Johannes Thimme (1956 – 1985)

Johannes Thimme was een terrorist van de Duitse terreurorganisatie Rote Armee Fraktion (RAF). Hij behoorde tot de zogenaamde tweede generatie RAF-leden. Thimme werd tweemaal veroordeeld voor lidmaatschap van een terroristische organisatie (in 1977 en 1981). In 1985 blies hij zichzelf op toen een zelfgemaakte bom per ongeluk te vroeg af ging.

Jeugd

Middelbareschooltijd

Aansluiting bij de RAF

Arrestatie

Hongerstaking

Gewelddadige Duitse herfst

Veroordeling

Tweede gevangenisstraf

Johannes Thimme blaast zichzelf op

Een bom voor de RAF

 

Jeugd

Johannes Thimme werd op 29 februari 1956 geboren als middelste in een gezin van drie zonen. Hij groeide op in Ettlingen in een elitaire omgeving en zijn beide ouders waren goedburgerlijke academici. Zijn vader was de Duitse klassieke archeoloog Jürgen Thimme, die tevens hoofdconservator van een museum was en voor zijn werk veel reisde. Zijn moeder was de lerares, germanist en schrijfster Ulrike Thimme. Ze zou haar zoon later omschrijven als een bijzonder getalenteerde en ruimdenkende jongen, die geobsedeerd was door gerechtigheid.

 

Middelbareschooltijd

Johannes Thimme ging naar het Eichendorff-Gymnasium in Ettlingen (Baden-Württemberg). Tijdens zijn middelbareschooltijd was Thimme zich steeds meer gaan bezighouden, met politiek en sociaal-maatschappelijke vraagstukken. Daarnaast was hij zich gaan verdiepen in de fascistische, kapitalistische en imperialistische structuren in de wereld. Al op jonge leeftijd zag Thimme de wereld als een consumentgerichte warenmaatschappij en een goed geoliede oorlogsmachine.

Uitwisselingsproject

In 1973 vertrok de toen 17-jarige Johannes Thimme naar de Verenigde Staten voor een uitwisselingsproject. Daar werd hij geconfronteerd met de uitwassen van de door en door kapitalistische Amerikaanse welvaartsmaatschappij, en de van schandalen doorspekte Amerikaanse politiek onder president Richard Nixon. Thimme werd steeds radicaler in zijn opvattingen. Na een jaar keerde hij terug naar de Bondsrepubliek Duitsland, waar hij 1975 zijn middelbareschooldiploma behaalde.

 

Aansluiting bij de RAF

Johannes Thimme ging politicologie, sociologie en sinologie studeren aan de universiteit in Tübingen (Baden-Württemberg). In deze periode werd hij een sympathisant van de Rote Armee Fraktion. Tijdens zijn studententijd raakte hij betrokken bij de demonstraties tegen de gevangenisomstandigheden van de RAF-gedetineerden. Hij werd een aantal keren opgepakt en kort vastgezet in de gevangenis. Tijdens zijn studie leerde Johannes Thimme de RAF-leden Christian Klar, Günter Sonnenberg en Adelheid Schulz kennen, die in Karlsruhe samenleefden in een woongemeenschap. Thimme raakte steeds meer in de ban van de marxistische theorieën van de Rote Armee Fraktion en vervreemde steeds meer van zijn familie. Zijn ouders waren wanhopig en konden hem niet meer bereiken. In 1976 werd Johannes Thimme actief lid van de RAF en ging hij voor de terreurorganisatie ondergronds.

 

Arrestatie

Na de arrestatie van Verena Becker en Günter Sonnenveld in Singen op 3 mei 1977, werd Johannes Thimme samen met Uwe Folkerts – een broer van RAF-lid Knut Folkerts – gearresteerd. De officier van justitie ging ervan uit dat Thimme de terrorist was die ‘Tim’ werd genoemd in de aantekeningen van RAF-lid en voormalig RAF-advocaat Siegfried Haag. Deze laatste zou een belangrijke rol hebben gespeeld bij de voorbereiding van de gijzelingsactie, op de West-Duitse ambassade in Stockholm in april 1975. Logopediste Sabine Schmitz (de vriendin van Johannes Thimme) was eerder al gearresteerd, omdat ze ervan werd verdacht dat ze koerierswerkzaamheden voor de RAF deed. Thimme werd naar de gevangenis van Pforzheim gebracht, waar hij in strikte eenzame opsluiting werd gezet. Hij mocht geen bezoek ontvangen, geen kranten lezen en hij ontving ook geen post meer.

 

Hongerstaking

Toen de RAF-gevangenen in collectieve hongerstaking gingen, deed Johannes Thimme eraan mee. Ondertussen probeerden de ouders van Thimme om tot hem door te dringen en hem te laten inzien dat de solidariteit in wereld – waar hij zo naar verlangde – nooit heeft bestaan en ook nooit zal bestaan. Volgens hen kon geen enkel politiek doel de gewelddadige methoden van de Rote Armee Fraktion rechtvaardigen. In 1977 had de RAF weer tal van nieuwe leden geworven en de West-Duitse politie vreesde dan ook, dat de Bondsrepubliek snel weer zou worden getroffen door een nieuwe golf van terreur.

