Gerhard Müller (1948 – vóór 2007 ?)
Gerhard Müller was een terrorist van de terreurorganisatie Rote Armee Fraktion (RAF). Hij behoorde tot de zogenaamde eerste generatie RAF-leden. Hij was betrokken bij tal van misdrijven. Zo zou hij een belangrijke rol hebben gespeeld bij de fabricage van explosieven en betrokken zijn geweest bij verschillende terreuraanslagen. Daarnaast was hij zeer waarschijnlijk verantwoordelijk voor de moord op een politieman in Hamburg. De betrokkenheid van Müller bij deze moord werd echter nooit officieel bewezen. Wel werd hij in 1976 veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf, voor lidmaatschap van een terroristisch organisatie en andere misdaden.
Getuigenbeschermingsprogramma
Tijdens zijn gevangenschap ontpopte Müller zich als een van de belangrijkste kroongetuigen tegen de RAF-leiders Andreas Baader, Gudrun Ensslin en Jan-Carl Raspe. In 1979 kwam hij op vrije voeten. Na zijn vrijlating werd hij naar alle waarschijnlijkheid voorzien van een nieuwe identiteit en werd hij beschermd door middel van een getuigenbeschermingsprogramma. Naar verluidt zou Gerhard Müller vóór 2007 zijn overleden.
Jeugd
Gerhard Müller werd in 1948 geboren in de Oost-Duitse deelstaat Saksen. Hier groeide hij op tot hij in 1955 samen met zijn ouders verhuisde naar de Bondsrepubliek. Hij leerde het vak van telecommunicatietechnicus, maar brak zijn opleiding voortijdig af. Daarna had hij verschillende tijdelijke baantjes om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. In deze periode kwam hij op het criminele pad terecht en werd hij veroordeeld voor meerdere misdrijven.
Aansluiting bij de RAF
Müller kwam in contact met de West-Duitse studentenbeweging en sloot zich aan bij het Socialistisch Patiëntencollectief (SPK) in Heidelberg. Het SPK was een omstreden radicale organisatie, die in het teken stond van de revolutionaire antipsychiatrie. Het SPK had bizarre denkbeelden en beweerde dat psychiatrische ziekten, werden veroorzaakt door de kapitalistische consumptiemaatschappij. De leden van deze organisatie beschouwden artsen als de heersende klasse van het kapitalistische systeem en rebelleerden tegen hun macht. Nadat het SPK in 1971 werd ontbonden sloten veel SPK-aanhangers zich aan bij de Rote Armee Fraktion. Ook Gerhard Müller werd lid van de RAF. Hij was betrokken bij tal van terreurdaden. Volgens de Duitse advocaat, journalist en RAF-deskundige Butz Peters, zou Müller zich in die tijd vooral hebben beziggehouden met de inkoop van grondstoffen en materialen, die nodig waren voor de fabricage van explosieven. Zo kocht hij grote hoeveelheden chemicaliën, zoals ammoniumnitraat en kalium.
Fritz Rodewald
Op 15 juni 1972 werd Müller samen met RAF-lid Ulrike Meinhof gearresteerd in het appartement van Fritz Rodewald, in de plaats Langenhagen in de buurt van Hannover. Fritz Rodewald was een basisschoolleraar en bestuurslid van de grote West-Duitse onderwijsvakbond GEW. Eerder had Rodewald midden in de nacht bezoek gekregen van de links-radicale Brigitte Kuhlmann (die hij verder niet kende). Kuhlmann zocht onderdak en wilde het appartement een paar dagen huren voor haarzelf en twee van haar vrienden, zonder dat ze hun namen kenbaar maakte. Fritz Rodewald had geen argwaan, stelde verder geen vragen en ging akkoord. Een dag later zou hij ervoor zorgen dat hij in het desbetreffende appartement aanwezig was, om Kuhlmann en haar vrienden de sleutels te overhandigen.
Advies van Oskar Negt
Ulrike Winkelvoss – de vriendin van Rodewald – kreeg echter wel argwaan. Ze wilde niet dat het trio het appartement zou betrekken, omdat ze het vermoeden had dat het weleens terroristen van de Rote Armee Fraktion zouden kunnen zijn. Fritz Rodewald vond dat zeer onwaarschijnlijk, omdat hij zich in zijn functie als bestuurslid van de GEW publiekelijk en herhaaldelijk had uitgesproken, tegen de terreurdaden van de RAF. Rodewald en Winkelvoss kregen ruzie en besloten om een goede vriend om advies te vragen. Deze goede vriend (de socioloog Oskar Negt) gaf les aan de Technische Universiteit in Hannover. Net zoals Rodewald was ook de linksgeoriënteerde Negt een fel tegenstander van de RAF. Rodewald ontmoette Negt in een café, waar ze de kwestie bespraken. Naar verluidt zou Negt hem dringend hebben geadviseerd om het appartement niet aan het drietal te verhuren en Müller zelfs hebben aangemoedigd om de politie de informeren.
