Ulrich Wessel (1946 – 1975)
Ulrich Wessel was een terrorist van de Duitse terreurorganisatie Rote Armee Fraktion (RAF). Hij behoorde tot de zogenaamde tweede generatie RAF-leden. Wessel nam deel aan de gijzelingsactie in de West-Duitse ambassade in Stockholm in 1975. Deze gijzelingsactie eindigde met een aantal explosies, doordat de in het ambassadegebouw aangebrachte explosieven per ongeluk afgingen. Ulrich Wessel raakte daarbij zwaargewond en overleed enkele uren later in een Zweeds ziekenhuis.
Gijzelingsactie Stockholm
Ulrich Wessel werd geboren op 9 januari 1946 in Bielefeld (Noordrijn-Westfalen). Hij groeide op in een rijke familie. Zijn vader was een zakenman en miljonair. Op 24 april 1975 nam Ulrich Wessel deel aan de gijzelingsactie in de West-Duitse ambassade in Stockholm. Deze gijzelingsactie – die hij uitvoerde samen met de RAF-terroristen Karl-Heinz Dellwo, Bernhard Rössner, Hanna Krabbe, Lutz Taufer en Siegfried Hausner – was bedoeld om de West-Duitse regering te dwingen, om 26 RAF-gedetineerden uit de gevangenis vrij te laten. Onder deze gevangenen waren ook de RAF-kopstukken Andreas Baader, Gudrun Ensslin en Jan-Carl Raspe. De West-Duitse regering ging echter niet in op de eisen van de terroristen. In reactie daarop werden twee Duitse diplomaten doodgeschoten.
Gedood door explosieven
De gijzelingsactie kwam tot een einde doordat de explosieven die door de RAF-leden zelf in het ambassadegebouw waren aangebracht, per ongeluk tot ontploffing kwamen. Bij de explosie raakten tien ambassademedewerkers en alle terroristen gewond. Ulrich Wessel was er zo slecht aan toe dat hij twee uur later aan zijn verwondingen overleed in een Zweeds ziekenhuis. Ook zijn RAF-kameraad Siegfried Hausner was er ernstig aan toe. Hausner werd overgebracht naar de Bondsrepubliek Duitsland, waar hij elf dagen later op de ziekenboeg van de zwaarbewaakte Stammheim-gevangenis in Stuttgart overleed.
Oorzaak ontploffing
Later, tijdens het strafproces tegen de daders van de gijzelingsactie (dat in 1976 in Düsseldorf begon), beweerde Hans-Christian Ströbele – de advocaat van Bernhard Rössner – dat de explosieven tot ontploffing waren gebracht door speciale eenheden van de Zweedse politie. Volgens Ströbele had de toenmalige bondskanselier Helmut Schmidt daar destijds zijn goedkeuring voor gegeven. De hogere regionale rechtbank verklaarde in het vonnis echter dat daarvan geen sprake was. Ook werd het onwaarschijnlijk geacht dat de terroristen de explosieven zelf opzettelijk hadden gedetoneerd. De rechtbank ging ervan uit dat de ontploffing van de springstof was veroorzaakt door onzorgvuldigheid of technisch falen.
Verklaring Hans-Joachim Klein
Hans-Joachim Klein – een voormalig terrorist van de links-extremistische terreurgroep ‘Revolutionaire Cellen’ – schreef later dat de explosies in het ambassadegebouw werden veroorzaakt, doordat een van de RAF-terroristen over een draad was gestruikeld. Hierdoor zou de elektrische ontsteking zijn geactiveerd die de explosies in gang zette. De precieze toedracht is nooit opgehelderd.
Strafproces in Düsseldorf
Het proces tegen de RAF-terroristen in Düsseldorf ging gepaard met zeer strenge veiligheidsmaatregelen en de rechters stonden onder permanente persoonlijke bewaking. In juli 1977 werden Hanna Krabbe, Lutz Taufer, Bernhard Rössner en Karl-Heinz Dellwo alle vier veroordeeld tot levenslange gevangenisstraffen. De moorden op de twee diplomaten tijdens de gijzelingsactie werden niet toegeschreven aan individuele daders, maar het viertal werd collectief voor deze misdrijven verantwoordelijk gehouden. Er zaten dan weliswaar weer vier RAF-terroristen achter slot en grendel, maar daarmee was het geweld van de Rote Armee Fraktion nog niet voorbij.
