Georg Lukács (1885 – 1971)

Georg Lukács (György Lukács) was een Hongaars-Joodse marxistisch filosoof en literatuurcriticus, die door veel mensen wordt gezien als de grondlegger van het westerse marxisme. Deze vorm van het marxisme week af van de marxistische ideologische orthodoxie van de Sovjet-Unie. Lukács leverde belangrijke bijdragen aan de vernieuwing van de marxistische filosofie en theorie. Als literair criticus was Georg Lukács vooral invloedrijk vanwege zijn theoretische ontwikkelingen van het realisme en van de roman als literair genre. In 1919 werd hij benoemd tot Hongaarse minister van Cultuur, tijdens de kortstondige Hongaarse Radenrepubliek onder leiding van Béla Kun.

 

Marxistisch intellectueel

Georg Lukács wordt vaak omschreven als de meest vooraanstaande marxistische intellectueel van het stalinistische tijdperk. Het is echter niet zo eenvoudig om zijn nalatenschap goed te beoordelen. Dat komt omdat Lukács zowel het stalinisme als de belichaming van het marxistische denken leek te steunen, maar ook voorstander was van een terugkeer naar het pre-stalinistische marxisme. Als schrijver nam hij deel aan allerlei intellectuele kringen. Niet alleen in Boedapest, maar ook in Berlijn, Heidelberg en het Italiaanse Florence.

Jeugd en studie

Hongaarse Sovjetrepubliek

Evacuatie

Democratische dictatuur

De Grote Zuivering

Hongaarse Socialistische Arbeiderspartij

Laatste levensjaren

Belangrijkste werk

 

Jeugd en studie

Lukács werd geboren als Löwinger György Bernát in Boedapest – in het toenmalige Oostenrijk-Hongarije. Zijn vader was bankier en zijn moeder kwam een rijke Joodse familie. Lukács groeide op samen met een broer en een zus. Zijn vader werd door het keizerrijk tot ridder geslagen en kreeg een adellijke titel toegewezen. Hierdoor werd Lukács later zelf ook baron. In 1906 behaalde hij zijn doctoraat in de economie en politieke wetenschappen aan de Koninklijke Hongaarse Universiteit van Kolozsvár – vandaag de dag beter bekend als Cluj. Drie jaar later in 1909 voltooide hij zijn doctoraat in de filosofie aan de universiteit van Boedapest onder leiding van de Hongaarse literaire historicus, criticus en professor Zsolt Beöthy. Tijdens zijn studie aan de universiteit van Boedapest maakt Lukács deel uit van socialistische intellectuele gezelschappen. Daar ontmoette hij de Hongaarse sociaalwetenschapper, bibliothecaris en revolutionair anarchosyndicalist Ervin Szabó. Deze liet hem kennis maken met het werk van de Franse filosoof Georges Sorel.

Toneelstukken

In deze periode waren de perspectieven van Lukács modernistisch en antipositivistisch. De antipositivistische houding suggereert dat het sociale domein niet bestudeerd kan worden met de wetenschappelijke onderzoeksmethode die gebruikt wordt in de natuurwetenschappen, en dat onderzoek van het sociale domein een andere kennisleer vereist. Van 1904 tot 1908 maakte hij deel uit van een theatergroep die modernistische, psychologische en realistische toneelstukken produceerde. Deze toneelstukken waren geschreven door onder andere de Zweedse auteur August Strindberg, de Noorse dichter Henrik Ibsen en de Duitse toneelschrijver Gerhart Hauptmann.

Vriendschap met Max Weber

Georg Lukács bracht veel tijd door in Duitsland en studeerde van 1906 tot 1907 aan de universiteit van Berlijn. Hier maakte hij kennis met de Duitse filosoof en socioloog Georg Simmel. Een aantal jaren later in 1913 raakte hij in Heidelberg bevriend met onder meer de Duitse politiek econoom en socioloog Max Weber. In deze periode ontmoette hij ook de Duitse filosofen Emil Lask en Ernst Bloch, alsmede de Duitse dichter Stefan George. Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd Lukács vrijgesteld van militaire dienst en trouwde hij met de Russische politiek activiste Jelena Grabenko.