Arrestatie van Gerhard Müller en Ulrike Meinhof
Daarop ging Rodewald naar een telefooncel en belde hij de politie. Toen hij aangaf dat hij wellicht informatie had over RAF-terroristen, werd hij doorverbonden met hoofdinspecteur Erwin Schmidt. De beide mannen maakten een afspraak en ontmoetten elkaar op het politiebureau. Rodewald vertelde Schmidt dat hij vermoedde dat RAF-leden zijn appartement wilde huren, maar dat hij dat niet zeker wist. De hoofdinspecteur gaf aan dat hij de zaak nader zou bekijken en dat hij een aantal van zijn collega’s de opdracht zou geven om het appartement te observeren. Vervolgens kreeg Rodewald het dringende advies om overdag bij het appartement weg te blijven en dat deed hij ook. Rond 19.45 ’s avonds kwam Fritz Rodewald bij het appartement aan, waar hem een grote verrassing wachtte. Bij het trappenhuis zag hij politieman Erwin Schmidt staan met een triomfantelijke grijns op zijn gezicht. Toen Rodewald hem vroeg wat er was gebeurd, kreeg hij te horen dat de RAF-terroristen Gerhard Müller en Ulrike Meinhof even daarvoor waren opgepakt.
Bom verstopt in etui
Politieagenten in burger hadden bij het appartement een inspectie uitgevoerd toen ze twee onbekende mensen zagen, die bij de conciërge naar het appartement van Fritz Rodewald hadden geïnformeerd. De agenten waren het tweetal gevolgd naar een telefooncel in de buurt van het appartement en hadden hen daar gearresteerd. Al snel bleek het te gaan om de gezochte Müller en Meinhof. De RAF-leden hadden wapens, munitie en vervalste documenten bij zich. Daarnaast waren ze ook in het bezit van een cosmetische etui, waarin een bom van 4,5 kilo zat, die was verpakt in cadeaupapier.
Instructies van Gudrun Ensslin
In hun bagage werd ook een document gevonden met daarin specifieke instructies van RAF-leidster Gudrun Ensslin, die een week eerder al door de politie in Hamburg was gearresteerd. Brigitte Kuhlmann zou later verklaren dat Fritz Rodewald haar zou hebben uitgelegd, hoe de deur van het appartement van buitenaf kon worden geopend, via een openstaand raam. Volgens Kuhlmann zou Rodewald zich destijds wel degelijk hebben gerealiseerd dat het om RAF-leden ging.
Kraushaar en Ditfurth
Volgens de historicus Wolfgang Kraushaar en de sociale wetenschapper Jutta Ditfurth (die in 2007 een biografie over Ulrike Meinhof publiceerde) was Rodewald inderdaad van plan geweest om zijn appartement bewust aan RAF-leden te verhuren, totdat zijn vriend Oskar Negt hem aanmoedigde om naar de politie te stappen. Rodewald heeft dit echter altijd ontkend. Hij kende Ulrike Meinhof niet persoonlijk en was naar eigen zeggen dus ook niet met haar bevriend. Gerhard Müller en Ulrike Meinhof hadden zichzelf volgens hem met geweld toegang verschaft tot de woning. Rodewald verklaarde ook dat het niet Oskar Negt was geweest met wie hij over de potentiële huurders had gesproken, maar iemand anders. Ook zou hij de politie niet hebben gebeld, maar was hij zelf naar het politiebureau toegelopen.
Meinhof is bijna onherkenbaar
De 24-jarige Gerhard Müller werd door de politie vrijwel direct herkend als RAF-lid. Voor de 38-jarige Urike Meinhof lag dat anders. Meinhof zag er slecht en uitgemergeld uit. Ze leek in niets meer op de bekende Duitse journaliste, die stond afgebeeld op de ‘gezocht-posters’ van de West-Duitse autoriteiten. Ze was volledig in het zwart gekleed en de van nature donkerharige Meinhof, droeg nu een blonde pruik. Meinhof kon echter worden geïdentificeerd op basis van een wettelijk verplicht röntenonderzoek van haar hoofd. Müller, die op dat moment bij de politie voornamelijk bekend stond als inbreker, zou later worden verdacht van de fatale schoten op de 33-jarige politieman Norbert schmidt in Hamburg in oktober 1971.
Bedreigingen
Nadat bekend werd dat Müller en Meinhof waren gearresteerd na een tip van Fritz Rodewald, werd de basisschoolleraar jarenlang bedreigd. Niet alleen door links-radicalen die hem zagen als verrader van de revolutie, maar de bedreigingen kwamen ook vanuit extreemrechtse kringen, waar Rodewald vooral werd gezien als een RAF-sympathisant. Van de een op de andere dag werd Rodewald door tal van mensen gehaat en was hij zijn leven niet meer zeker. De basischoolleraar moest maandenlang onderduiken en kreeg politiebescherming.
