Een nieuw leven in de DDR
Begin jaren 80 wilden verschillende leden van de Rote Armee Fraktion (RAF), de terreurorganisatie verlaten. Echter was het voor deze RAF-uitvallers praktisch onmogelijk geworden, om in de Bondsrepubliek of een ander westers land een nieuw leven te beginnen. Ze leefden tot dan toe in de illegaliteit en zaten ondergedoken op schuiladressen van de RAF. Eenmaal bovengronds zouden ze vrijwel direct worden opgepakt door de West-Duitse autoriteiten en jarenlang de gevangenis ingaan. Daarom werden de terroristen van de RAF overgebracht naar de Duitse Democratische Republiek (DDR). Hier werden ze door het Oost-Duitse Ministerie voor Staatsveiligheid (Stasi), voorzien van een valse identiteit en konden ze een nieuw leven beginnen in de anonimiteit. Tijdens hun verblijf in de DDR werden ze door de Stasi beschermd. Aan die bescherming kwam echter een einde toen in 1989 de Berlijnse Muur viel en de DDR ineenstortte. De RAF-uitvallers werden opgespoord door de West-Duitse autoriteiten en uitgeleverd aan de Bondsrepubliek. Daar konden ze alsnog strafrechtelijk worden vervolgd voor hun terroristische activiteiten.
Inge Viett vertrekt naar de DDR
RAF-uitvallers worden gearresteerd
Strafproces tegen Erich Mielke
Inge Viett en Harry Dahl
De contacten tussen de West-Duitse linkse terroristen en de Stasi waren aan het eind van de jaren zeventig tot stand gekomen. In het voorjaar van 1978 ontmoette Inge Viett – een terroriste van de terreurgroep 2 Juni-Beweging – een Oost-Duitse overheidsfunctionaris van het Ministerie van Staatsveiligheid. Deze man – Harry Dahl – was verantwoordelijk voor terrorismebestrijding in de DDR. Viett reisde bijna altijd via de DDR omdat het een gemakkelijk doorgangsland was voor West-Duitse terroristen. Al die jaren was ze zonder problemen door de paspoortcontrole gekomen, maar dit keer zou het anders zijn. Toen Viett op de luchthaven van Berlin-Schönefeld haar paspoort toonde, werd ze plotseling aangesproken door een agent. Hij vertelde Viett dat iemand graag met haar wilde spreken en vroeg haar om even te wachten. Even later kwam er een Oost-Duitse officier op haar af, die haar verzocht om met hem mee te komen. Enigszins ongerust liep Viett achter hem aan naar een kantoortje op de luchthaven. Daar werd ze opgewacht door een man van middelbare leeftijd. Hij was kalm en zei: ‘Dag, mevrouw Viett. We weten wie u bent.’
Afdeling terreurbestrijding Stasi
De ongeruste Inge Viett reageerde verbaasd. De man zei dat hij Harry Dahl heette. Ook vertelde hij dat hij aan het hoofd stond van de afdeling terreurbestrijding van de Stasi. Dahl vertelde Viett dat hij heel veel van haar wist. Hij wist met wie ze omging, hoe vaak ze via de DDR had gereisd, maar hij wist ook wat ze de afgelopen jaren allemaal gedaan had. Dahl zei dat ze zich geen zorgen hoefde te maken. Ze mocht van hem gewoon verder reizen en niemand zou haar daarbij hinderen. Daar stond echter wel iets tegenover. De Stasi en de terroristen hadden een gemeenschappelijke vijand, namelijk de Bondsrepubliek. Een samenwerking tussen het Oost-Duitse Ministerie van Staatsveiligheid en de extreemlinkse terroristen in West-Duitsland zou beide partijen voordelen kunnen opleveren. Het voordeel voor de terroristen was direct duidelijk. De meeste terroristen stonden op de opsporingslijsten van de politie en werden internationaal gezocht. De Stasi zou hen belangrijke informatie kunnen geven, zodat ze precies wisten welke valse identiteitspapieren ze niet meer konden gebruiken. Daarnaast kon de Stasi hen een zekere mate van bescherming bieden, wanneer ze door andere communistische landen in het Oostblok zouden reizen.
Verhoogde waakzaamheid
De voordelen voor de Oost-Duitse geheime dienst zaten hem volgens Dahl vooral in het verkrijgen van informatie, over toekomstige aanslagen door West-Duitse terreurgroepen. Iedere keer wanneer de RAF of de 2 Juni-Beweging een aanslag hadden gepleegd, dan verkeerde de Bondsrepubliek in de hoogste staat van paraatheid. Tijdens die verhoogde waakzaamheid liepen de Stasi-medewerkers een groot risico om te worden ontdekt door de West-Duitse autoriteiten. Als de Oost-Duitse geheime dienst vooraf zou weten waar en wanneer er weer een aanslag zou worden gepleegd, dan konden ze daar strategisch op inspelen en hun geheim agenten op tijd waarschuwen. Vervolgens zouden de spionnen zich dan een tijdje op de achtergrond kunnen houden. Eind jaren 70 probeerden veel DDR-burgers te ontsnappen uit de communistische dictatuur. En dat was voor de beeldvorming van het land niet erg gunstig. Daarom kwam het de Oost-Duitse regeringspartij SED niet slecht uit, als er af en toe een aanslag werd gepleegd in de Bondsrepubliek. Zo was in ieder geval duidelijk dat het leven in West-Duitsland echt niet beter was dan in de DDR.
Antiterrorisme-conventie
Het aanbod van Harry Dahl tot samenwerking betekende echter niet dat hij de terroristische activiteiten van Inge Viett en haar kameraden goedkeurde. Viett had veel geluk dat ze die dag niet werd overgedragen aan de West-Duitse autoriteiten. De DDR had de antiterrorisme-conventie van Helsinki ondertekend en daardoor was Oost-Duitsland officieel verplicht, om terroristen uit te leveren aan de Bondsrepubliek. Het gesprek tussen Viett en Dahl had ongeveer twee uur geduurd. Daarna mocht de terroriste haar reis naar West-Berlijn weer vervolgen. De eerste contacten tussen de Stasi en de West-Duitse linkse terreurscene waren gelegd.