Zondagse Kring

In 1915 keerde Lukács terug naar Boedapest. Daar werd hij de leider van de zogenaamde ‘Zondagse Kring’, een intellectueel gezelschap. Hij hield zich vooral bezig met culturele thema’s die voortkwamen uit de existentiële werken van de Russische romanschrijver Fjodor Dostojevksi. De werken van deze schrijver kwamen voor een groot deel thematisch overeen met de interesses van Lukács, tijdens zijn laatste jaren in Heidelberg. De Zondagse Kring ondersteunde financieel allerlei culturele evenementen met literaire en muzikale avant-gardefiguren. Hieronder waren de Hongaars-Joodse socioloog Karl Mannheim, de Hongaarse componist Béla Bartók, maar ook de Hongaarse kunsthistoricus Arnold Hauser. Sommigen van hen waren zelf ook wekelijks bij de Zondagse Kring aanwezig. Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog ontstond er binnen het gezelschap echter verdeeldheid en werd de kring ontbonden. De politieke opvattingen van de heren bleken te verschillend. Een aantal kring-leden vergezelde Georg Lukács in de Communistische partij van Hongarije.

 

Hongaarse Sovjetrepubliek

In het licht van de Eerste Wereldoorlog en de Russische revolutie van 1917, heroverwoog Lukács zijn ideeën. Hij werd een toegewijd marxist en trad in 1918 toe tot de net opgerichte Communistische partij van Hongarije. Als onderdeel van de regering van de kortstondige Hongaarse Sovjetrepubliek, werd Lukács benoemd tot Volkscommissaris voor Onderwijs en Cultuur. Door de Hongaarse dichter, schrijver en journalist József Nádass werd gezegd dat Georg Lukács een lezing hield met de titel ‘Oude cultuur en nieuwe cultuur’ in een volle zaal, toen de republiek officieel werd uitgeroepen. Tijdens de Hongaarse Sovjetrepubliek die ook wel wordt aangeduid als de Hongaarse Radenrepubliek, was Lukács een theoreticus van de Hongaarse versie van de rode terreur. In een artikel in de Népszava (een sociaaldemocratisch dagblad) van 15 april 1919 scheef hij:

‘Het bezit van de macht van de staat is ook een moment voor de vernietiging van de onderdrukkende klassen. Een moment dat we moeten gebruiken.’

Evacuatie

Georg Lukács werd later commissaris van de Vijfde Divisie van het Hongaarse Rode Leger, in welke hoedanigheid hij in mei 1919 opdracht gaf tot de executie van acht van zijn eigen soldaten in Poroszlo (een plaatsje aan het Tisza-meer). Lukás zou dit later in zelf in een interview ook toegeven. Nadat de Hongaarse Sovjetrepubliek was verslagen, kreeg Lukács van Béla Kun de opdracht om samen met collega-politicus Ottó Korvin achter te blijven. Ze moesten in het geheim proberen om de communistische beweging te reorganiseren. Dit bleek echter onmogelijk. Inmiddels was de rest van de partijleiding al naar elders geëvacueerd. Lukács was genoodzaakt om onder te duiken en kreeg daarbij hulp van de fotografe Olga Máté. Zij was een van de allereerste vrouwelijke Hongaarse fotografen en was vooral bekend vanwege haar portretten. Na de arrestatie van Ottó Korvin in 1919 vluchtte Lukács vanuit Hongarije naar Wenen.

Aanhouding

Ondanks zijn vluchtpoging werd Ottó Korvin uiteindelijk toch aangehouden, maar dankzij de inspanningen van een groep schrijvers werd hij niet aan Hongarije uitgeleverd. Onder deze schrijvers waren de Duitse broers Thomas en Heinrich Mann. Het personage Naphta uit het boek ‘De Toverberg’ van Thomas Mann zou voor een deel gebaseerd zijn op Georg Lukács. In 1919 trouwde hij in Wenen met zijn tweede vrouw, Gertrúd Bortstieber die net als hem lid was van de Hongaarse Communistische Partij. Tijdens zijn verblijf in Wenen in de jaren 20 raakte Lukács bevriend met andere linkse communisten die daar werkten of in ballingschap zaten. Hieronder waren Victor Serge, Adolf Joffe en Antonio Gramsci. In deze periode begon Georg Lukács leninistische ideeën te ontwikkelen op het gebied van filosofie.

Publicaties

De belangrijkste werken van Lukács in deze periode waren de essays die werden verzameld in zijn meesterwerk ‘Geschiedenis en Klassenbewustzijn: Studies in Marxistische Dialectiek’ uit 1923. En hoewel deze essays tekenen vertonen van wat Vladimir Lenin het ‘ultralinksisme’ noemde, verschaften ze het leninisme een substantiële filosofische basis. In juli 1924 viel de Sovjet-Russische communistische politicus en marxistisch theoreticus Grigori Zinovjev dit boek aan, tijdens het vijfde Komintern-congres in Moskou. Ook het werk van de Duitse marxistische theoreticus Karl Korsch werd op deze bijeenkomst sterk bekritiseerd. In 1929 – Lenin was toen nog maar net overleden – publiceerde Lukács in Wenen de korte studie: ‘Lenin: Een studie in de eenheid van zijn denken’. Een jaar later publiceerde hij een kritische recensie van de handleiding over historisch materialisme, van de Russische econoom Nikolaj Ivanovitsj Boecharin.

