Birgit Hogefeld (1956)
Birgit Hogefeld is een voormalige terroriste van de terreurorganisatie Rote Armee Fraktion (RAF). Ze behoorde tot de zogenaamde derde generatie RAF-leden. Hogefeld speelde binnen de RAF een leidende rol. Ze is betrokken geweest bij verschillende terroristische misdrijven, waaronder meerdere moorden. In 1993 werd ze door de politie gearresteerd en drie jaar later veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. In de zomer van 2011 kwam ze op vrije voeten.
Krachtige explosie op de luchtmachtbasis Rhein-Main
Jeugd
Birgit Hogefeld werd op 27 juli 1956 geboren in Wiesbaden (Hessen). Tijdens de Tweede Wereldoorlog had haar vader sterke communistische sympathieën. Hij had zich echter niet actief tegen de nazi’s verzet. Veel jongeren in de jaren 50 en 60 groeide op met de wetenschap dat de generatie van hun ouders, verantwoordelijk was geweest voor de Holocaust en de verschrikkingen die in de concentratiekampen hadden plaatsgevonden. Dat besef leidde ertoe dat veel jongeren zich fel tegen hun ouders en de gevestigde orde in de Bondsrepubliek gingen verzetten.
Oud-nazi’s op hoge posten
Daar kwam ook nog eens bij dat veel belangrijke functies in West-Duitsland na de oorlog nog steeds werden bekleed door oud-nazi’s. Deze oorlogsmisdadigers zaten vaak op hoge posten binnen overheidsfuncties, maar waren ook nog actief binnen de rechterlijke macht. Het idee dat deze mensen – die het ultieme kwaad hadden vertegenwoordigd – nog steeds veel macht hadden en een mooi en rijk leven konden leiden, was voor veel jongeren maar moeilijk te verteren. Ook was het politieapparaat in de Bondsrepubliek was volgens hen nog steeds fascistisch. De radicalisering van veel jongeren werd dan ook voor een groot deel getriggerd, door de in de West-Duitse samenleving nog steeds volop aanwezige nazistische en fascistische elementen.
Hadamar
De familie van de moeder van Birgit Hogefeld woonde al generaties lang in het Hessische dorp Hadamar. Ook Hogefeld groeide hier op. In het dorp werden tussen 1941 en 1945 ongeveer 14.500 mensen met een beperking of een psychische stoornis, door de nazi’s vermoord en verbrand. De slachtoffers werden daar naar een speciaal ingericht euthanasiecentrum gebracht en door vergassing (of met een dodelijke injectie) om het leven gebracht. Andere slachtoffers werden opzettelijk uitgehongerd. De inwoners van Hadamar zagen destijds hoe de bussen met lichamelijk en verstandelijk gehandicapten dagelijks door het dorp reden, en moeten dus hebben geweten wat er met hen gebeurde.
Doodgezwegen
Birgit Hogefeld wist al in haar vroege jeugd wat er zich tijdens het naziregime in het dorp had afgespeeld, maar haar ouders spraken er nooit met haar over. Het onderwerp werd doodgezwegen. De kinderen van na de oorlog vingen de verhalen over de gebeurtenissen tijdens het naziregime echter heimelijk op uit gesprekken tussen volwassenen. Die gesprekken werden altijd op fluistertoon gevoerd. Telkens wanneer de volwassenen merkten dat hun kinderen delen van het gesprek opvingen, zwegen ze weer.
Vietnamdemonstraties
De zwijgzame houding van de generatie van haar ouders over de wandaden van de nationaalsocialisten tijdens de Tweede Wereldoorlog, lag voor een deel aan de basis van het jongerenverzet eind jaren 60. Maar ook de Vietnamoorlog en de militaire aanwezigheid van het Amerikaanse leger in de Bondsrepubliek, maakten veel jongeren boos. Net zoals veel andere linkse jongeren verzette Birgit Hogefeld zich tegen de conservatieve gevestigde orde en de kapitalistische consumptiemaatschappij. Ze nam deel aan verschillende demonstraties tegen de Vietnamoorlog en de slachtpartijen die daar plaatsvonden onder de burgerbevolking. Het Amerikaanse leger maakte in Vietnam op grote schaal gebruik van napalmbommen en chemische wapens, waardoor veel Vietnamese burgers omkwamen. De demonstranten zagen daarin een parallel met het geweld van nazi’s, die het Joodse volk probeerde uit te roeien.