Bevrijding Till Meyer
Op 27 mei 1978 werd Till Meyer – een kameraad van de 2 Juni-Beweging – met wapengeweld bevrijd uit de gevangenis in Berlijn-Moabit. De bevrijdingsactie werd uitgevoerd door het zogenaamde ‘Nabil Harb-commando’, waarvan ook Inge Viett deel uitmaakte. Het commando probeerde naast Meyer ook de terrorist Andreas Vogel te bevrijden, maar dat mislukte. Till Meyer zat vast wegens zijn vermeende betrokkenheid bij de ontvoering van de CDU-politicus Peter Lorenz, de moord op de president van het Berlijnse gerechtshof Günter von Drenkmann en een aantal bankovervallen. Op het moment van zijn ontsnapping was het strafproces tegen Till Meyer nog gaande. Viett, Meyer en een aantal andere 2-Juni-leden vluchtten vervolgens naar Oost-Berlijn. Bij de grensovergang aan de Friedrichstrasse werden ze door de Oost-Duitse grenspolitie aangehouden, omdat ze valse paspoorten hadden getoond. Tijdens het fouilleren werden er ook vuurwapens bij hen aangetroffen. Nadat ze was gearresteerd verwees Inge Viett met succes naar haar contacten met Harry Dahl. De terroristen kregen hun wapens terug en mochten de DDR binnengaan. Daarna reisde de groep door naar Bulgarije.
Arrestatie in Praag en vertrek naar Bagdad
In de zomer van 1978 kwamen Inge Viett en haar kameraden van de 2 Juni-Beweging opnieuw in de problemen. Op de luchthaven van Burgas (Bulgarije) werden ze herkend door iemand van de Bulgaarse politie. Till Meyer, Gabriele Rollnik, Gudrun Stürmer en Angelika Goder werden gearresteerd. Inge Viett en de 2 Juni-leden Regina Nicolai en Ingrid Siepmann wisten via de Bulgaarse hoofdstad Sofia te ontsnappen naar Praag. Daar werden ze op 27 juni 1978 door de Tsjecho-Slowaakse geheime dienst aangehouden. Inge Viet gaf haar echte naam op en verzocht de autoriteiten om contact op te nemen, met het Oost-Duitse Ministerie voor Staatsveiligheid. En wederom wierpen haar contacten met de Stasi zijn vruchten af, want even later werden de terroristen door drie medewerkers van de Oost-Duitse geheime dienst, uit de gevangenis gehaald en overgebracht naar de DDR. Na een verblijf van 15 dagen in de DDR mochten ze Oost-Duitsland weer verlaten. Op 12 juli 1978 vertrokken de terroristen met hulp van Harry Dahl via de luchthaven Berlijn-Schönefeld, naar de Iraakse hoofdstad Bagdad. De in Burgas gearresteerde Till Meyer, Angelika Goder, Gabriele Rollnik en Gudrun Stürmer waren minder fortuinlijk. Zij werden door de Bulgaarse autoriteiten uitgeleverd aan de Bondsrepubliek. In oktober 1980 werd Meyer alsnog veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar.
RAF-uitvallers
Op 2 juni 1980 hief de 2 Juni-Beweging zichzelf op. Te veel kameraden waren gesneuveld, overgestapt naar de Rote Armee Fraktion of zaten in de gevangenis. Daarnaast begonnen steeds meer terroristen te twijfelen aan het nut van de strijd en hun leven in de illegaliteit. Na bijna 10 jaar was de revolutie nog geen stap dichterbij gekomen. Ook was de steun vanuit de links-radicale scene in West-Duitsland sterk afgenomen. Inge Viett wilde de revolutionaire strijd echter nog niet opgeven en sloot zich aan bij de Rote Armee Fraktion. Daar ontdekte ze dat ook de RAF te maken had met verschillende teleurgestelde en moegestreden leden. Een aantal van hen wilde de terreurorganisatie dan ook graag verlaten. Maar waar moesten ze naartoe? Door hun kennis over de RAF waren ze immers een gevaar voor de andere nog actieve RAF-terroristen. Daarom werd er gezocht naar landen in het Midden-Oosten, Afrika of Zuid-Amerika waar de RAF-uitvallers mogelijk veilig konden onderduiken.
Socialistisch land
Aanvankelijk werd het idee geopperd om de RAF-uitvallers over te brengen naar Angola, Mozambique of de Kaapverdische Eilanden. Dat bleek echter nog niet zo eenvoudig. Het was praktisch onmogelijk om een groep van 8 blanke terroristen – die ook nog eens allemaal internationaal werden gezocht – onopvallend naar het Afrikaanse continent te laten reizen. Ze zouden vrijwel zeker worden opgemerkt en gearresteerd. Daarom moest er naar een andere oplossing worden gezocht. Viett besloot om haar contacten bij de Stasi om hulp te vragen. In het voorjaar van 1980 was er weer een ontmoeting tussen Inge Viett en Harry Dahl. Deze ontmoeting vond plaats in een huis in de buurt van het Oost-Duitse Königs Wusterhausen. Viett vroeg hem of hij wilde bemiddelen bij het zoeken naar een socialistisch land, dat bereid zou zijn om de RAF-uitvallers op te nemen.
Voor de hand liggende oplossing
Harry Dahl kwam met een verrassende, maar eigenlijk ook heel voor de hand liggende oplossing. Hij stelde voor om de RAF-uitvallers naar de DDR over te brengen. Daar zouden de West-Duitse ex-terroristen zich prima thuis voelen en bovendien konden ze er in een zekere mate door het Ministerie voor Staatsveiligheid worden beschermd. Oost-Duitsland was immers een communistische arbeiders- en boerenstaat en dat sloot prima aan op de marxistische ideologie van de RAF-leden. Een ander groot voordeel was dat de RAF-uitvallers geen andere taal hoefden te leren. Deze oplossing was eigenlijk zo logisch, dat Inge Viett daar zelf niet eens aan gedacht had.