Gewelddadige Duitse herfst
Eind juli vermoorden RAF-leden van de tweede generatie, de voorzitter van de Dresdner Bank, Jürgen Ponto. Ook na de liquidatie van de bankier ging de terreur door. In augustus 1977 probeerde de terreurgroep een raketaanslag te plegen op het gebouw van het Federale Hof van Justitie (Bundesgerichtshof) in Karlsruhe. De aanval mislukte doordat de lanceerinstallatie niet goed functioneerde. De gewelddadigheden kwamen tot een climax in de herfst van 1977. In dat najaar ontvoerde de Rote Amee Fraktion de Duitse werkgeversvoorzitter Hanns-Martin Schleyer, waarna de terreurorganisatie opnieuw de vrijlating van RAF-gevangenen eiste (waaronder Rössner, Krabbe, Taufer en Dellwo).
Regering gaat niet in op de eisen
Om de regering in de Bondsrepubliek nog verder onder druk te zetten, kaapten terroristen van de gelieerde Palestijnse verzetsorganisatie PFLP een Boeing 737 van Lufthansa, vol met West-Duitse vakantiegangers. Ook dit keer weigerde de West-Duitse overheid om op de eisen van de RAF in te gaan. De kaping werd in de Somalische hoofdstad Mogadishu met geweld beëindigd door een speciale West-Duitse antiterreureenheid. Korte tijd later pleegden de RAF-kopstukken Andreas Baader, Gudrun Ensslin en Jan-Carl Raspe zelfmoord in de gevangenis. De ontvoerde Hanns-Martin Schleyer werd door RAF-leden doodgeschoten en in de kofferbak van een auto achtergelaten in de Franse Elzas.
Ulrich Wessel Commando
De Rote Armee Fraktion had de gewoonte om de commando’s die de terreuraanslagen uitvoerden, te vernoemen naar omgekomen RAF-terroristen. Zo werd het moordcommando dat verantwoordelijk was voor de aanslag op de 58-jarige Duitse SPD-politicus en Treuhandanstalt-voorzitter Detlev Karsten Rohwedder op 1 april 1991, vernoemd naar de 16 jaar eerder overleden Ulrich Wessel. Voorafgaand aan de moord hadden Rohwedder en zijn echtgenote al meerdere doodsbedreigingen ontvangen. Tevens ontving de politicus ’s nachts telefoontjes zonder dat er iemand antwoordde en werd er ’s nachts bij zijn huis aangebeld, zonder dat er iemand voor de deur stond. Vier dagen voor de aanslag had Hergard (de vrouw van Rohwedder) de politie om bescherming gevraagd. Daaraan werd echter geen gehoor gegeven.
Rohwedder is op slag dood
De woning van Rohwedder en zijn familie in Düsseldorf was alleen op de begane grond voorzien van kogelvrije glasramen. Terwijl Rohwedder voor het raam van de eerste verdieping stond, werd hij onder vuur genomen door een sluipschutter van de RAF. Detlev Karsten Rohwedder werd geraakt door de eerste kogel en was op slag dood. Zijn vrouw werd door de tweede kogel geraakt in haar arm en raakte gewond. Een derde kogel raakte een boekenkast. Het wapen dat bij de schietpartij was gebruikt, was van hetzelfde type als het vuurwapen dat twee maanden eerder (op 13 februari 1991) was gebruikt bij de aanslag op de Amerikaanse ambassade in Bonn.
Een haar van Wolfgang Grams
Op de plaats delict werd een bekentenisbrief gevonden die was ondertekend door het Ulrich Wessel Commando van de RAF. De identiteit van de schutter is nooit met zekerheid vast komen te staan. Naast de bekentenisbrief werden op de plaats van het misdrijf ook een plastic stoel, drie patroonhulzen, een telescoop en een handdoek gevonden. In deze handdoek werd een haar aangetroffen. In 2001 kon dankzij nieuwe DNA-technieken worden vastgesteld dat deze haar afkomstig was van het RAF-lid Wolfgang Grams. Echter, was Grams op dat moment al acht jaar dood en de rechtbank oordeelde dat dit bewijs niet voldoende was, om hem als de moordenaar van Rohwedder te bestempelen.
Lees ook:
Een volledig overzicht van RAF-terroristen