Studiejaren
In 1975 ging Birgit Hogefeld op 19-jarige leeftijd rechten studeren in Frankfurt. Tijdens haar studie zette ze zich in voor verschillende maatschappelijke projecten. Zo pleitte ze voor meer medezeggenschap voor studenten en raakte ze betrokken bij jeugdcentra in sociaal achtergestelde gebieden, met veel Turkse jongeren. Daarnaast voerde ze actie tegen de prijsverhoging van bus- en tramkaartjes. Halverwege de jaren 70 zaten de RAF-leiders Andreas Baader, Gudrun Ensslin, Ulrike Meinhof en Jan-Carl Raspe al een aantal jaren in de gevangenis. De gevangenen werden onderworpen aan een zeer streng gevangenisregime en zaten in volledige isolatie. Afgezien van hun advocaten en het gevangenispersoneel, mochten ze met niemand contact hebben.
Rote Hilfe
Veel RAF-sympathisanten waren ervan overtuigd dat de RAF-gevangenen stelselmatig psychologisch werden gefolterd, om hun politieke identiteit te breken. Birgit Hogefeld sympathiseerde met de Rote Armee Fraktion en sloot zich aan bij de ‘Rote Hilfe’, een vereniging die opkwam voor de rechten en verzorging van linkse politieke gevangenen. Deze vereniging was mede-opgericht door Wolfgang Grams met wie ze later een verhouding kreeg. Veel latere RAF-terroristen werden vanuit de Rote Hilfe gerekruteerd voor de gewapende revolutionaire strijd.
Stammheim-proces
Tijdens hun gevangenschap gingen de RAF-leden meerdere keren in hongerstaking, om te protesteren tegen hun barre detentieomstandigheden. Op 9 november 1974 overleed het RAF-lid Holger Meins in de gevangenis van Wittlich, aan de gevolgen van een hongerstaking. Bij zijn overlijden woog de 1,86 meter lange Meins nog geen 40 kilogram en alle botten in zijn lijf waren zichtbaar. De uitgemergelde Meins toonde veel gelijkenis met de graatmagere concentratiekampgevangenen in Auschwitz. De woede onder de RAF-sympathisanten was groot. Ze vonden dat de West-Duitse autoriteiten verantwoordelijk waren voor zijn dood.
RAF-terroristen voor het gerecht
Tussen 1975 en 1977 vond het Stammheim-proces plaats, waarin RAF-terroristen van de eerste generatie voor het gerecht werden gebracht. De uitspraak in het geruchtmakende strafproces vond plaats op 28 april 1977. De RAF-leiders werden veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf, wegens 4 moorden, bomaanslagen, bankovervallen, vervalsing van paspoorten en diefstal. Ulrike Meinhof kon echter niet meer worden veroordeeld, omdat ze op 9 mei 1976 zelfmoord had gepleegd in haar cel. Na het vonnis gingen de RAF-advocaten in hoger beroep.
Duitse herfst
1977 was een zeer gewelddadig jaar waarin de Rote Armee Fraktion in de Bondsrepubliek tal van aanslagen pleegde. Op 7 april 1977 vermoorden RAF-terroristen de procureur-generaal Siegfried Buback, zijn chauffeur en een lijfwacht. Een maand later schoten RAF-terroristen twee politieagenten neer in de Zuid-Duitse stad Singen. Op 30 juli 1977 vermoordden ze Jürgen Ponto, de bestuursvoorzitter van de Dresdner Bank. Op 25 augustus ontsnapte de Duitse stad Karlsruhe aan een bloedbad, toen de raketwerper waarmee terroristen het gebouw van het Federale Hof van Justitie (Bundesgerichtshof) wilde aanvallen, dienst weigerde. Als de raketinstallatie wél naar behoren had gefunctioneerd, dan waren er ongetwijfeld zeer veel doden en gewonden gevallen. De geweldsgolf kwam tot een climax toen de zogenaamde ‘Duitse herfst’ aanbrak. In dat najaar ontvoerde de Rote Armee Fraktion de Duitse werkgeversvoorzitter Hanns-Martin Schleyer, waarna de terroristen hem ruim anderhalve maand vasthielden, voordat ze hem vermoordden en in de kofferbak van een auto dumpte.
