Ralf Friedrich (1946)
Ralf Friedrich is een voormalige terrorist van de Rote Armee Fraktion (RAF). Hij behoorde tot de zogenaamde tweede generatie RAF-leden. In 1977 ging hij ondergronds en werd hij een van de meest gezochte personen in de Bondsrepubliek. Tijdens zijn RAF-periode zou hij zich voornamelijk hebben beziggehouden met koerierswerkzaamheden en het organiseren van RAF-schuilplaatsen. Ook zou hij betrokken zijn geweest bij de aanslag op de Amerikaanse generaal Alexander Haig. In 1980 dook hij samen met zeven andere RAF-terroristen onder in Oost-Duitsland, waar ze door de Stasi een zekere mate van bescherming genoten. Na de ineenstorting van de DDR werd hij samen met zijn vrouw Sigrid Sternebeck (ook lid van de RAF) gearresteerd. In 1992 werd hij door de rechtbank veroordeeld tot 6,5 jaar gevangenisstraf.
Lid van het Socialistische Patiëntencollectief
Studiejaren
Ralf Friedrich werd op 30 november 1946 geboren in Landsweiler-Reden (Saarland). Kort na zijn middelbareschooltijd werd er een moordaanslag gepleegd op de socialistische studentenleider Rudi Dutschke. Mede door deze gebeurtenis werd Friedrichs politieke activisme aangewakkerd. Eind jaren 60 werd het politieke landschap in Saarland gedomineerd door de christendemocratische CDU. Dat Friedrich zich aansloot bij de Jonge Socialisten (Juso) in de regio, werd destijds door veel mensen gezien als iets revolutionairs. Op een bepaald moment werd hij binnen de Juso zelfs verkozen tot voorzitter.
Economie
In 1972 verliet hij Saarland om economie te gaan studeren aan de Universiteit van Heidelberg. Daar kwam hij in aanraking met een totaal andere manier van leven en voerde hij ’s nachts heftige politieke discussies met zijn medestudenten. Geleidelijk aan veranderden zijn eerdere politieke overtuigingen.
Lid van het Socialistisch Patiëntencollectief
Een aantal huisgenoten van Ralf Friedrich was lid van het Socialistisch Patiëntencollectief (SPK). Ook Friedrich sloot zich hierbij aan. Het SPK was een zeer omstreden links-radicale vereniging, die zich focuste op de revolutionaire antipsychiatrie. Deze organisatie had controversiële denkbeelden over het reilen en zeilen binnen de medische wereld en in het bijzonder de psychiatrie. Het SPK was opgericht door 52 psychiatrische patiënten, onder leiding van de assistent-arts Wolfgang Huber. De leden zagen zichzelf als een therapiegemeenschap en beweerden dat psychiatrische aandoeningen, een rechtstreeks gevolg waren van de kapitalistische klassenmaatschappij.
Verander ziekte in een wapen
Hun motto was: ‘Verander ziekte in een wapen’. Ze waren ervan overtuigd dat de traditionele geneeskunde en de klassieke psychiatrie probeerden om patiënten weer ‘gezond’ te maken voor de in hun ogen ‘zieke’ samenleving. Daarom vonden de SPK-leden dat eerst de samenleving ‘gezond’ moest worden gemaakt, voordat patiënten konden herstellen. Volgens hen waren de kapitalistische sociale omstandigheden, de belangrijkste oorzaak van psychisch lijden. Het SPK werd sterk bekritiseerd en door de meeste mensen binnen de medische wereld – maar ook daarbuiten – belachelijk gemaakt.
