Monika Helbing (1953)

Monika Helbing is een voormalige terroriste van de terreurorganisatie Rote Armee Fraktion (RAF). Ze behoorde tot de zogenaamde tweede generatie van RAF, die in de jaren 70 tal van gewelddadige aanslagen pleegde op West-Duits grondgebied. Ze was betrokken bij verschillende terreuracties, waaronder de ontvoering van de Duitse werkgeversvoorzitter en econoom Hanns-Martin Schleyer. Aan het begin van de jaren 80 ontvluchtte Helbing de Bondsrepubliek Duitsland en dook ze als RAF-uitvaller onder in de Duitse Democratische Republiek (DDR). Na die Wende werd ze door de Duitse autoriteiten opgespoord en gearresteerd. In 1992 werd ze door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar. In 1995 werd ze voorwaardelijk vrijgelaten.

Sympathie voor de RAF

Voorbereiding Schleyer-ontvoering

Arrestatiebevel

Als RAF-uitvallers naar de DDR

Object 74

Horst en Elke Winter

Ineenstorting DDR

Arrestatie

Geplande zelfmoorden RAF-leiders

 

Sympathie voor de RAF

Monika Helbing volgde een opleiding tot verpleegstersassistent. In 1974 brak ze haar stage in de zorg af en werd ze lid van het zogenaamde ‘antifoltercomité’, om te protesteren tegen het gevangenisregime van RAF-gevangenen. Sympathisanten van de Rote Armee Fraktion verspreidden in die periode tal van verhalen over de slechte omstandigheden, waarin de RAF-gevangenen zouden verkeren. Zo zouden Andreas Baader, Gudrun Ensslin, Jan-Carl Raspe, Urike Meinhof, Hoger Meins en Irmgard Möller in totale isolatie worden afgezonderd van andere gedetineerden. Ook zouden de RAF-gevangenen dag en nacht psychisch worden gemarteld door de bewakers.

Sensorische deprivatie

Een van de tactieken die men destijds op de gevangenen zou hebben toegepast was ‘sensorische deprivatie’, waarbij een RAF-gevangene langere tijd geen zintuigelijke prikkels meer kreeg. Het gebrek aan prikkels zou vervolgens leiden tot allerlei psychische stoornissen, zoals bijvoorbeeld psychoses. Daarnaast beweerden de RAF-sympathisanten dat ’s nachts het felle licht werd aangelaten, zodat de gevangenen niet voldoende konden slapen en uitgeput raakten. Ook zou er door de autoriteiten worden bepaald hoeveel boeken de gedetineerden mochten lezen en welke boeken wel of niet werden toegestaan. Bovendien zouden ze slecht te eten krijgen. Al deze methoden waren volgens de RAF-sympathisanten uiteindelijk bedoeld om de politieke identiteit van de terroristen te breken.

 

Voorbereiding Schleyer-ontvoering

In deze periode nam Monika Helbing deel aan de bezetting van het kantoor van mensenrechtenorganisatie Amnesty International in Hamburg. Ook de latere RAF-leden Knut Folkerts en Christian Klar namen aan deze bezettingsactie deel, om hun ongenoegen te uiten over de behandeling van de RAF-gevangenen. Helbing werd steeds radicaler en toonde zich bereid om deel te nemen, aan de gewelddadige revolutionaire strijd van de Rote Armee Fraktion. Samen met een aantal kameraden ging ze ondergronds. Ze was onder meer betrokken bij de ontvoering van Hanns-Martin Schleyer op 5 september 1977.

Annerose Lottmann-Bücklers

Onder haar schuilnaam ‘Annerose Lottmann-Bücklers’ huurde ze op 21 juli 1977 een appartement in Erfstadt, even ten zuidwesten van Keulen. Ze deed zich voor als naaister. Dit appartement zou anderhalve maand later worden gebruikt om Schleyer op te sluiten. Tijdens de ontvoering zelf zou Monika Helbing zich in de Iraakse hoofdstad Bagdad hebben schuilgehouden, waar ze zich voorbereidde op de komst van een aantal RAF-kameraden.