PFLP
Tijdens de Schleyer-ontvoering kaapten terroristen van de Palestijnse verzetsorganisatie PFLP een passagierstoestel van Lufthansa. De PFLP had nauwe banden met de RAF en eiste onder meer dat 11 RAF-gevangenen per direct zouden worden vrijgelaten, anders zou het toestel vol Duitse vakantiegangers worden opgeblazen. Tijdens de kaping werd de piloot door de kapers om het leven gebracht. Het toestel maakte tussenlandingen in verschillende landen in het Midden-Oosten en vloog uiteindelijk door naar Somalië. Daar werd het vliegtuig bestormd door commando’s van de West-Duitse antiterreureenheid GSG 9, die alle passagiers, de copiloot en de stewardessen uit handen van de kapers wisten te bevrijden.
Dood van de RAF-leiders
Na de kaping en de mislukte Schleyer-ontvoering (waarbij de Duitse overheid niet op de eisen van de terroristen was ingegaan) werden in de Stammheim-gevangenis in Stuttgart de dode lichamen gevonden van Andreas Baader, Gudrun Ensslin en Jan-Carl Raspe. Ze zouden zichzelf om het leven hebben gebracht, vanwege hun uitzichtloze situatie. Het RAF-lid Irmgard Möller lag zwaargewond op haar matras. Veel RAF-sympathisanten geloofden niet in zelfmoord. Voor hen stond vast dat ze waren vermoord door de autoriteiten. Ook Birgit Hogefeld was ervan overtuigd dat ze om het leven waren gebracht.
Aansluiting bij de RAF
In 1977 werd Birgit Hogefeld al door de West-Duitse inlichtingen- en veiligheidsdiensten in de gaten gehouden en waren er bij haar thuis meerdere huiszoekingen. In verband met de permanente observatie door de politie had ze voor de Duitse herfst al een tijdje in ballingschap gezeten in Frankrijk. Tijdens de Duitse herfst raakte ze verder geradicaliseerd en stopte ze met haar rechtenstudie.
Ondergronds
Er is niet zoveel bekend over het doen en laten van Hogefeld binnen de Rote Armee Fraktion. In tegenstelling tot de RAF-terroristen van de eerste en de tweede generatie, liet de derde generatie nauwelijks vingerafdrukken achter. Bovendien reden ze niet in opvallende auto’s en hielden ze de RAF-woningen strikt gescheiden van de wapendepots. Ook waren er bij de derde generatie weinig contacten tussen de terroristen en RAF-symphatisanten, waardoor er zelden informatie naar buiten lekte. In 1984 dook Birgit Hogefeld onder in de illegaliteit en werd ze een van de leiders van de terreurorganisatie. Ook haar partner Wolfgang Grams ging ondergronds.
Moord op Edward Pimental
In de zomer van 1985 was Birgit Hogefeld medeplichtig aan de moord op de 19-jarige Amerikaanse soldaat Edward Pimental. De RAF wilde een bomaanslag plegen op de Amerikaanse luchtmachtbasis ‘Rhein-Main’ in Frankfurt, maar gezien de beveiliging van het complex moesten ze een manier zien te vinden om toegang te krijgen tot het terrein. Daarom werd het idee opgevat om een militair te beroven van zijn identiteitskaart.
Western Saloon
Veel Amerikaanse soldaten gingen destijds op stap in de ‘Western Saloon’ in Wiesbaden om Duitse meiden te ontmoeten. Zo ook Edward Pimental. In de uitgaansgelegenheid ontmoette hij op 7 augustus 1985 Birgit Hogefeld, die op dat moment in het gezelschap was van een man met een Zuid-Amerikaans uiterlijk. Vermoedelijk heeft Hogefeld de jonge soldaat die avond verleid en hem een seksueel avontuurtje in het vooruitzicht gesteld. Rond 23.30 verlieten Hogefeld en Pimental de dancing in het gezelschap van de ‘Zuid-Amerikaan’.
Door het hoofd geschoten
De volgende morgen werd de jonge soldaat dood gevonden in het stadsbos van Wiesbaden. Hij was door zijn hoofd geschoten en zijn identiteitskaart was gestolen. Uit het politieonderzoek bleek dat hij rond 3 uur ’s nachts moet zijn vermoord. De lijkschouwer concludeerde later dat Pimental voor het fatale schot, nog een harde klap op zijn hoofd heeft gekregen. Een paar uur later reed een mannelijke RAF-terrorist met de auto naar de luchtmachtbasis Rhein-Main. Hij had de ID-kaart van Pimental in zijn bezit. Zonder problemen reed hij het militaire terrein op en zette het voertuig op een parkeerplaats. In de kofferbak van de auto zat een explosief met 126 kilo aan springstof en vijf gasflessen. Na de auto te hebben geparkeerd liep de terrorist het terrein af.