Ontbinding SPK
In de lente van 1971 maakte een SPK-lid een einde aan zijn leven. De andere SPK-leden gaven de tegenstanders van het Socialistisch Patiëntencollectief daarvan de schuld en het collectief werd nog radicaler in zijn opvattingen. In de zomer van 1971 werden een aantal SPK-leden ervan verdacht dat ze hand- en spandiensten verleenden aan de Rote Armee Fraktion. De West-Duitse politie deed vervolgens huiszoekingen bij verschillende SPK-leden. In de woningen werden vuurwapens, explosieven en vervalste identiteitsdocumenten gevonden. Vervolgens werden verschillende SPK-leden opgepakt. Ze werden voorgeleid aan de officier van justitie en na een aantal strafprocessen, werden meerdere leden veroordeeld tot een celstraf. In juli 1971 werd het SPK ontbonden.
Arrestatie echtpaar Huber
Op 19 juli 1971 werden ook de SPK-oprichter Wolfgang Huber en zijn vrouw Ursel gearresteerd. In een door het echtpaar gehuurde kelder werd materiaal gevonden voor het maken van bommen en er stonden een aantal apparaten waarmee paspoorten konden worden vervalst. Ze werden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4,5 jaar, wegens deelname aan een criminele organisatie, het produceren van explosieven en het vervalsen van documenten. Tevens verloor Wolfgang Huber zijn medische licentie, waardoor hij nooit meer zijn beroep als arts mocht uitoefenen. Het koppel zou vast blijven zitten tot januari 1976.
Solidariteitsacties
Tal van SPK-leden stapten later over naar de RAF. Onder hen waren Ralf Friedrich, Hanna Krabbe, Friederike Krabbe, Siegfried Hausner, Berhard Rössner, Lutz Taufer, Klaus Jünschke, Margrit Schiller, Elisabeth von Dyck en Sieglinde Hofmann. Aanvankelijk voerden ze (middels het ‘Antifoltercomité) vooral campagne tegen het strenge gevangenisregime voor RAF-gevangenen zoals Andreas Baader, Gudrun Ensslin, Jan-Carl Raspe, Holger Meins, Ulrike Meinhof en Irmgard Möller.
Isolatiefolter
De gedetineerden werden in volledige isolatie gehouden en zouden stelselmatig psychologisch worden gefolterd. Ralf Friedrich zette zich actief in voor het Antifoltercomité en reisde naar verschillende steden in de Bondsrepubliek, om afzonderlijke solidariteitsacties te bespreken en te coördineren. In het najaar van 1974 begonnen de RAF-gedetineerden met een collectieve hongerstaking. Friedrich onderzocht onder meer hoe RAF-sympathisanten in het hele land bij de solidariteitscampagne konden worden betrokken.
RAF-advocaat Klaus Croissant
Op 30 oktober 1974 nam Ralf Friedrich deel aan de bezetting van het kantoor van mensenrechtenorganisatie Amnesty International in Hamburg. Ook Christian Klar en Susanne Albrecht namen deel aan deze bezetting. Vanaf 1975 werkte Friedrich op het kantoor van de RAF-advocaat Klaus Croissant in Stuttgart. Hierdoor raakte hij zeer nauw bij de terreurorganisatie betrokken. In die periode werd het grote Stammheim-proces tegen de RAF-leiders in de gevangenis voorbereid. Langzaam maar zeker werd Ralf Friedrich steeds radicaler en hij begon de Bondsrepubliek steeds meer te zien als een politiestaat. Het kantoor van Croissant en de medewerkers werden door de West-Duitse autoriteiten scherp in de gaten gehouden.
Illegaal informatiesysteem
Op 23 juni 1975 werd Klaus Croissant door de politie gearresteerd en beschuldigd van het steunen van een terroristische organisatie. Hij zou samen met een aantal andere RAF-advocaten binnen de gevangenis een illegaal informatiesysteem hebben onderhouden, waardoor de RAF-gevangenen tegen alle regels in, onderling konden communiceren. Daarnaast zouden de advocaten ook informatie hebben overgedragen tussen de RAF-leden in de gevangenis en de RAF-terroristen die ondergronds waren. Op 8 augustus 1975 werd het arrestatiebevel tegen Croissant onder voorwaarden opgeschort.