Een nieuw leven in de DDR
Dankzij de contacten van Inge Viett met Harry Dahl konden de RAF-uitvallers in het najaar van 1980, een nieuw leven beginnen in de DDR. Onder hen waren Susanne Albrecht, Silke Maier-Witt, Ralf Friedrich, Christine Dümlein, Werner Lotze, Monika Helbing, Sigrid Sternebeck en Ekkehard von Seckendorff-Gudent. In de Duitse Democratische Republiek waren ze uit het vizier van de West-Duitse autoriteiten en hoefden ze niet continu op hun hoede te zijn. Nadat de RAF-uitvallers in Oost-Duitsland waren aangekomen, werden ze voorzien van een valse identiteit. Het leven in een communistische dictatuur zoals de DDR, was totaal anders dan de terroristen in de kapitalistische Bondsrepubliek gewend waren. Daarom moesten ze goed worden voorbereid op hun Oost-Duitse staatsburgerschap. Die voorbereiding gebeurde in een boswachtershuisje aan de oever van de Spree, niet ver van de plaats Briesen. Dit huisje – waar ze een aantal weken verbleven – werd door de Stasi aangeduid als ‘Object 74’. Hier kregen de RAF-uitvallers les over het reilen en zeilen binnen de DDR.
Object 74
Alle RAF-uitvallers kregen een geheel nieuwe identiteit. Daarom werden ze in Object 74 – dat op een afgeschermd militair terrein stond – ook getraind op het onthouden van allerlei vervalste persoonlijke informatie. Er werd een hele levensgeschiedenis voor hen verzonnen en uitgewerkt, die ze vervolgens tot in detail moesten memoriseren. Zo konden ze altijd zonder te stamelen antwoord geven op eventuele vragen van mensen in de DDR over hun verleden. Ze moesten onthouden waar en wanneer ze geboren waren, waar ze hun opleiding hadden voltooid, waar ze gewerkt hadden en in welke plaatsen ze zogenaamd gewoond hadden. Daarnaast leerden ze spreken met een Oost-Duits accent. Op 8 oktober 1980 kregen de RAF-uitvallers de Oost-Duitse nationaliteit en werden ze officieel staatsburger van de DDR.
Valse geruchten
De nieuwe DDR-burgers werden door de Stasi geholpen met het vinden van woonruimte en gepast werk. Ze gingen onder meer aan de slag als fabrieksarbeider, bouwvakker, drukker, chauffeur, machinist, verpleegster of fotograaf. Ze woonden verspreid over het land en mochten in principe geen contact met elkaar hebben. Om te voorkomen dat de West-Duitse autoriteiten erachter zouden komen dat het Ministerie voor Staatsveiligheid de RAF-uitvallers had verborgen, werd er gericht misleidende informatie verspreid. Dat gebeurde onder meer door Till Meyer die eind 1986 werd vrijgelaten. In 1992 werd ontdekt dat Meyer een informant was van de Stasi. Meyer was er destijds waarschijnlijk van op de hoogte dat zijn voormalige kameraden in de DDR zaten ondergedoken en daarom strooide hij verschillende valse geruchten de wereld in. Zo verspreidde hij het gerucht dat de RAF-uitvallers waren ondergedoken in de Syrische hoofdstad Damascus of ergens anders in het Midden-Oosten.
Henning Beer verlaat de RAF
Op 1 april 1982 vertrok ook de terrorist Henning Beer als 9e RAF-uitvaller naar de DDR. Tweeënhalf jaar eerder was Beer samen met een aantal andere terroristen betrokken geweest bij een bankoverval in Zürich. Na deze bankoverval probeerden de terroristen aan de politie te ontsnappen en ontstond er een vuurgevecht met agenten, waarbij een onschuldige 56-jarige vrouw door rondvliegende kogels dodelijk werd getroffen. Een Zwitserse politieman raakte bij deze schietpartij zwaargewond. Ook is Henning Beer betrokken geweest bij de voorbereidingen voor de aanslag op de Amerikaanse generaal Frederick Kroesen in Heidelberg.
Inge Viett vertrekt naar de DDR
Inmiddels was ook Inge Viett in een geloofscrisis geraakt. Het was voor haar steeds duidelijker geworden dat de stadsguerrilla die begin jaren 70 was begonnen, niet datgene had opgeleverd wat ze al die jaren had nagestreefd. Ze zag de RAF inmiddels als een sociaal compleet geïsoleerde organisatie, wiens acties alleen nog maar gemarginaliseerde groepen in de samenleving bereikten. De RAF had volgens haar een verkeerde inschatting gemaakt. De twijfels van Viett over de gewapende revolutionaire strijd werden steeds heftiger en in 1982 besloot ook zij om de Rote Armee Fraktion te verlaten. Als 10e RAF-uitvaller vertrok ze naar de Duitse Democratische Republiek. Ze werd gepokt en gemazeld in Object 74 en begon als DDR-staatsburger aan haar nieuwe leven. Ook Inge Viett mocht uit veiligheidsoverwegingen geen contact hebben met de andere RAF-uitvallers.
Onofficieel medewerkers van de Stasi
Inge Viett ging in Dresden wonen onder de valse naam Eva-Maria Sommer. Vervolgens deed ze zich voor als een emigrant uit het Westen. Ze volgde een opleiding repo-fotografie en behaalde haar vakbekwaamheidsdiploma. Al vrij snel nadat Viett in de DDR was aangekomen, werd ze onder de codenaam ‘Maria Berger’ geregistreerd als onofficieel medewerker (IM) van een onderafdeling van de afdeling Internationale Terrorismebestrijding, van het Ministerie voor Staatsveiligheid. In die hoedanigheid werd ze een informant van de Stasi. Destijds waren er in de DDR zo’n 190.000 mensen die gedwongen of op vrijwillige basis, actief waren als onofficieel medewerker van de Oost-Duitse geheime dienst. In feite was er per 90 inwoners één IM actief. Deze informanten verstrekten allerlei informatie aan de geheime dienst, zonder dat ze officieel bij de Stasi in dienst waren. De IM’s waren actief in alle lagen en uithoeken van de Oost-Duitse samenleving. Daarmee vormde het netwerk van informanten een van de belangrijkste bestuursinstrumenten en pijlers van het dictatoriale Oost-Duitse regime.
Zersetzung
Sommige IM’s waren betrokken bij de zogenaamde ‘Zersetzung’, een systematische psychologische oorlogstechniek, die door de Stasi werd gebruikt om politieke tegenstanders in de DDR te onderdrukken. Door middel van allerlei geheime methoden, afluisterpraktijken en psychologische manipulatie, werden vijanden van de staat onschadelijk gemaakt. Tal van groeperingen en individuen die door het Ministerie voor Staatsveiligheid als een bedreiging werden gezien, werden in de jaren 70 en 80 slachtoffer van Zersetzung. De slachtoffers werden meestal zo gedwarsboomd dat het voor hen onmogelijk was om te kunnen studeren of een maatschappelijke carrière te maken.
