Werner Lotze (1952)
Werner Lotze is een voormalige terrorist van de terreurgroep Rote Armee Fraktion (RAF). Hij behoorde tot de zogenaamde tweede generatie RAF-leden. Hij was onder meer betrokken bij de moord op een Duitse politieagent, de bomaanslag op de Amerikaanse generaal Alexander Haig en een aantal bankovervallen. In 1980 dook Werner Lotze als zogenaamde RAF-uitvaller onder in het toenmalige Oost-Duitsland, waar oud-RAF-terroristen door de Stasi werden beschermd. Na de val van de Berlijnse Muur en het ineenstorten van de DDR kon Lotze door de Duitse autoriteiten worden opgespoord en aangehouden. In 1992 werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van elf jaar voor zijn betrokkenheid bij moord, maar werd voortijdig vrijgelaten.
Arrestatie en uitlevering aan de Bondsrepubliek
Studie
Werner Lotze werd op 22 februari 1952 geboren in Mülheim an der Ruhr, in de deelstaat Noordrijn-Westfalen. Hij groeide op als zoon van een schoenmaker en een verpleegster. Na zijn middelbareschooltijd ging hij Engels en sportwetenschappen studeren aan de Ruhr-universiteit van Bochum. Lotze was sportief en was jarenlang een succesvol roeier binnen de roeigemeenschap in zijn geboorteplaats. Hij woonde een tijdje in Engeland waar hij werkte als onderwijsassistent Duitse les, op een middelbare school in Manchester. Na terugkeer in de Bondsrepubliek Duitsland zette hij zijn studie voort, maar onderbrak deze weer in het voorjaar van 1976. In dat jaar sympathiseerde Werner Lotze al met de Rote Armee Fraktion en bezocht hij RAF-leider Andreas Baader een aantal keren in de gevangenis.
Aansluiting bij de RAF
Echter, sloot Werner Lotze zich pas aan bij de harde kern van de RAF, nadat de gewelddadige gebeurtenissen van de zogenaamde ‘Duitse herfst’ in 1977 hadden plaatsgevonden. Een jaar later – in de zomer van 1978 – behoorde hij tot een van de kopstukken van de terreurbeweging. Werner Lotze was betrokken bij verschillende terroristische activiteiten, waaronder het beramen van de ontvoering van de West-Duitse werkgeversvoorzitter Hanns-Martin Schleyer. Als koerier ondersteunde hij de RAF bij tal van logistieke processen, zoals het vervoeren van brieven met boodschappen van RAF-leden.
Schietpartij bij Dortmund
Op 24 september 1978 vond er een vuurgevecht plaats tussen een aantal RAF-leden en twee Duitse politieagenten, in een bos in de buurt van Dortmund. Bij deze schietpartij waren naast Werner Lotze, ook de RAF-terroristen Michael Knoll en Angelika Speitel betrokken. In de kogelregen die daar ontstond werd de 26-jarige politieman Hans-Wilhelm Hansen dodelijk getroffen. Zijn collega raakte gewond. Ook Knoll en Speitel werden door kogels geraakt. Ze werden gearresteerd en met schotwonden naar het ziekenhuis afgevoerd. Werner Lotze wist te ontsnappen. Twee weken later overleed Michael Knoll alsnog aan zijn verwondingen.
Aanslag op Alexander Haig
De Rote Armee Fraktion financierde haar terroristische activiteiten voor een deel door het plegen van bankovervallen. Op 19 maart 1979 was Lotze samen met de RAF-leden Christian Klar, Elizabeth von Dyck en Adelheid Schulz, betrokken bij een bankoverval in Darmstadt, in de Duitse deelstaat Hessen. Bij deze overval maakte het viertal ongeveer 49.000 Duitse mark buit. Een paar maanden later (op 25 juni 1979) was Werner Lotze samen met de terroristen Rolf Clemens Wagner en Susanne Albrecht, betrokken bij de aanslag op de Amerikaanse generaal Alexander Haig, de toenmalige opperbevelhebber van de NAVO. De RAF-terroristen hadden geprobeerd om zijn auto op te blazen met behulp van een explosief, dat ze onder het wegdek hadden geplaatst. Deze aanslag in het Belgische Obourg (Henegouwen) mislukte echter. Haig en zijn chauffeur overleefden de aanval en konden zichzelf ongedeerd in veiligheid brengen. Drie van zijn lijfwachten die in een auto achter hen reden raakten bij de explosie gewond.