 

Democratische dictatuur

Als Hongaarse balling bleef Georg Lukács actief op de linkervleugel van de Hongaarse Communistische Partij en was hij tegen het door Moskou gesteunde programma van Béla Kun. Zijn zogenaamde ‘Blum-stellingen’ van 1928 riepen op, tot de omverwerping van het contrarevolutionaire regime van de Hongaarse admiraal en politicus Miklós Horthy. Hierbij wilde hij een strategie hanteren die vergelijkbaar was met de volksfronten die in de jaren 30 van de negentiende eeuw ontstonden. Hij pleitte voor een democratische dictatuur van het proletariaat. Toen de strategie van Lukács door de Komintern – een wereldwijd samenwerkingsverband van communistische partijen – werd veroordeeld, trok hij zich terug uit de actieve politiek en richtte hij zich verder op zijn theoretische werk. In 1929 vertrok Lukács uit Wenen. Daarna woonde hij een tijdje in Berlijn en Boedapest.

Marx-Engels-Lenin Instituut

In 1930 werd Georg Lukács tijdens zijn verblijf in Boedapest naar Moskou geroepen. Dit viel samen met de ondertekening van een Weens politiebevel voor zijn uitzetting. Lukács en zijn vrouw lieten hun kinderen achter zodat ze hun studies konden volgen en vertrokken in maart 1930 naar Moskou. Kort na zijn aankomst in de Russische hoofdstad werd Lukács ‘verhinderd’ om te vertrekken en moest hij samen met de politiek revolutionair en marxistisch theoreticus David Riazanov, werken in de kelder van het Marx-Engels-Lenin Instituut. Dit was een Sovjet-bibliotheek en archief dat was verbonden aan de Communistische Academie. Dit Instituut werd later toegevoegd aan het regerende Centraal Comité van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie (CPSU)  en diende als onderzoekscentrum en uitgeverij voor officieel gepubliceerde werken van de marxistische doctrine.

 

De Grote Zuivering

Georg Lukács keerde in 1931 terug naar Berlijn en twee jaar later in 1933 vertrok hij opnieuw naar Moskou. Hier kwam hij terecht bij het Instituut voor Wijsbegeerte van de Russische Academie van Wetenschappen. In deze periode kwam hij voor het eerst in aanraking met de ongepubliceerde werken van de jonge Karl Marx. Lukács en zijn vrouw Gertrúd mochten de Sovjet-Unie pas na de Tweede Wereldoorlog verlaten. Tijdens de Grote Zuivering van Stalin werd Lukács een tijdje in ballingschap naar Tasjkent gestuurd, waar hij bevriend raakte met en de Duitse politicus en dichter Johannes Becher. Lukács overleefde de stalinistische zuiveringen, maar naar schatting 80 procent van de Hongaarse emigranten in de Sovjet-Unie kwamen hierbij om. Historici zijn verdeeld over de mate waarin Georg Lukács het stalinisme accepteerde.

Kritiek op niet-communistische filosofen

Na de Tweede Wereldoorlog keerde Lukács met zijn echtgenote terug naar Hongarije, waar hij lid werd van de Hongaarse Communistische Partij. In die hoedanigheid nam hij deel aan de oprichting van de nieuwe Hongaarse regering. Vanaf 1945 was Lukács lid van de Hongaarse Academie van Wetenschappen. Tussen 1945 en 1946 bekritiseerde hij sterk niet-communistische filosofen en schrijvers. Lukács werd ervan beschuldigd een ‘administratieve’ rol te spelen bij de verwijdering van onafhankelijke en niet-communistische intellectuelen, zoals Lajos György Prohászka, Béla Hamvas, Károly Kerényi en István Bibó.