Ik kus je schaduw
Rodewald heeft de rest van zijn leven spijt gehad, dat hij de politie heeft getipt over de verblijfplaats van de RAF-terroristen. Het ging hem nooit om het ‘uitleveren van links’, maar om het beëindigen van het terroristische geweld, omdat de marxistische revolutie volgens hem alleen maar schade berokkende aan de Bondsrepubliek Duitsland. In 2009 werd het boek ‘Ik kus je schaduw’ gepubliceerd, waarin Rodewald de gebeurtenissen van juni 1972, tot in detail beschreef. Niet veel later – op 18 augustus 2009 – overleed de 70-jarige Rodewald in de buurt van Hildesheim.
Getuigenprotocollen
Het bewijs tegen Gerhard Müller van zijn deelname aan de schietpartij in Hamburg leek overweldigend. Er waren meerdere getuigen die destijds hadden gezien hoe hij zijn vuurwapen op Norbert Schmidt had gericht. Ook Schmids collega Heinz Lemke, die tijdens het vuurgevecht in Hamburg gewond raakte aan zijn voet, legde verklaringen af die in het nadeel van Müller spraken. Later verzwakte Lemke zijn getuigenis, omdat hij niet langer zeker was van de werkelijke omstandigheden die bewuste dag. Daarnaast werden verschillende getuigenprotocollen waarin Müller zichzelf ernstig beschuldigde, niet doorgestuurd naar de bevoegde rechtbank. Deze protocollen waren niet doorgestuurd, omdat artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering, de uitlevering van deze documenten verbood.
Geen officiële beschuldiging van moord
De aanklacht tegen Müller werd weer ingetrokken en hij werd nooit officieel beschuldigd van de moord op Norbert Schmidt. De regionale rechtbank van Hamburg vond het bewijs tegen Müller onvoldoende, ondanks de ernstige vermoedens. De zaak kon niet sluitend worden gemaakt. Bij de schietpartij in Hamburg waren ook de RAF-terroristen Irmgard Möller en Margrit Schiller betrokken geweest. Schiller kon nog diezelfde dag worden gearresteerd, maar Möller bleef nog een aantal maanden voortvluchtig en kon pas op 8 juli 1972 worden aangehouden in Offenbach am Main.
Kroongetuige
Het oordeel van de rechtbank leidde dan ook tot speculaties over de ‘speciale behandeling’ van Müller. Die speculaties werden alleen nog maar versterkt, toen later bleek dat hij verklaringen had afgelegd tegen zijn voormalig RAF-kameraden. In 1975 verscheen hij tijdens het beruchte Stammheim-proces als kroongetuige in rechtszaal, om te getuigen tegen zijn voormalig RAF-kameraden. De verklaringen van Müller worden gezien als de belangrijkste getuigenissen, tegen de eerste generatie RAF-terroristen.
Veroordeling en vrijlating
In 1976 werd Gerhard Müller zelf veroordeeld tot 10 jaar gevangenisstraf, voor tal van andere misdrijven. Hieronder waren lidmaatschap van een terreurorganisatie, medeplichtigheid aan moord en het beramen van aanslagen met explosieven. Begin februari 1979 – na in totaal 6 en een half jaar te hebben vastgezeten – werd hij vrijgelaten. Na zijn vrijlating heeft Müller vermoedelijk een geheel nieuwe identiteit gekregen en werd hij opgenomen in een getuigenbeschermingsprogramma. Volgens een verklaring van zijn voormalige advocaat Leonore Gottschalk-Solger, zou Gerhard Müller vóór 2007 zelfmoord hebben gepleegd. Zijn werkelijke lot zal waarschijnlijk altijd onopgehelderd blijven.
Zelfmoord Meinhof
Ulrike Meinhof werd op 29 november 1974 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar, wegens haar betrokkenheid bij de gewelddadige bevrijdingsactie van Andreas Baader op 14 mei 1970, uit de leeszaal van de universiteitsbibliotheek in West-Berlijn. Bij deze actie raakte een medewerker van het studiecentrum ernstig gewond. Meinhof werd dan ook poging tot moord ten laste gelegd. Anderhalf jaar later – op 9 mei 1976 – werd Urike Meinhof dood aangetroffen in haar cel. Volgens de officiële lezing had ze zichzelf opgehangen aan een raamrooster, met een touw dat was gemaakt van handdoekstroken.
Dodennacht van Stammheim
Het Stammheim-proces eindigde in april 1977 met de veroordelingen van de RAF-kopstukken Andreas Baader, Gudrun Ensslin en Jan-Carl Raspe tot levenslange gevangenisstraffen. De rechter oordeelde dat ze betrokken waren geweest bij tal van bomaanslagen, bankovervallen, inbraken en vervalsing van identiteitsdocumenten. Ze werden veroordeeld voor in totaal 4 moorden en 34 pogingen tot moord. Na het vonnis van de rechtbank gingen de verdedigingsadvocaten van de Rote Armee Fraktion in hoger beroep. Op 18 oktober 1977 werden Baader, Ensslin en Raspe dood in hun cel aangetroffen in de zwaarbewaakte Stammheim-gevangenis. Volgens de officiële lezing hadden ze zelfmoord gepleegd. Op het moment van hun overlijden was er in het hoger beroep nog geen uitspraak gedaan, waardoor de vonnissen nog niet definitief waren.
Lees ook:
Een volledig overzicht van RAF-terroristen