Object 74
Begin jaren 80 vertrokken tal van RAF-terroristen die de terreurorganisatie wilden verlaten naar Oost-Duitsland, om daar een geheel nieuw leven te beginnen. Ook Werner Lotze en zijn vriendin (het RAF-lid Christine Dümlein) bevonden zich onder deze zogenaamde ‘RAF-uitvallers‘. Ze werden door het Ministerie voor Staatsveiligheid (Stasi) in de DDR voorzien van een nieuwe identiteit. Tevens werden ze geholpen met huisvesting en het vinden van een passende baan. Voordat de RAF-uitvallers konden worden geïntegreerd binnen de Oost-Duitse samenleving (die echt wezenlijk anders was dan de West-Duitse maatschappij), werden de voormalige terroristen goed voorbereid op hun nieuwe leven in de DDR. Ze werden getraind in een boswachtershuisje in de buurt van Briesen, ten westen van Frankfurt an der Oder. In dit boswachtershuis – dat bekend staat als ‘object 74’ – werden ze niet alleen bijgespijkerd over het dagelijkse leven in Oost-Duitsland, maar ze kregen ook les over de grondwet van de Duitse Democratische Republiek.
Staatsburger van de DDR
Gepokt en gemazeld traden Werner Lotze en Christine Dümlein als nieuwe staatsburgers toe tot de DDR. Onder hun schuilnamen Manfred en Katharina Janssen gingen Lotze en Dümlein aan de slag in de chemische fabriek van Schwarzheide, in de deelstaat Brandenburg. Hij ging daar werken als chauffeur en zij als secretaresse bij de bedrijfsschool van de fabriek. In 1982 trouwde het stel en in datzelfde jaar werd hun dochtertje Jenny geboren. Werner Lotze kon zich als Manfred Janssen prima aanpassen aan de Oost-Duitse samenleving. Hij werkte zich op tot plaatsvervangend voorman bij de fabriek en werd trainer bij een roeivereniging in Senftenberg.
Arrestatie en uitlevering aan de Bondsrepubliek
Een tijdlang kon het koppel een anoniem leven leiden in de socialistische Boeren- en Arbeidersstaat. Daar kwam verandering in toen in 1989 de Berlijns Muur viel en de Duitse Democratische Republiek ineenstortte. Op dat moment kwam er niet alleen een einde aan de DDR, maar daarmee viel ook de bescherming door de Stasi weg. De voormalig RAF-leden stonden er vanaf dat moment alleen voor. Het duurde dan ook niet lang voordat Werner Lotze en Christine Dümlein in het vizier kwamen van de West-Duitse autoriteiten. Op 14 juni 1990 werd Werner Lotze – voor de ogen zijn dochter Jenny – in Senftenberg in de boeien geslagen en door de politie meegenomen. Op eigen verzoek werd hij uitgeleverd aan de Bondsrepubliek. Omdat de misdrijven van Christine Dümlein op dat moment al waren verjaard, mocht ze bij haar dochter blijven. Ook de andere voormalige RAF-terroristen die in de DDR zaten ondergedoken werden in dezelfde periode gearresteerd.
Kroongetuige
Eenmaal in handen van de West-Duitse politie legde Werner Lotze een uitgebreide bekentenis af over zijn activiteiten voor de Rote Armee Fraktion. Hij was bereid om verklaringen af te leggen tegen zijn voormalige RAF-kameraden, waardoor hij werd gezien als een verrader. Zo getuigde hij destijds onder meer dat hij van andere RAF-leden had vernomen, dat of Knut Folkerts of Günter Sonnenberg, de werkelijke moordenaar was van procureur-generaal Siegfried Buback. Door zijn medewerking met justitie kwam hij in aanmerking voor een clementieregeling, die speciaal voor RAF-kroongetuigen in het leven was geroepen. De getuigenissen van Lotze waren vooral nadelig voor RAF-lid Rolf Clemens Wagner, die net als hij ook bij de moordaanslag op generaal Haig betrokken was geweest.
Veroordeling
Werner Lotze werd op 31 januari 1991 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar. De rechtbank achtte bewezen dat hij betrokken was geweest bij moord, meerdere pogingen tot moord, twee bankovervallen en een bomaanslag. Hij ging in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechter. Een jaar later (in 1992) werd de opgelegde straf teruggebracht tot 11 jaar. Lotze zat zijn volledige straf niet uit, maar werd voortijdig uit de gevangenis vrijgelaten. Daarna leefde hij onder een andere naam in Duitsland.
Lees ook:
Een volledig overzicht van RAF-terroristen