Lukács-zuivering

Tussen 1946 en 1953 werden veel niet-communistische intellectuelen – waaronder István Bibó – gevangengezet of gedwongen tot ondergeschikt werk of fysieke arbeid. Lukács persoonlijke esthetische en politieke standpunt over cultuur was altijd dat de socialistische cultuur uiteindelijk zou zegevieren in termen van kwaliteit. In de jaren 19481949 werd Lukács standpunt ten aanzien van culturele tolerantie vernietigd tijdens de zogenaamde ‘lukács-zuivering’, toen de Hongaarse communistische politicus Mátyás Rákosi zijn beroemde salamitactiek op de Hongaarse Communistische Partij richtte. Halverwege de jaren 50 werd Georg Lukács opnieuw opgenomen in het partijleven. De partij gebruikte hem om de Hongaarse Schrijversbond in 19551956 te zuiveren. De voormalige secretarissen van de schrijversbond Tibor Méray en Tamás Aczél waren allebei van mening dat Lukács met tegenzin had deelgenomen. Dat zou blijken uit het feit dat Lukács het presidium en de bijeenkomst al na de eerste pauze had verlaten.

 

Hongaarse Socialistische Arbeiderspartij

In 1956 werd Lukács minister van de korte communistische regering onder leiding van Imre Nagy, die zich tegen de Sovjet-Unie verzette. Op dat moment leidde Lukács dochter een kortstondige partij van communistische revolutionaire jongeren. Lukács standpunt over de revolutie van 1956 was dat de Hongaarse Communistische Partij zich zou moeten terugtrekken in een coalitieregering van socialisten en langzaamaan haar geloofwaardigheid bij het Hongaarse volk zou moeten herbouwen. Hoewel hij minister was in de revolutionaire regering van Imre Nagy, nam Lukács ook deel aan een poging om de Hongaarse Communistische Partij op een nieuwe basis te hervormen. Deze partij: ‘de Hongaarse Socialistische Arbeiderspartij, werd na 4 november 1956 snel gecoöpteerd door János Kádár.

Ontkomen aan de doodstraf

Tijdens de Hongaarse Revolutie van 1956 was Lukács aanwezig bij het debat van de anti-partij en de revolutionaire communistische ‘Petőfi Society’, terwijl hij deel bleef uitmaken van het partijapparaat. Tijdens de revolutie, zoals vermeld in de Budapest Diary, pleitte lukács voor een nieuwe op de Sovjet-Unie gerichte communistische partij. Volgens Lukács kon de nieuwe partij alleen sociaal leiderschap verwerven door overreding in plaats van geweld. Lukács zag een alliantie voor zich tussen de dissidente communistische Hongaarse Revolutionaire Jeugdpartij, de revolutionaire Hongaarse Sociaal-democratische Partij en zijn eigen Sovjet-partij. Na de nederlaag van de revolutie werd Lukács samen met de rest van de Nagy-regering van naar de Socialistische Republiek Roemenië gedeporteerd. In tegenstelling tot Nagy kon hij op het nippertje zijn executie vermijden. Door de rol die hij gespeeld had tijdens de Nagy-regering werd hij niet langer vertrouwd door het partijapparaat. De volgelingen van Lukács werden in de jaren 60 en 70 aangeklaagd voor politieke misdaden. Een aantal van hen vluchtten naar het Westen.

 

Laatste levensjaren

Lukács boeken: De Jonge Hegel en De Vernietiging van de Rede werden gebruikt om te betogen dat Lukács heimelijk kritiek had op het stalinisme als een irrationele verdraaiing van het hegeliaans-marxisme. In 1957 keerde hij terug naar Boedapest. Tot aan zijn overlijden in 1971 bleef hij de Communistische Partij trouw. In zijn laatste levensjaren – na de opstanden in Frankrijk en Tsjecho-Slowakije eind jaren 60 – werd Lukács publiekelijk kritischer over de Sovjet-Unie en de Hongaarse Communistische Partij. In een interview niet lang voor zijn dood zou hij zeggen:

‘Zonder een echte algemene theorie van de samenleving en haar beweging, ontkomt men niet aan het stalinisme. Stalin was een groot tacticus, maar Stalin was helaas geen marxist. De essentie van het stalinisme ligt in het plaatsen van tactiek boven strategie, praktijk boven theorie. De samenleving wordt erdoor verstikt. Alles wordt onwerkelijk, nominalistisch. Mensen zien geen ontwerp, geen strategisch doel en bewegen niet. We moeten leren om de grote beslissingen van de populaire politieke macht te verbinden met persoonlijke behoeften, die van individuen.’

Belangrijkste werk

Onderstaande boeken worden gerekend tot het belangrijkste werk van Georg Lukács:

  • Geschiedenis en klassenbewustzijn: Studies in de marxistische dialectiek (1923).
  • De Historische Roman (1937).
  • Realisme in balans (1938).
  • De Jonge Hegel (1948).

