Vermeende steun aan de RAF

Tijdens het Stammheim-proces werden enkele advocaten veroordeeld wegens vermeende steun aan de Rote Armee Fraktion (RAF), een extreem linkse terroristische groepering in de Bondsrepubliek Duitsland. Het proces veroorzaakte veel controverse en kritiek, omdat het de grenzen van de rechtsgang en de verdediging leek te overschrijden. Sommigen zagen de veroordelingen van de advocaten als politiek gemotiveerd en als een poging om de Rote Armee Fraktion en haar sympathisanten te onderdrukken. Anderen zagen de veroordelingen als een noodzakelijke maatregel om terrorisme te bestrijden en de West-Duitse rechtsstaat te handhaven.

Illegale hand- en spandiensten

Na de reeks bomaanslagen tijdens het zogenaamde ‘Mei-offensief’ in 1972‘ kon nagenoeg de hele RAF-top worden gearresteerd. Onder hen waren Andreas Baader, Gudrun Ensslin, Ulrike Meinhof, Jan-Carl Raspe en Holger Meins. Voordat het strafproces tegen de leiders van de Rote Armee Fraktion in 1975 begon, werden de terroristen opgesloten in de zwaarbeveiligde terroristenvleugel van de Stammheim-gevangenis in Stuttgart.

Bunker zonder ramen

Speciaal voor het proces werd er op het terrein van de penitentiaire inrichting een bunker zonder ramen gebouwd, die werd gebruikt als rechtszaal. hierdoor hoefden de gevangenen niet te worden verplaats naar een andere locatie en kon het ontsnappingsgevaar aanzienlijk worden beperkt. In de aanloop naar en tijdens het Stammheim-proces (dat uiteindelijk 192 dagen zou duren) bleek dat verschillende RAF-advocaten illegale hand- en spandiensten uitvoerden voor hun cliënten. Een aantal van hen zou zelfs actief hebben meegewerkt aan het in stand houden van de Rote Armee Fraktion. Deze advocaten waren:

Kurt Groenewold

Hans-Christian Ströbele

Klaus Croissant

Arndt Müller

Armin Newerla

 

Kurt Groenewold (1937)

Kurt Groenwold is een Duitse strafrechtadvocaat, die gespecialiseerd is in politieke strafzaken. Tijdens zijn loopbaan verdedigde hij verschillende leden van de West-Duitse buitenparlementaire oppositie (APO) die eind jaren 60 in conflict kwamen met justitie. Daarnaast was hij een van de drie advocaten van RAF-leider Andreas Baader tijdens het roemruchte Stammheim-proces in de jaren 70.

Illegaal communicatiesysteem

Tijdens het Stammheim-proces kwam hij in opspraak toen bleek dat hij samen met zijn collega-advocaten Hans-Christian Ströbele  en Klaus Croissant een illegaal communicatiesysteem had opgezet, waardoor de RAF-gevangenen – ondanks dat ze in volledige isolatie zaten – toch met hun kameraden konden communiceren. Advocaat Groenewold werd vervolgens van het proces uitgesloten. Later werd hij veroordeeld tot twee jaar voorwaardelijke gevangenisstraf wegens het steunen van een criminele organisatie Daarnaast kreeg hij een tijdelijk beroepsverbod opgelegd, dat pas in 1981 werd opgeheven. De verdediging van Andreas Baader werd vervolgens overgenomen door de advocaat Hans Heinz Heldmann.

 

Hans-Christian Ströbele (1939)

Ook advocaat Hans-Christian Ströbele werd tijdens het Stammheim-proces uitgesloten van verdediging, omdat hij misbruik zou hebben gemaakt van privileges, nog voordat het roemruchte proces tegen de RAF-leden was begonnen. Hier bleef het niet bij, want in 1980 werd Ströbele zelf strafrechtelijk vervolgd door de rechtbank in Berlijn. Hij werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden, wegens ondersteuning van een criminele organisatie.

RAF opnieuw opbouwen

Volgens de rechter zou hij de tweede generatie RAF-leden hebben geholpen om de terreurorganisatie opnieuw op te bouwen. Dit vonnis werd in 1982 door de rechtbank teruggebracht tot 10 maanden. Jaren later ging Ströbele de politiek in. Hij zou onder meer een belangrijke rol spelen bij de vorming van een rood-groene coalitie in Berlijn. Door zijn plaats op de kieslijst van de Duitse groene partij Bündnis 90/Die Grünen, kwam hij uiteindelijk in de Bundestag terecht. Van 1998 tot 2017 was hij kamerlid.

 

Klaus Croissant (1931)

Een andere advocaat die werd uitgesloten van het Stammheim-proces was Klaus Croissant. Ook hij werd beschuldigd van het steunen van een terroristische organisatie. Op 12 maart 1975 werd hij uit de rechtbank gezet en een paar maanden later op 23 juni 1975 gearresteerd en beschuldigd van het steunen van een terroristische organisatie. Op 8 augustus 1975 werd het arrestatiebevel tegen Croissant onder voorwaarden opgeschort.