Geraffineerd en subtiel
De intimidatietactieken, sabotageacties en lastercampagnes waren zo geraffineerd en subtiel, dat de slachtoffers nooit konden aantonen dat ze psychologisch werden geterroriseerd. Sommige Zersetzung-slachtoffers werden zo radeloos dat ze in een psychiatrische inrichting terechtkwamen of zelfs een einde aan hun leven maakten. Na de Duitse hereniging in 1990 kregen de autoriteiten, journalisten en onderzoekers onder bepaalde voorwaarden toegang tot de Stasi-archieven. Hierdoor werden veel namen bekend van mensen die als IM voor het Ministerie voor Staatsveiligheid actief waren geweest. Naast Inge Viett zijn ook een aantal andere RAF-uitvallers tijdens hun DDR-periode actief geweest als IM. Allemaal werden ze geregistreerd onder een codenaam. De codenaam van Silke Maier-Witt was ‘Anja Weber’, Susanne Albrecht gebruikte als codenaam ‘Ernst Berger’ en Inge Viett was ‘Maria Berger’.
Geslaagde integratie
De Stasi hield de RAF-uitvallers in de DDR scherp in de gaten. Hun appartementen werden afgeluisterd, hun telefoontjes werden afgetapt en hun post werd gecontroleerd. In 1985 bracht de Stasi een rapport uit waarin werd geconcludeerd dat de 10 voormalige terroristen geen gevaar meer vormden. Alle RAF-uitvallers waren goed in de Oost-Duitse samenleving geïntegreerd en konden zich prima redden in het openbare leven. Inge Viett en Silke Maier-Witt werden tijdens hun DDR-periode echter herkend en moesten nogmaals worden voorzien van een nieuwe identiteit en een andere woonplaats. Ook voor Susanne Albrecht ontstond er op een gegeven moment een hoog veiligheidsrisico om herkend te worden. Daarom kreeg haar man een baan aangeboden in een nucleair onderzoekscentrum in Rusland, waar ze een tijdlang woonden. Later zouden ze weer terugkeren naar de DDR.
Informele kanalen
De ex-RAF-leden mochten weliswaar zelf geen contact met elkaar zoeken, maar ieder jaar op 7 oktober was er wel een bijeenkomst van de eerste 8 RAF-uitvallers, die werd georganiseerd in Object 74. Onder toezicht van de Stasi vierden ze de verjaardag van de oprichting van de DDR in 1949. Inge Viet en Henning Beer waren daar nooit bij. Pas na hun arrestatie in 1990 vernamen de eerste 8 RAF-uitvallers, dat hun twee voormalige kameraden ook naar de DDR waren uitgeweken. Halverwege de jaren 80 hadden de autoriteiten in de Bondsrepubliek al het vermoeden dat de RAF-uitvallers zich weleens in Oost-Duitsland zouden kunnen schuilhouden. Daarom werden er verschillende politieonderzoeken gestart. Hierbij werd gebruikgemaakt van de bestaande informele kanalen (die er wel degelijk waren) tussen functionarissen in West- en Oost-Duitsland. Er waren meerdere geheime ontmoetingen tussen de Stasi en rechercheurs uit de Bondsrepubliek. Bij deze ontmoetingen werd meermaals geïnformeerd naar de RAF-uitvallers, die zich wellicht in het buurland zouden ophouden. De West-Duitse autoriteiten realiseerden zich echter dat het weinig zin had om aan de Oost-Duitse overheid een officieel verzoek te doen, voor het geven van informatie. Daarom vroegen ze de Amerikaanse inlichtingendienst CIA om hulp. De Amerikanen waren echter niet bereid om hun medewerking te verlenen, omdat ze destijds nog zeer wantrouwend stonden tegenover de West-Duitse inlichtingen- en veiligheidsdienst. Het was immers nog maar 40 jaar na de oorlog.
Staatsbezoek Erich Honecker
Toch ontstonden er nieuwe mogelijkheden om informatie uit de Duitse Democratische Republiek te vergaren. In de tweede helft van de jaren 80 zat de DDR economisch in zwaar weer. Door een aantal politieke ontwikkelingen raakten de financiële middelen langzaam uitgeput. De Sovjet-Unie – die tot dan toe altijd een trouwe bondgenoot van de DDR was geweest – werd op handelsgebied steeds meer een concurrent. Daardoor raakte Oost-Duitsland steeds verder geïsoleerd. Het SED-regime was genoodzaakt om nieuwe handelspartners te zoeken. Geleidelijk aan werden er ook steeds vaker – zij het heimelijk – politieke contacten gelegd tussen de DDR en West-Duitsland. Op 7 september 1987 bracht de Oost-Duitse Staatsraadvoorzitter Erich Honecker een officieel staatsbezoek aan de Bondsrepubliek. Tijdens dat bezoek werd hij ontvangen door bondskanselier Helmut Kohl. En hoewel het een bijzonder moment was in de onderlinge betrekkingen tussen de twee Duitse staten, had men niet de illusie dat er heel veel zou gaan veranderen.
Angelika Gerlach
Tijdens de voorbereidingen van het staatsbezoek van Honecker aan de Bondsrepubliek, vond er een ontmoeting plaats tussen een hoge West-Duitse politiefunctionaris en een hoge ambtenaar van het Oost-Duitse Ministerie voor Staatsveiligheid. De politieman overhandigde een briefje aan de Stasi-man, waarop stond dat de inlichtingendiensten in West-Duitsland informatie hadden gekregen over ene ‘Angelika Gerlach’. Deze Angelika Gerlach was een studente in de DDR, die plotseling van de aardbodem was verdwenen. Onder aan het briefje stonden een aantal vragen. De West-Duitse politiefunctionaris wilde onder meer weten waar mevrouw Gerlach precies vandaan kwam en waar naartoe ze was vertrokken. Een aantal jaren eerder had de Stasi-man de vragen van de West-Duitse functionaris nog gemakkelijk kunnen negeren, maar omdat de politieke betrekkingen tussen de DDR en de Bondsrepubliek aan het verbeteren waren, kon hij de vragen niet zomaar naast zich neerleggen. Echter mocht uiteraard ook niet aan licht komen dat het Ministerie voor Staatsveiligheid jarenlang een veilig thuis had geboden aan RAF-terroristen. Dat zou de broze relatie tussen de twee Duitse staten immers zeer ernstige schade toebrengen.