 

Arrestatiebevel

In maart 1978 werd er een arrestatiebevel tegen Monika Helbing uitgevaardigd, vanwege haar vermeende betrokkenheid bij de ontvoering van en uiteindelijke moord op Hanns-Martin Schleyer. Tevens wilden de West-Duitse autoriteiten haar aanklagen voor lidmaatschap van een terroristische organisatie. In 1980 besloten verschillende leden van de RAF om de terreurorganisatie te verlaten. Sommige terroristen begonnen te twijfelen aan de zin van hun strijd tegen de burgerlijke, kapitalistische en imperialistische maatschappij. Andere RAF-leden waren moegestreden door hun ondergrondse en soms uitzichtloze bestaan. Na meer dan 10 jaar te hebben gevochten tegen de gevestigde orde in de Bondsrepubliek Duitsland, was de marxistische revolutie nog geen stap dichterbij gekomen. Veel kameraden waren inmiddels gesneuveld en ook de steun onder RAF-sympathisanten in de samenleving brokkelde steeds verder af.

 

Als RAF-uitvaller naar de DDR

RAF-terroristen die de organisatie wilden verlaten (de zogenaamde RAF-uitvallers) werd de mogelijkheid geboden om in het communistische Oost-Duitsland een geheel nieuw leven te beginnen. Daarbij kregen ze hulp van de Stasi (het Ministerie voor Staatsveiligheid in de DDR). Ook Monika Helbing vertrok in 1980 naar de Duitse Democratische Republiek om haar terroristische verleden achter zich te laten en een nieuw leven op te bouwen. Op dat moment stond ze op de opsporingslijsten van Interpol en werd ze over de hele wereld gezocht. In de DDR was het voor RAF-terroristen mogelijk om – mits ze ervoor zorgden dat ze niet te veel opvielen – in volstrekte anonimiteit te leven. Monika Helbing werd door de Stasi voorzien van een nieuwe identiteit. Ze kreeg een nieuwe naam en al haar persoonlijke documenten zoals haar geboorteakte, paspoort en rijbewijs werden voorzien van nieuwe gegevens.

 

Object 74

De DDR was een communistische arbeiders- en boerenstaat en de samenleving daar was totaal anders georganiseerd, dan in de westers georiënteerde Bondsrepubliek. De overgang van West- naar Oost-Duitsland leverde meestal een cultuurshock op. Zelfs bij de al reeds marxistisch georiënteerde RAF-uitvallers. Daarom werden de terroristen na aankomst in de DDR ondergebracht in een boswachtershuisje in de buurt van Briesen, dichtbij de Poolse grens. In dit boswachtershuisje (dat door de Stasi werd aangeduid als ‘Object 74’) werden de RAF-uitvallers voorbereid op hun nieuwe leven in de DDR.

Oost-Duitse staatsburgerschap

Ook Monika Helbing werd hier klaargestoomd voor het Oost-Duitse staatsburgerschap. Eenmaal voorzien van een nieuwe identiteit (inclusief vervalste identiteitspapieren, schooldiploma’s, certificaten, huwelijksaktes en CV’s), werden de RAF-uitvallers geholpen met het vinden van een geschikte woning in verschillende Oost-Duitse steden. Bovendien kregen ze hulp bij het vinden van een passende baan.

 

Horst en Elke Winter

Monika Helbing vestigde zich in de plaats Eisenhüttenstadt, zo’n 30 kilometer onder Frankfurt an der Oder. In 1981 trouwde ze met de 13 jaar oudere Ekkehard Freiherr von Seckendorff-Gudent. Net als Helbing was hij als RAF-uitvaller overgebracht vanuit de Bondsrepubliek naar de DDR. Ook hij was betrokken geweest bij activiteiten van de Rote Armee Fraktion. Eveneens was tegen Ekkehard een internationaal arrestatiebevel uitgevaardigd. In de DDR ging het echtpaar door het leven onder de schuilnamen Elke en Horst Winter. Het stel kreeg samen een zoon. Elke en Horst werkten allebei in het plaatselijke ziekenhuis. Horst als internist en Elke als verpleegkundige op de afdeling Chirurgie. Collega’s zouden Elke/Monika later omschrijven als een zeer intelligente vrouw die meerdere talen sprak.