Testamentair executeur

Na de dood van Ulrike Meinhof op 9 mei 1976 werd Klaus Croissant aangewezen als testamentair executeur van haar nalatenschap. Daarnaast speelde hij een leidende rol bij het onderzoek naar de overlijdensomstandigheden van Meinhof, nadat de officiële doodsoorzaak van zelfmoord door verschillende mensen in twijfel was getrokken. Veel RAF-sympathisanten waren er destijds van overtuigd dat Ulrike Meinhof door de West-Duitse autoriteiten was vermoord. Daarvoor is echter nooit bewijs gevonden.

Arrestatie in Parijs

Toen Klaus Croissant in de zomer van 1977 opnieuw gearresteerd dreigde te worden, vluchtte hij naar Frankrijk waar hij asiel aanvroeg. Op 30 september 1977 werd hij in Parijs door de Franse autoriteiten gearresteerd en op 17 november 1977 uitgeleverd aan de Bondsrepubliek. Op 16 november 1979 werd Croissant veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2,5 jaar. Daarnaast kreeg hij ook een 4-jarig beroepsverbond opgelegd. Na zijn vrijlating kreeg Croissant weer een vergunning om zijn werkzaamheden als advocaat op te pakken. In de periode dat hij weer aan de slag was als strafrechtadvocaat, is hij ook werkzaam geweest als informant van de Oost-Duitse geheime dienst (Stasi). Klaus Croissant overleed in 2002 op 71-jarige leeftijd.

 

Arndt Müller (1942)

Advocaat Arndt Müller heeft waarschijnlijk een belangrijke rol gespeeld bij de smokkel van vuurwapens naar de zwaarbeveiligde terroristenvleugel van de Stammheim-gevangenis. Müller – die partner was van het advocatenkantoor van Klaus Croissant – was van 1975 tot 1977 een van de advocaten van RAF-leidster Gudrun Ensslin. Via het kantoor van Müller en Croissant werden naast wapens en explosieven ook talloze andere voorwerpen de gevangenis binnengesmokkeld, zoals kleine elektronische onderdelen waarmee de RAF-gevangenen in de gevangenis stiekem een soort intercomsysteem stonden aanleggen, waardoor ze met elkaar konden communiceren.

Geprepareerde handdossiers

De wapens en onderdelen werden naar binnen gesmokkeld in speciaal geprepareerde handdossiers, die waren uitgesneden en later weer dichtgemaakt met speciale boekbinderslijm. Deze handdossier werden geprepareerd door Volker Speitel, die op het advocatenkantoor werkzaam was en met de RAF sympathiseerde. Doordat de RAF-verdachten meestal snel uit de rechtszaal moesten worden verwijderd en de handdossiers door de bewakers vluchtig doorgebladerd werden, bleef de smokkel onopgemerkt. Op 18 oktober 1977 pleegden Andreas Baader en Jan-Carl Raspe zelfmoord in hun cel, met de vuurwapens die naar binnen waren gesmokkeld.

Kroongetuige Volker Speitel

Via het advocatenkantoor van Müller en Croissant werd ook het communicatiesysteem tussen de gevangen RAF-leiders en de ondergrondse RAF-leden van de tweede generatie in stand gehouden. Hierdoor kon de RAF-top nog steeds opdrachten geven aan de terroristen buiten de gevangenismuren. Daarnaast werd ook de communicatie tussen de RAF-top in de Stammheim-gevangenis en de RAF-gedetineerden in andere West-Duitse gevangenissen in stand gehouden. Na de dood van de RAF-leiders legde Volker Speitel – die op 2 oktober 1977 was gearresteerd – als kroongetuige verschillende verklaringen af, waarbij hij ook Arnd Müller beschuldigde. Op 31 januari 1980 werd Müller veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 8 maanden. Daarnaast werd hem een beroepsverbod van 5 jaar opgelegd.

 

Armin Newerla (1946)

Advocaat Armin Newerla – die ook op het advocatenkantoor van Arndt Müller en Klaus Croissant werkte – was verantwoordelijk voor de overdracht van informatie, tussen de gevangen RAF-leiders in de Stammheim-gevangenis en de RAF-terroristen in andere gevangenissen. Ook Newerla zou allerlei voorwerpen de gevangenis in hebben gesmokkeld. Op 16 februari 1977 werd hij gearresteerd toen hij werd betrapt op het smokkelen van een verwarmingsspiraal, die in een handdossier was verstopt. De verwarmingsspiraal was waarschijnlijk bedoeld als onderdeel voor het illegale intercomsysteem. Vervolgens kreeg hij een boete opgelegd.

Ondersteuning van een criminele organisatie

Op 30 augustus 1977 werd Armin Newerla gearresteerd op verdenking van het ondersteunen van een criminele organisatie. Tweeënhalf jaar later – op 31 januari 1980 – werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3,5 jaar en kreeg hij een 5-jarig beroepsverbod opgelegd. Newerla overleed in 2015.

 

Terug naar boven ↑