Krachtige explosie op de luchtmachtbasis Rhein-Main
De bom ontplofte even voor 7.20 uur op het moment dat veel militairen en burgermedewerkers net op het terrein aankwamen, om aan hun werkdag te beginnen. De kracht van de explosie was enorm. 2 mensen kwamen om het leven en zeker 23 mensen raakten gewond. De schade aan omliggende gebouwen en auto’s was groot. Een dag later eiste de RAF de aanslag op in een bekentenisbrief, die werd verzonden naar twee persagentschappen en het dagblad ‘Frankfurter Rundschau’. Vier dagen later – op 13 augustus 1985 – ontving persbureau Reuters een kopie van de bekentenisbrief. In de envelop zat ook de identiteitskaart van Edward Pimental, waardoor het verband tussen zijn dood en de aanslag op het militaire vliegveld werd bevestigd.
Woede
De moord op Pimental wekte niet alleen de woede van veel West-Duitse burgers, maar werd ook sterk bekritiseerd door RAF-sympathisanten. Ze stonden niet achter de executie-achtige manier, waarop de jonge Pimental was gedood. Sommige RAF-aanhangers vergeleken de werkwijze van de terroristen met de moordtactieken van de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Doel voorbij
Volgens veel RAF-sympathisanten was de derde generatie RAF-leden nu hun doel ver voorbijgeschoten. Deze slachtpartij had weinig meer te maken met de idealen van de 68’er-Beweging en viel niet te rechtvaardigen. Twee weken na de moord op Edward Pimental en de aanslag op de luchtmachtbasis, bracht de Rote Armee Fraktion een rechtsvaardigheidsverklaring naar buiten. In die verklaring stelde de terreurorganisatie dat Pimental was gedood omdat ze zijn identiteitskaart nodig hadden voor de aanval op Rhein-Main. In de verklaring stelde de RAF ook dat de Amerikaanse militairen die in West-Duitsland waren gestationeerd nóóit tegelijk dader én slachtoffer konden zijn. Desondanks nam de kritiek op de RAF vanuit extreemlinkse kringen steeds verder toe.
Opsporingsbericht
Na de aanslag in Frankfurt werden overal opsporingsposters van derde generatie RAF-terroristen opgehangen. Op 15 februari 1987 werd er een opsporingsbericht uitgezonden op de landelijke televisie, waarin specifiek werd opgeroepen om uit te kijken naar Birgit Hogefeld en Wolfgang Grams. Hogefeld zou later in een interview zeggen dat ze in die periode niet echt een visie hadden, voor een toekomstige samenleving. Ze waren vooral gericht op de ondermijning en vernietiging van het West-Duitse kapitalistische systeem, dat volgens hen werd gerund door ‘varkens’.
Aanslag op Alfred Herrhausen
Na de val van de Berlijnse Muur in 1989 viel het Oostblok uit elkaar en ging de DDR ging ten onder. Na ‘die Wende‘ en de Duitse hereniging ontstond er in het land een geheel nieuwe situatie. Op 30 november 1989 pleegde de RAF een aanslag op Alfred Herrhausen, de president van de Deutsche Bank. Ook deze moord werd niet begrepen door radicaal links, waardoor de Rote Armee Fraktion genoodzaakt was om een andere koers te gaan varen.
Geen geweld meer tegen mensen
Na de moord op Detlev Karsten Rohwedder in het voorjaar van 1991 ging de RAF zich heroriënteren en nam de terreurorganisatie zich voor om geen aanslagen meer te plegen, op individuele prominenten uit de politiek, het bedrijfsleven of de bancaire sector. In april 1992 kondigde de Rote Armee Fraktion officieel aan, dat ze de aanvallen op hoogwaardigheidsbekleders zouden staken. Deze koerswijziging werd door veel mensen geïnterpreteerd als een uitvloeisel van het zogenaamde ‘Kinkel-initiatief’. Dit was een voorstel van de toenmalige bondsminister van Buitenlandse Zaken aan RAF-terroristen. In het voorstel werd RAF-terroristen een forse strafvermindering in het vooruitzicht gesteld als zij het geweld definitief zouden afzweren.