Arrestatie en uitlevering van Klaus Croissant
Na de vermeende zelfmoord van het RAF-lid Ulrike Meinhof – op 9 mei 1976 – werd Klaus Croissant benoemd tot haar executeur-testamentair. In die hoedanigheid speelde hij een leidende rol bij de ‘internationale onderzoekscommissie’, naar de omstandigheden van de dood van Meinhof. Deze commissie twijfelde aan de officiële doodsoorzaak en insinueerde in haar eindrapport dat Meinhof wellicht zou zijn vermoord. Op 11 juli 1977 vluchtte Croissant naar Frankrijk waar hij politiek asiel aanvroeg. Op 30 september 1977 werd hij door de Franse politie gearresteerd. Na zijn uitlevering aan West-Duitsland werd Klaus Croissant veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2,5 jaar, wegens het steunen van RAF-activiteiten.
Aansluiting bij de RAF
In 1977 – na de gebeurtenissen van de ‘Duitse herfst’ – sloot Ralf Friedrich zich actief bij de RAF aan en ging hij ondergronds. Tijdens en na de ontvoering van de werkgeversvoorzitter Hanns-Martin Schleyer bivakkeerde hij een tijdje in Parijs. Friederich zou later in een interview met het weekblad Der Spiegel zeggen dat de RAF na de dood van Andreas Baader, Gudrun Ensslin en Jan-Carl Raspe, het spoor een tijdlang bijster was. Na het overlijden van de leiders was het voor de andere RAF-leden volstrekt onduidelijk hoe de terreurorganisatie nu verder moest. Eind 1979 wilde Ralf Friedrich de Rote Armee Fraktion verlaten. Fysiek en mentaal had het leven ondergronds zijn tol geëist. Hij voelde zich niet meer in staat om deze gevaarlijke politieke revolutionaire strijd te voeren. Friedrich verlangde naar het normale leven en wilde de illegaliteit verlaten.
Moegestreden
Echter, was de RAF geen clubje dat je zomaar de rug kon toekeren, wanneer je daar zin in had. Toch waren er eind 1979 een aantal leden die openlijk binnen de terreurorganisatie aangaven ‘eruit’ te willen stappen. In de 10 jaar dat de RAF bestond had de groepering eigenlijk nog niets bereikt. Daarnaast waren er veel kameraden in de gewapende strijd gesneuveld en was de sympathie voor de RAF onder linkse jongeren bijna geheel verdwenen. Voor de nog actieve en gemotiveerde RAF-terroristen werden de gedesillusioneerde en moegestreden RAF-leden een blok aan het been.
Passende oplossing
De RAF-leden die de gewapende strijd wilden opgeven, konden echter niet zomaar terug naar het gewone bovengrondse leven. Ze zouden snel worden opgepakt, worden berecht en vele jaren achter slot en grendel verdwijnen. Daarom moest er voor hen een passende oplossing worden bedacht. In deze periode woonde Ralf Friedrich een tijdje bij zijn RAF-kameraad Sigrid Sternebeck, die net als hem ook plannen had om de Rote Armee Fraktion te verlaten.
Inge Viett
Aanvankelijk ontstond het plan om 8 RAF-terroristen die de terreurorganisatie wilden verlaten, over te brengen naar een land op het Afrikaanse continent. Dat plan werd afgeblazen omdat het praktisch gewoon onmogelijk was om een groep van 8 blanke Duitsers, die ook nog eens allemaal op internationale opsporingslijsten stonden, onopgemerkt naar Afrika te laten reizen. Inge Viett – een terroriste die was overgestapt van de opgeheven terreurorganisatie 2 Juni-Beweging naar de RAF – had goede contacten met het Ministerie voor Staatsveiligheid (Stasi) in de DDR. De Oost-Duitse officier Harry Dahl, die verantwoordelijk was voor de afdeling terrorismebestrijding, bood Viett aan om de RAF-uitvallers naar de DDR over te brengen. Dat plan werd door de RAF-leden goed ontvangen.
