 572 Amerikaanse middellangeafstandsraketten met een enkelvoudige kernlading in Europa te plaatsen. Dat zou nodig zijn geweest om tegenwicht te bieden aan de stationering van SS-20-raketten door de Russen. Zoals gepland eindigde de blokkade na drie dagen. De organisatoren van de betoging waren tevreden, want de deelnamen van zoveel prominenten had aangetoond dat de acties van de vredesbeweging breed gedragen werden door de samenleving. Ondanks de demonstraties gaf de Bondsdag op 22 november 1983 toch toestemming voor het plaatsen van kernwapens. Een paar dagen later kwamen de eerste Pershing II-raketten op de Mutlanger Heide aan. De raketten zouden hier tot 1990 blijven liggen. In 1988 ontving Heinrich Albertz de Cultuur- en Vredesprijs van Villa Ichon in Bremen.

Laatste jaren

In 1986 verhuisde Albertz met zijn vrouw Ilse naar een verpleeghuis in Bremen, om vlakbij een van hun dochters te wonen. Daar overleed hij op 18 mei 1993 op 78-jarige leeftijd. Albertz laat tal van publicaties na. Niet alleen talloze boeken, essays, manuscripten, transcripties van toespraken en lezingen, maar ook veel radio- en televisie-interviews. Voor zijn werk ontving Heinrich Albertz een groot aantal onderscheidingen.

 

Bronnen:

Heinrich Albertz – De man die meerdere levens heeft geleefd – Een biografie (Jacques Schuster).

En aan niemand onderworpen. Heinrich Albertz op zijn 70ste verjaardag (Reinhard Henkys).

Heinrich Albertz en Erich Schellhaus: twee gevluchte politici vanaf het allereerste begin (Reinhard Rohde).

 

Terug naar boven ↑