Silke Maier-Witt wordt herkend
De aanleiding voor het briefje met de vragen over Angelika Gerlach was een voorval, dat ruim twee jaar eerder op 13 juni 1985 had plaatsgevonden. Bij het politiebureau in de West-Duitse plaats Möglingen had zich een jonge DDR-emigrant gemeld, die vertelde dat hij ervan overtuigd was dat hij de RAF-terroriste Silke Maier-Witt had gezien in de Oost-Duitse stad Weimar. In de jaren 80 hingen in de Bondsrepubliek overal posters, waarop de voortvluchtige RAF-terroristen stonden afgebeeld. De emigrant was er zo goed als zeker van dat de vrouw in Weimar (Angelika Gerlach), exact overkwam met Silke Maier-Witt op een van de gezocht-posters. De Russische geheime dienst KGB kwam er destijds achter dat Maier-Witt door de jongeman was herkend en had de Stasi daar vervolgens van op de hoogte gesteld. De Stasi nam geen enkel risico en besloot dat Silke Maier-Witt alias Angelika Gerlach zo snel mogelijk moest ‘verdwijnen’. In allerijl werd ze voorzien van een nieuw identiteit en werd er een nieuwe woonplaats voor haar gezocht.
Sylvia Beyer
Silke Maier-Witt kreeg een nieuwe naam ‘Sylvia Beyer’ en ze werd overgeplaatst van Erfurt naar de plaats Cottbus. Niet veel later werd ze ondergebracht in een appartement van de Stasi in Oost-Berlijn. Maier-Witt onderging een complete make-over. Ze kreeg een ander kapsel, gebruikte andere make-up en droeg andere kleding. Ook onderging ze een neuscorrectie om nog minder herkenbaar te zijn. Om haar plotselinge verdwijning te verklaren bij haar vrienden en kennissen werd er een verhaal verzonnen, dat niet te controleren was. Silke Maier-Witt nam plotseling ontslag van haar werk. Ze zou zogenaamd een problematische liefdesrelatie hebben gehad en een hele nieuwe start hebben willen maken. Vervolgens verwijderde de Stasi op systematische wijze alle informatie over Angelika Gerlach uit de datasystemen van de universiteit waar ze studeerde. Tegelijkertijd hadden Stasi-medewerkers haar woning onopvallend ontruimd en schoongemaakt. Een paar dagen later boekte Maier-Witt een reis bij een reisbureau en ‘verdween’ ze met de noorderzon.
Inge Viett wordt herkend
Ook Eva-Maria Sommer – alias Inge Viett – werd ontmaskerd. Ze werd herkend door een Oost-Duitse kennis die haar op een gezocht-poster had gezien, tijdens een reis naar de Bondsrepubliek. Deze kennis bracht weer iemand anders op de hoogte over de ware identiteit van Sommer, waardoor deze informatie uiteindelijk bij de Stasi terechtkwam. Toen de Stasi hoorde dat Viett was herkend werd er direct actie ondernomen. Viett kreeg weer een nieuwe identiteit en er werd wederom een nieuwe levensgeschiedenis voor haar uitgewerkt. Voortaan zou ze door het leven gaan als de weduwe ‘Eva Schnell’. Vervolgens verhuisde ze van Dresden, naar het Oost-Berlijnse stadsdeel Marzahn. In 1987 verhuisde Viett van Berlijn naar Maagdenburg.
Kampeertrip in Hongarije
Generaal-luitenant Gerhard Neiber – een medewerker van de Stasi die betrokken was geweest bij de emigratie van RAF-uitvallers naar Oost-Duitsland – had een verhaal bedacht, waarmee de plotselinge verdwijning van Angelika Gerlach (Silke Maier-Witt) kon worden verklaard. Hij had bedacht dat Gerlach was gaan kamperen in Hongarije en dat ze tijdens haar vakantie naar het Westen was gevlucht. Om de geloofwaardigheid van dat verhaal te ondersteunen, deed een Stasi-medewerker bij de plaatselijke politie officieel aangifte van vermissing . Vervolgens werd er een vervalst dossier aangemaakt met alle relevante gegevens. In maart 1988 – een half jaar na het staatsbezoek van Erich honecker – waren de vragen op het briefje van de hoge West-Duitse politiefunctionaris, nog steeds niet beantwoord. Voor de autoriteiten in de Bondsrepubliek bleef de verdwijning van Angelika Gerlach vooralsnog onverklaard.
Verdenkingen wegnemen
De autoriteiten in de Bondsrepubliek hadden inmiddels nog meer signalen ontvangen, die het vermoeden wekten dat verschillende RAF-uitvallers zich in de DDR schuilhielden. Op 3 maart 1988 was er in Oost-Berlijn een diplomatieke missie van West-Duitse overheidsfunctionarissen. Een van hen – Reinhard Renger – werkte voor het Ministerie van Justitie. Hij benaderde een ‘collega’ van het Oost-Duitse Ministerie van Justitie. De beide mannen hadden in het verleden al eens vaker met elkaar te maken gehad. Renger vertelde hem dat hij wist dat Angelika Gerlach de alias was van Silke Maier-Witt en vroeg zijn gesprekspartner om meer informatie. Zijn Oost-Duitse collega ging daar echter niet op in. Een aantal maanden later ontving Reinhard Renger een brief uit de DDR, waarin stond dat Angelika Gerlach niet in het land verbleef. Intussen was het voor de Oost-Duitse autoriteiten van groot belang, om ervoor te zorgen dat de verdenkingen van de Bondsrepubliek zo snel mogelijk werden weggenomen. Op 13 december 1989 kreeg Stasi-majoor-generaal Heinz Engelhardt de opdracht om de West-Duitse vermoedens van steun aan de RAF-terroristen te weerleggen. Echter hadden die inspanningen op dat moment weinig zin meer. De Berlijnse Muur was inmiddels gevallen en het was duidelijk dat de DDR zijn langste tijd had gehad.