Weloverwogen beslissing
Volgens Birgit Hogefeld werd de koerswijzing van de RAF niet ingegeven door het Kinkel-initiatief, maar was het afzweren van geweld tegen mensen een weloverwogen eigen beslissing van de RAF-leden. In de maanden daarna zochten Birgit Hogefeld en Wolfgang Grams contact met mensen die niets met de Rote Armee Fraktion te maken hadden. Op deze manier wilden ze afstand nemen van hun eigen kijk op de wereld. Het koppel overwoog in die periode zelfs om de RAF samen te verlaten en te kiezen voor een normaal gezinsleven binnen de Duitse burgermaatschappij.
Aanslag in Weiterstadt
Nadat de Rote Armee Fraktion het geweld tegen mensen had afgezworen ging er een zucht van verlichting door het inmiddels herenigde Duitsland. De autoriteiten hadden de stille hoop dat het RAF-probleem zich nu vanzelf zou oplossen. De schok was dan ook groot toen de RAF op 27 maart 1993 de fonkelnieuwe gevangenis van Weiterstadt aan gruzelementen blies. Op het moment van de aanslag was de penitentiaire inrichting nog in aanbouw en er waren nog geen gevangenen in het complex aanwezig. Wel waren er tien medewerkers van de P.I. aanwezig. Deze medewerkers werden door de RAF-terroristen overmeesterd en opgesloten in een bestelwagen. Vervolgens hadden de terroristen op vijf plekken in het gebouw explosieven aangebracht. En hoewel er bij deze aanslag geen menselijke slachtoffers vielen, werd de gloednieuwe gevangenis compleet verwoest.
DNA-sporen
Met de aanslag in Weiterstadt wilde de RAF laten zien dat geweld altijd nog een optie was, als de behandeling en de positie van RAF-terroristen in de gevangenis niet zouden verbeteren. Birgit Hogefeld zou later verklaren dat de RAF bij deze aanslag alles in het werk stelde om menselijke slachtoffers te voorkomen. Op de plek van de aanslag in Weiterstadt werden verschillende DNA-sporen gevonden. Hierdoor viel de verdenking al snel op de RAF-leden Birgit Hogefeld, Daniele Klette, Ernst Volker Staub, Wolfgang Grams en Burkhard Garweg.
Arrestatie in Bad Kleinen
Op 27 juni 1993 werd Birgit Hogefeld bij een grote antiterreuractie door de politie gearresteerd bij het treinstation in Bad Kleinen. Zij en Wolfgang Grams waren in de val gelokt door de undercoveragent Klaus Steinmetz, die voor de geheime dienst in Rijnland-Palts werkte. Hogefeld kon vrijwel direct worden gearresteerd, maar Grams sloeg op de vlucht. Er ontstond een vuurgevecht waarbij Grams een aantal kogels afvuurde op agenten van de antiterreureenheid GSG 9. De officier Michael Newrzella werd daarbij dodelijk getroffen. Grams – die door meerdere politiekogels werd geraakt – zou direct daarna zelfmoord hebben gepleegd, door zichzelf door het hoofd te schieten. Over de precieze doodsoorzaak van Grams ontstond veel controverse. Zo waren er een aantal getuigen die later beweerden dat de GSG 9-agenten, Grams op het perron van dichtbij en opzettelijk hadden geëxecuteerd toen hij al op het spoor lag.
Doodsoorzaak Wolfgang Grams
Ook Wolfgang Bonte – een forensisch arts uit Düsseldorf – trok zelfmoord als officiële doodsoorzaak in twijfel. Volgens hem bestond de mogelijkheid dat de GSG 9-agenten het vuurwapen van Grams hadden afgenomen en hem vervolgens met zijn eigen wapen door zijn hoofd hadden geschoten. Tijdens het politieonderzoek naar de gebeurtenissen in Bad Kleinen, bleek dat er tal van ernstige fouten waren gemaakt. Zo werden de handen en het gezicht van Wolfgang Grams te vroeg gewassen, waardoor kruitsporen niet meer te achterhalen waren. Ook bloed en weefselspetters gingen tijdens het onderzoek verloren. Bovendien werden sporen op de plaats delict niet op tijd veiliggesteld.
Politieke consequenties
Het belabberde politieonderzoek, de tegenstrijdige verklaringen van forensisch specialisten en de fouten in de onderzoeksrapporten, hadden politieke consequenties. De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken nam ontslag, De procureur-generaal werd met vervroeg pensioen gestuurd en de plaatsvervangende chef van de landelijke politiedienst werd overgeplaatst naar een andere functie. Ook het hoofd van de afdeling Terrorismebestrijding moest zijn taken neerleggen en kreeg een andere functie binnen de landelijke politiedienst.