 

Gewelddadige Duitse herfst

Later zou blijken dat die angst niet ongegrond was, want aan het einde van de zomer en het begin van de herfst in 1977, pleegde de RAF tal van terreurdaden. Zo werd de bankier Jürgen Ponto vermoord en werd er een mislukte raketaanslag gepleegd op het gebouw van het OM in Karlsruhe. Daarnaast werd de Duitse econoom en werkgeversvoorzitter Hanns-Martin Schleyer ontvoerd en vermoord en kaapte de bevriende Palestijnse verzetsgroep PFLP, een passagierstoestel van Lufthansa.

De RAF in Nederland

Ook Nederland maakte in deze periode kennis met het geweld van de RAF, toen op 22 september 1977 in Utrecht de 46-jarige politieman Arie Kranenburg werd doodgeschoten, door RAF-terrorist Knut Folkerts. De geweldsgolf tijdens deze zogenaamde ‘Duitse herfst’ eindigde met de zelfmoord van de RAF-leiders Andreas Baader, Gudrun Ensslin en Jan-Carl Raspe in de Stammheim-gevangenis in Stuttgart. RAF-lid Irmgard Möller werd zwaargewond in haar cel aangetroffen.

 

Veroordeling

Na de gewelddadige gebeurtenissen Tijdens de Duitse herfst werd Johannes Thimme overgebracht, naar de zwaarbewaakte terroristenvleugel van de Stammheim-gevangenis in Stuttgart, waar zijn strafproces zou plaatsvinden. De rechtbank kon echter niet exact bepalen hoe groot de rol van Johannes Thimme binnen de Rote Armee Fraktion was en in welke mate hij had meegedaan aan de voorbereiding en uitvoering van terroristische activiteiten. Daarom werd hij in 1978 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, wegens lidmaatschap van een terroristische organisatie. Na zijn vrijlating pakte hij zijn studie weer op, maar al snel werd hij weer actief binnen de links-radicale terreurscene.

 

Tweede gevangenisstraf

In 1981 werd Johannes Thimme opnieuw gearresteerd omdat hij pamfletten uitdeelde. In deze pamfletten werden mensen opgeroepen om solidair te zijn, met de RAF-leden die in de gevangenis zaten en daar in hongerstaking waren gegaan. De rechtbank veroordeelde Thimme ditmaal tot een gevangenisstraf van anderhalf jaar, wegens het steunen van een terroristische organisatie. Weer werd hij opgesloten in volledige isolatie en nam hij deel aan de volgende hongerstaking van de RAF-gevangenen. Hierdoor ging zijn gezondheidstoestand achteruit en belandde hij in het ziekenhuis. Ook dit keer sloot hij zich na zijn vrijlating opnieuw aan bij de gewapende revolutionaire strijd van de Rote Armee Fraktion.

 

Johannes Thimme blaast zichzelf op

Op 20 januari 1985 kwam Johannes Thimme in Stuttgart door een zelfgemaakt explosief om het leven. Het was de bedoeling geweest dat de bom pas af zou gaan in het datacentrum van het West-Duitse Lucht- en Ruimtevaartonderzoeksinstituut, aan de rand van Stuttgart. Met deze aanslag wilde de RAF de aandacht vestigen op de hongerstakingen van RAF-leden in de gevangenis. Op een rustige zondagavond hadden Thimme en een RAF-kameraad het explosief in een kinderwagen verstopt. Vervolgens gingen ze ermee naar de plaats waar de bom zou moeten ontploffen. Het ging echter helemaal mis en het explosief ontplofte voortijdig tijdens de installatie. Johannes Thimme was op slag dood. Zijn medeplichtige raakte gewond. Thimme werd begraven op de begraafplaats van Ettlingen.

 

Een bom voor de RAF

In het boek ‘Een bom voor de RAF: het leven en de dood van Johannes Thimme’ (gepubliceerd in 2013) beschrijft zijn moeder Ulrike het korte leven van haar zoon. In het boek probeert zij te begrijpen wat haar zoon en vele andere jongvolwassen in de jaren 70 heeft bewogen, om te sympathiseren met de Rote Armee Fraktion en het nietsontziende geweld goed te keuren. Aan de hand van tal van brieven, dagboekaantekeningen en herinneringen beschrijft ze het leven van Johannes, vanaf zijn kindertijd tot aan zijn dood in 1985. Het boek is een reconstructie van zijn radicaliseringsproces, waarbij zijn moeder de relatie van Johannes Thimme tot de Bondsrepubliek en de West-Duitse samenleving analyseert. Hierbij is ze zelfkritisch en vertelt ze op een empathische wijze over de standvastigheid van haar zoon. Het was voor haar onmogelijk geweest om Johannes af te brengen, van de gewelddadige revolutionaire strijd van de RAF.

 

Lees ook:

Een volledig overzicht van RAF-terroristen

 

Terug naar boven ↑