Frankfurt an der Oder

Volgens oud-collega Ingeborg Sommerkorn was Monika goed in haar werk. Zowel ‘Horst’ als ‘Elke’ maakten een introverte indruk. In het ziekenhuis ging destijds het gerucht dat Elke een tijd in het Midden-Oosten had gewoond, maar niemand had haar daar ooit naar gevraagd. Veel collega’s vonden het grappig dat Horst en Elke vanuit het vrije Westen, naar de Duitse Democratische Republiek waren verhuisd. Sommerkorn kon zich nog herinneren dat een van de collega’s in het ziekenhuis naar de reden voor de emigratie vroeg. Monika Helbing had toen geantwoord dat ook in de Bondsrepubliek niet alles goed was. In 1986 verhuisde de familie ‘Winter’ naar het nabijgelegen Frankfurt an der Oder. Daar leidde Horst een adviescentrum voor verslaafden.

 

Ineenstorting DDR

Na de val van de Berlijnse Muur stortte de DDR langzaam maar zeker ineen. Oost-Duitsland transformeerde van een communistische dictatuur, in een parlementaire democratie. En dat betekende dat de RAF-uitvallers niet meer konden terugvallen op de bescherming door het Ministerie voor Staatsveiligheid. Op 14 juni 1990 werd er geheime informatie openbaar gemaakt. Deze informatie was tot dan toe alleen bekend bij een zeer kleine groep Stasi-medewerkers. Door het openbaar maken van deze informatie konden de West-Duitse autoriteiten achterhalen wat er precies gebeurd was met ontsnapte RAF-leden. Waar eerder altijd werd vermoed dat de terroristen naar het Midden-Oosten, Afrika of Zuid-Amerika waren gevlucht, werd nu duidelijk dat ze al die tijd een relatief normaal leven hadden geleid in de DDR, terwijl ze de bescherming genoten van de Stasi.

 

Arrestatie

Na de ineenstorting van de DDR en het einde van het regime van de Socialistische Eenheidspartij van Duitsland (SED), liepen talloze voormalige RAF-leden tegen de lamp. Door het uitlekken van de informatie over het lot van de gevluchte RAF-uitvallers konden ook Monika Helbing en haar man Ekkehard op 14 juni 1990 worden gearresteerd. Ook de andere voortvluchtige terroristen die in Oost-Duitsland ondergedoken zaten, werden in dezelfde periode opgepakt.

Veroordeling

In 1992 werd Helbing door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar, wegens haar betrokkenheid bij de Schleyer-ontvoering. Haar echtgenoot Ekkehard werd na 40 dagen voorlopige hechtenis alweer vrijgelaten. Monika Helbing kwam in aanmerking voor een clementieregeling die gold voor kroongetuigen, die verklaringen aflegden tegen andere terroristen van de Rote Armee Fraktion. Helbing legde getuigenissen af in verschillende strafzaken tegen RAF-leden.

 

Geplande zelfmoorden RAF-leiders

Monika Helbing heeft onder meer verklaard dat Andreas Baader, Gudrun Ensslin en Jan-Carl Raspe zichzelf in het najaar van 1977 wel degelijk van het leven hadden beroofd, en dat Irmgard Möller zichzelf met messteken had verwond. De dood van de RAF-kopstukken is altijd voer geweest voor speculatie en complottheorieën. Volgens Helbing was de ‘dodennacht’ ruim van tevoren door de RAF-gevangenen gepland, voor het geval dat hun bevrijdingspoging (door middel van de Schleyer-ontvoering en de kaping van Lufthansa-vlucht 181) zou mislukken. Van moord door de West-Duitse autoriteiten was volgens haar dan ook absoluut geen sprake. Tijdens haar gevangenschap heeft Monika Helbing zich openlijk gedistantieerd van de gewelddadige revolutionaire strijd van de RAF. In 1995 werd ze voorwaardelijk vrijgelaten. Na haar vrijlating leefde ze onder een andere naam.

 

Lees ook:

Een volledig overzicht van RAF-terroristen

 

Terug naar boven ↑