Rugzak
Na haar arrestatie werd Birgit Hogefeld overgebracht naar het rijksrecherchebureau in Wismar. Ze hoorde pas later dat haar partner was overleden. De volgende dag werd ze per helikopter overgevlogen naar het Openbaar Ministerie in Karlsruhe. In een kluisje op het treinstation van Wismar vond de politie een rugzak van Hogefeld met daarin brieven en geluidscassettes. Hierdoor kregen de rechercheurs iets meer inzicht in de organisatiestructuur van de derde RAF-generatie en de hiërarchische verhoudingen tussen de RAF-leden. Zo bleek dat een aantal terroristen nog steeds contacten onderhielden met hun familieleden door middel van een tussenpersoon. Dit was sterk in contrast met de RAF-terroristen van de eerste en tweede generatie, die meestal alle banden met hun familie en vrienden verbraken, wanneer ze ondergronds gingen.
Strafproces
Birgit Hogefeld werd aangeklaagd voor verschillende terroristische misdrijven. Ze werd beschuldigd van lidmaatschap van een terroristische organisatie, medeplichtigheid aan de moord op soldaat Edward Pimental, betrokkenheid bij de bomaanslag op Rhein-Main en poging tot moord op minister van Financiën Tietmeyer. Daarnaast werd ze beschuldigd van deelname aan de bomaanslag op de gevangenis in Weiterstadt en medeplichtigheid aan de dood van GSG 9-officier Michael Newrzella.
Procesverklaring
In een procesverklaring tijdens haar strafzaak omschreef Birgit Hogefeld de moord op Edward Pimental, als ‘Een van de ergste verkeerde beslissingen van de RAF’. Volgens haar had dit nooit mogen gebeuren. Tijdens haar proces verklaarde ze ook dat de RAF volgens haar een verkeerde weg was ingeslagen en dat de organisatie catastrofale fouten had gemaakt. Andere RAF-leden waren niet blij met de zelfkritische analyse van Hogefeld en beschuldigde haar van verraad. Over de concrete uitvoering van de terreurdaden en de betrokken RAF-kameraden heeft ze altijd gezwegen.
Veroordeling
De rechtbank bevond Birgit Hogefeld schuldig aan alle ten laste gelegde misdrijven, behalve de medeplichtigheid aan de dood van Newrzella. Op 5 november 1996 werd ze veroordeeld tot een levenslange celstraf. In februari 1998 werd het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd. De beschuldiging van deelname aan de bomaanslag op de P.I. in Weiterstadt, was volgens het Federale Hof van Justitie gebaseerd op een verkeerde beoordeling van bewijsstukken. Daarom werd de procedure terugverwezen naar de hogere regionale rechtbank in Frankfurt, voor een nieuwe hoorzitting en vorming van een nieuwe totale straf. De rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van Hogefeld bij de aanval in Weiterstadt niet kon worden bewezen. Op 29 juni 1998 werd ze wederom veroordeeld tot levenslang.
Gratieverzoek
Tijdens haar detentie studeerde Birgit Hogefeld sociale psychologie en literatuur via een Duitse universiteit voor afstandsonderwijs. In 2007 behaalde ze haar diploma. Datzelfde jaar weigerde de toenmalige bondspresident Horst Köhler het gratieverzoek van Hogefeld in te willigen, waarna hij liet weten zich later opnieuw over de zaak te zullen buigen. Na 15 jaar gevangenisstraf te hebben uitgezeten, konden gedetineerden een verzoek doen tot vervroegde vrijlating. Het verzoek van Hogefeld werd door de hogere regionale rechtbank van Frankfurt verworpen, omdat de rechters van oordeel waren dat de ernst van de begane misdrijven dit niet toeliet. Ondanks dat ze tijdens haar detentie afstand had genomen van de RAF, en haar psychiater had geoordeeld dat ze ‘volledig was ontwaakt uit haar waanvoorstellingen’, werd bepaald dat Birgit Hogefeld in ieder geval nog tot 2011 vast moest blijven zitten.
Vrijlating
In het najaar van 2009 werd Hogefeld overgeplaatst naar een open gevangenis. Ze deed vrijwilligerswerk en bereidde zich langzaam voor op haar terugkeer naar de Duitse samenleving. Ook een tweede gratieverzoek in mei 2010 werd door Horst Köhler afgewezen. In juni 2011 werd Birgit Hogefeld voorwaardelijk vrijgelaten.
Lees ook:
Een volledig overzicht van RAF-terroristen