RAF-uitvallers worden gearresteerd
Toen de Berlijnse Muur viel en er een einde kwam aan het dictatoriale regime van de SED, werd ook het Ministerie voor Staatsveiligheid ontbonden. En dat betekende dat de RAF-uitvallers niet meer door de Stasi konden worden beschermd. Tussen 6 en 18 juni 1990 werden ze alle 10 opgespoord en gearresteerd. De meeste RAF-uitvallers verleenden hun medewerking aan de West-Duitse politie en legden later in de rechtszaal uitgebreide verklaringen af. Een aantal van hen werden belangrijke kroongetuigen in de strafprocessen tegen hun vroegere RAF-kameraden. Tijdens de procedure gold er een kroongetuigenregeling, waardoor de strafmaat aanzienlijk kon worden verlaagd. De meeste RAF-uitvallers kwamen er dan ook met relatief lage straffen vanaf. Door de getuigenissen werden ze door de andere RAF-terroristen gezien als verraders van de revolutie.
Arrestatie Susanne Albrecht
Op 6 juni 1990 viel het doek voor Susanne Albrecht, toen ze in het Berlijnse stadsdeel Marzahn door de politie werd aangehouden. Haar echtgenoot was pas een aantal dagen voor haar arrestatie achter de ware identiteit van zijn vrouw gekomen. Albrecht was de eerste van de RAF-uitvallers die aan de Bondsrepubliek werd uitgeleverd. Ze werd beschuldigd van betrokkenheid bij de aanslag op Alexander Haig, de mislukte aanslag op het gebouw van het OM in Karlsruhe en de moord op de bankier Jürgen Ponto. Voor de Hogere Regionale Rechtbank van Stuttgart legde ze een uitgebreide bekentenis af. Op 3 juni 1991 werd ze rekening houdend met de clementieregeling voor kroongetuigen veroordeeld tot 12 jaar gevangenisstraf voor moord, in combinatie met poging tot gijzeling. In 1996 werd ze vervoegd vrijgelaten.
Arrestatie Inge Viett
Op 12 juni 1990 werd Inge Viett opgepakt bij haar woning in Maagdenburg. Een van de buren had haar geïdentificeerd als gezochte RAF-terroriste en vervolgens de politie ingeschakeld. Na vier weken te hebben vastgezeten in een Oost-Duitse gevangenis, werd ze uitgeleverd aan de Bondsrepubliek. In 1992 werd ze door de Hogere Regionale Rechtbank van Koblenz veroordeeld tot 13 jaar gevangenisstraf, wegens poging tot moord op een politieagent in Parijs. In 1997 werd ze vervroegd vrijgelaten wegens goed gedrag. Na haar vrijlating keerde ze niet meer terug naar de gewapende strijd. Ze heeft zich echter nooit gedistantieerd van het geweld van de RAF. In 1997 verscheen haar biografie: ‘Nie war ich furchtloser’. Dit boek is geen kritische analyse over de revolutionaire strijd van de RAF, maar geeft een beeld van hoe het was om in de jaren 70, als linkse terrorist in de illegaliteit te leven.
Arrestatie Werner Lotze en Christina Dümlein
Op 14 juni 1990 werden Werner Lotze en zijn vrouw Christine Dümlein aangehouden in Senftenberg. Hun dochter Jenny was destijds getuige van de arrestatie van haar ouders. Dümlein werd beschuldigd van lidmaatschap van een criminele organisatie, maar omdat de strafbare feiten inmiddels verjaard waren, werd ze een dag later alweer vrijgelaten. Lotze werd op eigen verzoek uitgeleverd aan de Bondsrepubliek. Hij was de eerste van de RAF-uitvallers die een uitgebreide bekentenis aflegde. Door zijn getuigenissen werd het RAF-lid Rolf Clemens Wagner – die al een gevangenisstraf uitzat van 2 maal levenslang – in 1993 nog eens veroordeeld tot 12 jaar gevangenisstraf. Ook Werner Lotze zelf kreeg 12 jaar celstraf opgelegd. Op 31 januari 1991 werd hij veroordeeld wegens moord, meerdere pogingen tot moord, een bomaanslag en twee bankovervallen. Na de herziening van de zaak werd de straf teruggebracht tot 11 jaar. Op grond van de kroongetuigenregeling werd Lotze vervroegd vrijgelaten.
Arrestatie Ekkehard von Seckendorff en Monika Helbing
Op 14 juni 1990 werden de RAF-uitvallers Ekkehard Freiherr von Seckendorff-Gudent en zijn vrouw Monika Helbing, in Eisenhüttenstadt gearresteerd. Seckendorff-Gudent en Helbing waren in de DDR met elkaar getrouwd en hadden samen een zoon. Ekkehard werd na 40 dagen voorlopige hechtenis weer vrijgelaten. De beschuldiging aan zijn adres van lidmaatschap van een terroristische organisatie was inmiddels verjaard. Zijn 13 jaar jongere vrouw werd wel strafrechtelijk vervolgd. Monika Helbing legde tijdens haar proces verschillende getuigenissen af, tegen voormalige RAF-kameraden. Ook verklaarde ze dat de RAF-kopstukken Andreas Baader, Gudrun Ensslin en Jan-Carl Raspe op 18 oktober 1977 in de gevangenis van Stammheim, wel degelijk collectieve zelfmoord hadden gepleegd. Volgens Helbing lag er een plan klaar voor als de bevrijding van de RAF-leiders uit de penitentiaire inrichting zou mislukken. De speculaties dat de West-Duitse autoriteiten bij hun dood betrokken zouden zijn geweest, deed ze af als leugens. Rekening houdend met de kroongetuigenregeling werd Helbing in 1992 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar, vanwege haar betrokkenheid bij de ontvoering van en moord op Hanns-Martin Schleyer. In 1995 werd ze voorwaardelijk vrijgelaten.