Vertrek naar de DDR
Naast Ralf Friedrich en Sigrid Sternebeck wilden ook Christine Dümlein, Monika Helbing, Ekkehard von Seckendorff-Gudent, Werner Lotze, Silke Maier-Witt en Susanne Albrecht de Rote Armee Fraktion verlaten. De acht RAF-uitvallers mochten uit veiligheidsoverwegingen echter niet meteen weten waar ze naartoe zouden worden gebracht. In het najaar van 1980 kregen Friedrich en Sternebeck de opdracht om naar de Tsjecho-Slowaakse hoofdstad Praag te reizen. Daar zouden ze verdere informatie krijgen. Vanuit de Bondsrepubliek reisden ze via Frankrijk en Italië naar Oostenrijk. In Wenen kregen ze een visum voor Tsjecho-Slowakije onder de valse naam Eildberg. Ze vlogen naar Praag waar ze een paar dagen in een hotel verbleven. In het hotel kregen Friedrich en Sternebeck het bericht dat ze verder moesten reizen naar de DDR.
Immigratiekantoor
Op de Oost-Berlijnse luchthaven Schönefeld werden ze opgehaald door een man die hen naar het stadsdeel Pankow bracht. Daar werden ze naar het immigratiekantoor gebracht, waar ze werden ondervraagd door de vreemdelingenpolitie. De ondervragers wisten uiteraard niet wie Ralf Friedrich en Sigrid Sternebeck in werkelijkheid waren en daarom moesten de twee RAF-terroristen een vals levensverhaal ophouden. Doordat Friedrich zijn valse geboortedatum niet meer kon herinneren, werd de ondervrager achterdochtig. Even later kwam er een chef van de vreemdelingenpolitie binnenlopen, die zijn collega uitlegde dat alles in orde was en dat Friedrich en Sternebeck verder mochten reizen.
Object 74
Dat Ralf Friedrich zijn valse geboortedatum niet meer kon herinneren tijdens de ondervraging in het immigratiekantoor, leidde ertoe dat alle 8 RAF-uitvallers naar het zogenaamde ‘Object 74’ werden gebracht. Dit was een boswachtershuisje op een militair terrein, vlakbij de plaats Briesen. Daar werden de oud-terroristen voorzien van een nieuwe identiteit en werden ze voorbereid op hun nieuwe leven in de DDR. Ze kregen niet alleen les over het leven in de communistische arbeiders- en boerenstaat, maar er werd ook een hele levensgeschiedenis voor hen verzonnen. Deze levensgeschiedenis moesten ze vervolgens van A tot Z memoriseren, zodat ze ieder detail uit het hoofd kenden. Het vergeten van de valse geboortedatum – zoals Ralf Friedrich in Oost-Berlijn was overkomen – mocht gewoonweg niet meer gebeuren.
DDR-staatsburgers
Alle voormalige RAF-leden moesten zonder te stamelen snel antwoord kunnen geven op vragen van anderen. Ze moesten zo onopvallend mogelijk kunnen integreren binnen de Oost-Duitse samenleving, zodat niemand argwaan zou kunnen krijgen. De RAF-uitvallers kregen een contactpersoon toegewezen met wie ze contact onderhielden. Op 8 oktober 1980 ontvingen Ralf Friedrich, Sigrid Sternebeck en de andere oud-terroristen de Oost-Duitse nationaliteit en werden ze officieel DDR-staatsburgers.