Arrestatie Ralf Friedrich en Sigrid Sternebeck
Op 15 juni 1990 werden de RAF-uitvallers Ralf Friedrich en Sigrid Sternebeck – die in de DDR met elkaar getrouwd waren – gearresteerd in Schwedt/Oder. Aanvankelijk werd Friedrich verdacht van lidmaatschap van een terroristische organisatie. Maar omdat de feiten inmiddels waren verjaard, kon hij daar niet meer voor worden veroordeeld. Kort na zijn aanhouding werd hij weer vrijgelaten. Op 19 november 1990 werd Ralf Friedrich opnieuw gearresteerd op verdenking van poging tot moord, een bomaanslag en betrokkenheid bij de aanval op de Amerikaanse generaal Alexander Haig. In 1992 werd hij alsnog veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6,5 jaar. Hij werd vervroegd vrijgelaten. Zijn vrouw Sigrid Sternebeck – met wie hij een dochter had – werd ook verdacht van betrokkenheid bij de aanslag op Alexander Haig en de ontvoering van en moord op de Duitse werkgeversvoorzitter Hanns-Martin Schleyer. In 1992 werd ze veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8,5 jaar. In 1994 werd ze vervroegd vrijgelaten.
Arrestatie Silke Maier-Witt
Op 18 juni 1990 werd Silke Maier-Witt gearresteerd in Neubrandenburg en uitgeleverd aan de West-Duitse autoriteiten. Ze werd beschuldigd van betrokkenheid bij de ontvoering van en moord op Hanns-Martin Schleyer en een aantal andere misdrijven. Op 8 oktober 1991 werd ze veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar. Begin 1995 werd ze vervroegd vrijgelaten wegens goed gedrag. Silke Maier-Witt is een van de weinige RAF-leden die publiekelijk spijt heeft betuigd, voor het leed dat de Rote Armee Fraktion had berokkend. In 2017 vroeg ze Hanns-Martin Schleyers zoon Jörg om vergiffenis. Na haar vrijlating hervatte ze haar studie psychologie en behaalde ze haar diploma. Tijdens haar loopbaan als psychologe organiseerde ze verschillende welzijnsprojecten. Daarnaast zette Maier-Witt zich actief in voor vredeswerk op de Balkan.
Arrestatie Henning Beer
Op 18 juni 1990 liep ook Henning Beer tegen de lamp. Hij werd door de politie aangehouden in Neubrandenburg en uitgeleverd aan de Bondsrepubliek. Beer werd beschuldigd van poging tot moord, medeplichtigheid aan 21 pogingen tot moord, betrokkenheid bij bomaanslagen, deelname aan meerdere bankovervallen en lidmaatschap van een terroristische organisatie. Net zoals de meeste andere RAF-uitvallers werkte ook Henning Beer mee met de Duitse justitie. Hij legde uitgebreide getuigenissen af over de gang van zaken binnen de Rote Armee Fraktion. Omdat Beer ten tijde van de misdrijven nog maar 20 jaar oud was, werd hij veroordeeld volgens het jeugdstrafrecht. Daarnaast hield de rechter rekening met de kroongetuigenregeling. In de zomer van 1991 werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar. Henning Beer bracht vervolgens 5 jaar door in een jeugdgevangenis. In 1995 werd hij vrijgelaten.
Misdadig regime
Na de ineenstorting van de DDR werd pas goed duidelijk hoe misdadig het SED-regime eigenlijk was. De Stasi had geen enkel middel onbenut gelaten om het leven van Oost-Duitse burgers volledig te beheersen. Informanten van het Ministerie voor Staatsveiligheid onderwierpen iedereen die ook maar enigszins een bedreiging zou kunnen vormen voor het Oost-Duitse staatsapparaat, aan observatie en totale controle. Sommige burgers werden zelfs door informanten dag en nacht gefilmd en afgeluisterd. Hun hele doen en laten werd vervolgens in talloze dossiers geregistreerd. Op 7 november 1989 – twee dagen voor de val van de Berlijnse Muur – was de hele regering van de Duitse Democratische Republiek afgetreden. Bijna een maand later – op 3 december 1989 – werd de Oost-Duitse minister voor Staatsveiligheid, Erich Mielke, uit de SED gezet. Vier dagen later – op 7 december 1989 – werd hij in voorlopige hechtenis genomen op beschuldiging van ‘het toebrengen van schade aan de economie’ en ‘hoogverraad door middel van ongrondwettelijke acties’. Om gezondheidsredenen werd Mielke op 8 maart 1990 weer vrijgelaten.
Strafproces tegen Erich Mielke
In juli 1990 – kort nadat de RAF-uitvallers waren opgepakt – werd Erich Mielke weer gearresteerd. Ditmaal werd hij beschuldigd van ‘misdaden tegen de menselijkheid’ en ‘rechtsweigering’. Na eerst een tijdje in een ziekenhuis in Berlijn te hebben gelegen, werd hij overgebracht naar de Plötzensee-gevangenis. Op 4 oktober 1990 werd de oud Stasi-minister op verzoek van zijn advocaat overgeplaatst naar de Moabit-gevangenis, waar hij zijn strafproces afwachtte. Erich Mielke werd beschuldigd van talloze misdaden die de Stasi onder zijn bewind had begaan. Naar schatting werden er tussen 1961 en 1989 honderden Oost-Duitsers doodgeschoten, die vanuit de DDR naar de Bondsrepubliek probeerden te vluchten.
Moord op politiemannen in 1931
Het onderzoek tegen Mielke richtte zich niet alleen op de misdrijven die hij had begaan tijdens de SED-dictatuur, maar ook op een oude strafzaak uit 1931. In dat jaar zou hij betrokken zijn geweest bij de moord op twee politieagenten op de Bülowplatz (tegenwoordig Rosa-Luxemburg-Platz) in Berlijn. Mielke wist destijds echter aan zijn arrestatie te ontsnappen. Ondanks arrestatiebevelen in 1933 en 1947 wist hij telkens de dans te ontspringen. Later werd het arrestatiebevel tegen Mielke in opdracht van de SED geschorst. De Sovjet-bezettingsmacht in Oost-Berlijn nam de procesdossiers vervolgens in beslag. In West-Berlijn bleef het arrestatiebevel tegen Mielke al die jaren wél van kracht. Het proces tegen Erich Mielke begon op 10 februari 1992. Hij werd aangeklaagd als lid van de Nationale Defensieraad van de DDR. Daarmee werd hij medeverantwoordelijk gehouden voor het schietbevel op de Oost-Duitse burgers, die tijdens de SED-dictatuur de grens probeerden over te steken. Ook werd hij officieel aangeklaagd voor de moord op de politieagenten in 1931.
Opdracht RAF-aanslagen
Ondertussen maakte het hoogste constitutionele gerechtshof van de Bondsrepubliek bekend dat Erich Mielke ook werd aangeklaagd, voor het bevel dat hij in 1981 zou hebben gegeven aan de RAF, om aanslagen te plegen op de Amerikaanse luchtmachtbasis Ramstein en de Amerikaanse generaal Frederick Kroesen. Het Ministerie voor Staatsveiligheid zou militaire trainingen voor de RAF hebben gefaciliteerd, waarbij de nog actieve terroristen leerden schieten met antitankwapens. Tijdens zijn proces ging de geestelijke gezondheidstoestand van Mielke steeds verder achteruit. Hij zweeg, viel voortdurend in slaap en leek vrij weinig van de rechtszaak mee te krijgen. Voor veel mensen was het echter niet duidelijk of hij echt aan dementie leed of dat hij probeerde om strafvervolging te ontlopen.
Veroordeling Erich Mielke
Omdat Erich Mielke vanwege zijn slechte gezondheid niet in staat was om terecht te staan, werden alle procedures tegen hem losgekoppeld van de hoofdaanklacht en uiteindelijk geseponeerd. Op 26 oktober 1993 werd de oud Stasi-minister alsnog veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar, voor de moord op de politiemannen 62 jaar eerder. Bij het uitspreken van het vonnis zei rechter Theodor Seidel tegen de oud Stasi-man dat Mielke de geschiedenis in zou gaan, als een van de meest gevreesde veiligheidsministers van de 20e eeuw. Eind 1995 werd Erich Mielke voorwaardelijk uit de gevangenis vrijgelaten. Hij overleed in het voorjaar van 2000 op 92-jarige leeftijd.
Stasi-archief
Nadat de RAF-uitvallers waren opgespoord in de zomer van 1990, werd er wereldwijd verbaasd gereageerd. Hoe was het mogelijk dat internationaal gezochte terroristen, in de DDR jarenlang zo goed als onopgemerkt een relatief onbezorgd leven konden leiden. Een burgerbestaan waarbij ze werden gesteund en beschermd door de Oost-Duitse overheid. Na die Wende werden er verschillende onderzoeken gedaan naar de omstandigheden waaronder de RAF-terroristen in die periode ondergedoken zaten en werd onderzocht op welke manier ze precies werden geholpen door de Stasi. Daarbij werd gebruikgemaakt van het openbaar gemaakte beschikbare archiefmateriaal van het Ministerie voor Staatsveiligheid. Echter kon de rol van individuele personen nooit precies worden opgehelderd. Vandaag de dag gaan veel onderzoekers ervan uit dat ook de Staatsraadvoorzitter Erich Honecker op de hoogte moet zijn geweest van de steun aan de RAF-uitvallers.
Proces tegen Harry Dahl
Harry Dahl en een aantal andere Stasi-officieren werden aangeklaagd, voor hun betrokkenheid bij de RAF-zaak. Tijdens zijn proces gaf Harry Dahl toe dat hij geholpen had bij de emigratie en huisvesting van de RAF-uitvallers. Hij ontkende echter dat hij wetten had overtreden, omdat hij handelde in opdracht van de Oost-Duitse leider Honecker. De motieven om de ex-terroristen onderdak te verschaffen waren nooit bedoeld geweest om de West-Duitse justitie te dwarsbomen. De Stasi had er volgens Dahl juist voor gezorgd dat deze gevaarlijke mensen uit de terreurscene werden gehaald en werden geresocialiseerd in de normale burgermaatschappij. Harry Dahl gaf echter wel toe dat de Stasi een belang had bij het onderbrengen van de RAF-uitvallers. Door het uithoren van de RAF-leden over hun werkwijze en hun kennis van de West-Duitse geheime dienst, konden ze zeer waardevolle informatie vergaren.
Geheimhouding
Echter was het volgens Harry Dahl volstrekte onzin om de hulp aan de RAF-uitvallers uit te leggen als een signaal, dat de Oost-Duitse autoriteiten de aanslagen en moorden van de terreurgroep goedkeurden. Daarvan was absoluut geen sprake. Volgens Dahl zouden Honecker en de toenmalige West-Duitse bondskanselier Helmut Schmidt samen met het overbrengen van de terroristen naar de DDR hebben ingestemd en hadden ze elkaar geheimhouding gezworen. Toen de rechter hem vroeg waar hij zijn beschuldigingen op baseerde, zei Dahl dat hij daarvoor geen concrete bewijzen had. Wel had hij tijdens zijn Stasi-periode ooit een gesprek opgevangen tussen twee medewerkers van minister Mielke, die dit insinueerde. Daarnaast verklaarde Dahl dat de Amerikaanse CIA, de West-Duitse autoriteiten al jaren geleden op de hoogte had gebracht van de RAF-uitvallers in de DDR, maar dat er toen verder niets met die informatie werd gedaan.
Vrijspraak
De regeringswoordvoerder Peter Hausmann verklaarde later dat de West-Duitse autoriteiten nooit hard bewijs hebben gehad, dat er RAF-terroristen met DDR-steun in Oost-Duitsland ondergedoken hadden gezeten. Desalniettemin werden Harry Dahl en de andere Stasi-officieren wegens de steun die ze aan de terroristen hadden verleend, beschuldigd van medeplichtigheid aan moord. Volgens de verdedigingsadvocaten waren de aanklachten tegen Dahl en zijn vroeger collega’s absurd. Ze beargumenteerden dat hun cliënten juist moesten worden beloond, omdat ze ervoor hadden gezorgd dat de RAF-uitvallers geen bedreiging meer vormden voor het Westen. Volgens Harry Dahl hadden hun inspanningen daadwerkelijk bijgedragen aan het voorkomen van terreuraanslagen in West-Duitsland. Uiteindelijk werden de beschuldigingen tegen Dahl en de andere Stasi-officieren ingetrokken. Op 7 maart 1997 werd Harry Dahl veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete, vanwege ‘het dwarsbomen van de rechtsgang’. Dit vonnis werd in 1998 echter vernietigd door het Federale Hof van Justitie en Harry Dahl werd vrijgesproken.
Bronnen:
RAF in het Oosten – Terroristen onder bescherming van de Stasi (Frank Wilhelm)
Nie war ich furchtloser (Inge Viett)