Heftruckchauffeur
De kersverse DDR-burgers werden door het Oost-Duitse Ministerie voor Staatsveiligheid (Stasi) geholpen met het vinden van een woning en gepast werk. Ralf Friedrich en Sigrid Sternebeck kwamen terecht in Schwedt/Oder, vlakbij de grens met Polen. Ralf ging aan de slag als heftruckchauffeur bij een papierfabriek en Sigrid kreeg een baan in de goederenontvangst. Ze hadden het financieel niet breed en moesten rondkomen van een schamele 1000 Oost-Duitse mark, dat ook naar DDR-normen niet veel was. Later werkte Ralf Friedrich zich op tot afdelingshoofd materiaalbeheer. In 1982 doken ook de RAF-terroristen Inge Viett en Henning Beer onder in de DDR. Net zoals de andere RAF-uitvallers werden ook zij voorzien van een valse identiteit en door de Stasi geholpen met huisvesting en werk. Ralf Friedrich en Sigrid Sternebeck trouwden met elkaar en op 8 januari 1983 werd hun dochtertje Nina geboren.
Val van de Berlijnse Muur
Halverwege de jaren 80 ontstonden er in de Bondsrepubliek Duitsland steeds meer geruchten dat de RAF-uitvallers zich weleens in de DDR zouden kunnen ophouden. Die geruchten werden versterkt toen een paar DDR-burgers – die op bezoek waren in West-Duitsland – een van de terroristen op de opsporingsposters meenden te herkennen. Om die reden moesten Silke Maier-Witt, Inge Viett en Susanne Albrecht op een bepaald moment worden voorzien van een nieuwe identiteit en een andere woonplaats. Desondanks konden de meeste RAF-uitvallers jarenlang een relatief rustig leven leiden in de anonimiteit. Daar kwam verandering in toen op 9 november 1989 de Berlijnse Muur viel en er een einde kwam aan het communisme in de DDR en de andere landen in Oost-Europa.
Vrije democratische verkiezingen
Op 18 maart 1990 werden er in de DDR voor het eerst vrije democratische verkiezingen gehouden. De heersende staatspartij SED verloor haar absolute macht en dat betekende ook het einde van het Ministerie voor Staatsveiligheid. Daarom kon de Stasi de RAF-uitvallers niet langer beschermen. Ralf Friedrich en de andere oud-terroristen realiseerden zich dat het niet lang meer zou duren, voordat ze door de West-Duitse autoriteiten zouden worden ontmaskerd. Friedrich en Sternebeck zochten contact met de RAF-uitvallers Werner Lotze en Christine Dümlein die ook samen een kind hadden. Met hen spraken ze af om voor elkaars kinderen te zorgen, indien ze door de politie zouden worden gearresteerd.
Zakenreis Augsburg
Het duurde niet lang meer voordat de oud-terroristen werden opgespoord. Als eerste liep Susanne Albrecht tegen de lamp. Op 6 juni 1990 werd ze gearresteerd in het Berlijnse stadsdeel Marzahn. Die dag was Ralf Friedrich met een collega op weg naar een bedrijf in het Beierse Augsburg, om te onderhandelen over de aankoop van hout. Gezien zijn functie als afdelingshoofd materiaalbeheer was er geen mogelijkheid geweest om van de trip af te zien. Het was de tweede keer sinds zijn emigratie naar de DDR dat hij zich voor een zakenreis op West-Duits grondgebied begaf. Een aantal maanden eerder – in februari 1990 – was hij voor een soortgelijke opdracht in Mayen (Rijnland-Palts) geweest.
Nieuwsuitzending
Na de onderhandelingen in Augsburg wilde Friedrich nog een verjaardagscadeau kopen voor zijn vrouw. Toen hij in een winkel op de elektronica-afdeling voor een televisie stond, werd er in een nieuwsuitzending bekend gemaakt dat de terroriste Susanne Albrecht was gearresteerd. De geschrokken Friedrich ging vervolgens naar zijn hotel, maar hij moest ’s avonds nog met zijn onderhandelingspartners naar een zakendiner. Toen hij terug was in de DDR duurde het niet lang meer voordat de andere RAF-uitvallers werden aangehouden.
Arrestatie
De arrestatie van Inge Viett in Maagdenburg volgde op 12 juni 1990. Werner Lotze en Christine Dümlein werden op 14 juni 1990 aangehouden in Senftenberg. Hun dochter Jenny was getuige van de arrestatie. Dezelfde dag werden ook Ekkehard von Seckendorff en Monika Helbing opgepakt in Eisenhüttenstadt. Op 15 juni 1990 viel het doek voor Ralf Friedrich en Sigrid Sternebeck. Ze werden gearresteerd in hun woonplaats Schwedt/Oder. Toen Friedrich ’s morgens van huis vertrok om naar zijn werk te gaan, zag hij een man met een aktetas heen en weer lopen. Hij besefte onmiddellijk wat er gaande was. Desondanks probeerde hij gewoon te doen alsof zijn neus bloedde en reed met zijn Trabi naar zijn werkplek. In zijn achteruitkijkspiegel zag hij dat hij door een aantal andere voertuigen werd gevolgd. Eenmaal op zijn werk werd Friedrich niet direct gearresteerd. Pas rond 13.30 werd hij door de politie in de boeien geslagen.
Alle voortvluchtigen worden opgepakt
Zijn echtgenote Sigrid – die op dat moment een cursus volgde in Berlijn – werd ’s avonds aangehouden bij het treinstation. Hun dochter Nina werd na de arrestatie opgevangen in een kindertehuis. Drie dagen na de aanhouding van Ralf Friedrich en Sigrid Sternebeck (op 18 juni 1990) was het over en uit voor Silke Maier-Witt. Ze werd opgepakt in Neubrandenburg. Diezelfde dag werd in dezelfde plaats ook Henning Beer aangehouden. Binnen een tijdsbestek van 12 dagen werden alle RAF-voortvluchtigen gearresteerd.
Veroordeling
In eerste instantie werd Ralf Friedrich verdacht van lidmaatschap van de RAF, maar de feiten waren inmiddels verjaard. Kort na zijn arrestatie werd hij alweer vrijgelaten. Op 19 november 1990 werd Friedrich opnieuw aangehouden op verdenking van moord, een bomaanslag en betrokkenheid bij de aanslag op de Amerikaanse generaal Alexander Haig in 1979. In 1992 werd hij door de rechtbank alsnog veroordeeld tot een celstraf van 6,5 jaar. Zijn echtgenote Sigrid werd beschuldigd van betrokkenheid bij de aanslag op Alexander Haig en deelname aan de ontvoering van en moord op de Duitse werkgeversvoorzitter Hanns-Martin Schleyer in 1977. In 1992 werd ze door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8,5 jaar. Zowel Ralf Friedrich als Sigrid Sternebeck werden vervroegd vrijgelaten en wonen sindsdien in het noorden van Duitsland.
Vergeving
In een interview met het weekblad Der Spiegel werd Ralf Friedrich gevraagd of hij zich persoonlijk schuldig voelde over zijn verleden. Daarop antwoordde hij dat hij er in die tijd van overtuigd was, dat de Rote Armee Fraktion bezig was met een goede zaak. Tegenwoordig kijkt hij er heel anders tegenaan. Ook al was iemand de grootste politieke vijand, niemand had het recht om anderen te doden. Naast de doelwitten die bewust door de RAF werden uitgekozen, kwamen er ook talloze andere mensen in de gewapende strijd om het leven. Slachtoffers zoals bijvoorbeeld de chauffeur en lijfwacht van procureur-generaal Siegfried Buback of de chauffeur en lijfwachten van Hanns-Martin Schleyer.
Verantwoordelijk
Binnen de RAF waren daar controversiële discussies over. Sommige RAF-leden vonden dat dit onvermijdbare slachtoffers waren binnen de revolutionaire strijd, andere RAF-leden waren juist van mening dat dit soort excessen voorkomen hadden moeten worden. Ralf Friedrich en Sigrid Sternebeck behoorden tot de laatste categorie. Friedrich voelde zich dan wellicht in criminele zin niet schuldig, maar moreel voelde hij zich wel verantwoordelijk en zou hij de slachtoffers en hun nabestaanden om vergeving willen vragen.
Lees ook:
Een volledig overzicht van RAF-terroristen