 

Geschiedenis en klassenbewustzijn: Studies in de marxistische dialectiek (1923)

Dit boek bestaat uit een serie essays die dieper ingaan op de definitie van het orthodox marxisme, de kwestie van legaliteit en illegaliteit, Rosa Luxemburg als marxist, de veranderende functie van historisch marxisme, klassenbewustzijn en de onderbouwing en het bewustzijn van het proletariaat. Georg Lukács evalueerde de invloed van dit boek op de volgende manier:

‘Voor het historische effect van geschiedenis en klassenbewustzijn en ook voor de actualiteit van de huidige tijd is één probleem van doorslaggevend belang: vervreemding, die hier voor het eerst sinds Karl Marx wordt behandeld als de centrale vraag van een revolutionaire kritiek op het kapitalisme, en waarvan de historische en methodologische oorsprong diep geworteld is in de hegeliaanse dialectiek.’

 

Reïficatie

Het belangrijkste essay in dit boek introduceert het concept van de zogenaamde ‘reïficatie’. In kapitalistische samenlevingen worden menselijke eigenschappen, relaties en handelingen omgezet in eigenschappen, relaties en handelingen van door mensen geproduceerde dingen, die onafhankelijk worden van de mens en zijn leven beheersen. Men stelt zich dan voor dat deze door de mens geschapen dingen oorspronkelijk onafhankelijk zijn van de mens. Bovendien veranderen mensen in dingachtige wezens die zich niet op een menselijke manier gedragen, maar volgens de wetten van de dingwereld. Dit essay is opmerkelijk omdat het aspecten van Karl Marx’ theorie van vervreemding vóór de publicatie van de economische en filosofische manuscripten van 1844 reconstrueert, waarin Marx de theorie het duidelijkst uiteenzet.

 

De Historische Roman (1937)

Vandaag de dag wordt Lukács gezien als een van de meest vernieuwende en best geïnformeerde literaire critici van de twintigste eeuw. Opgeleid in de Duitse filosofische traditie van Immanuel Kant, Georg Wilhelm Friedrich Hegel en Karl Marx, ontsnapte hij aan de nazi-vervolging door in 1933 naar de Sovjet-Unie te vluchten. Daar kreeg hij te maken met een hele nieuwe reeks problemen, zoals het stalinistische dogmatisme over literatuur en literaire kritiek. Manoeuvrerend tussen de obstakels van censuur, schreef en publiceerde hij in 1937 zijn langste literaire kritiek ‘De Historische Roman’. Lukács schreef dit werk – dat zich voor een deel focust op het werk van schrijver Walter Scott – in Russische ballingschap. Wat is een historische roman? Hoe verhoudt het zich tot episch, historisch drama en tot trends zoals romantiek en naturalisme? Als er niets anders is, biedt Georg Lukács een nieuwe manier om na te denken over wat een roman is, zou moeten zijn en kan doen, doordrenkt met het militante antifascisme van het tijdperk van het volksfront. Het boek bevat fascinerende discussies over kwesties als de weergave van oorlog en revolutie, van ‘helden’ en ‘het volk’. Dit boek is soms best ingewikkeld door de onbekende boeken die het analyseert, maar de ideeën zijn toegankelijk en zullen de meeste lezers minstens één openbaring bieden.

 

Realisme in balans (1938)

Realisme in Balans is een essay uit 1938, dat Lukács schreef terwijl hij in de Sovjet-Unie woonde. In het essay verdedigt hij het traditionele realisme van auteurs zoals Thomas Mann tegenover opkomende modernistische bewegingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om stromingen zoals het expressionisme, surrealisme en naturalisme. Beoefenaars van deze bewegingen legden de nadruk op het tonen van de onenigheid en ontgoocheling van het moderne leven door middel van technieken die individualisme en individueel bewustzijn benadrukken, zoals een stroom van bewustzijn. In dit essay presenteert Georg Lukács een complexe, genuanceerde kijk op deze bewegingen en hun relatie tot wat hij beschouwt als ‘echt’ realisme. Aan de ene kant stelt hij dat dergelijke stromingen een historische noodzaak zijn, maar hij drukt ook sterk het sentiment uit dat deze nieuwe artistieke bewegingen een revolutionaire kracht missen.

 

De Jonge Hegel (1948)

De Jonge Hegel is een boek over de filosofische ontwikkeling van Georg Wilhelm Friedrich Hegel. Dit boek daagde veel conventionele lezingen van Hegel als conservatieve idealist uit. Georg Lukács beweert dat Hegel zich minder met escapisme bezighield dan met sociaaleconomische analyse. Hij verwerpt de metafysische kant van Hegel en houdt vol dat hij werd beïnvloed door het materialisme en het antichristelijke secularisme van de verlichting. Lukacs beweert dat Hegel een jonge Jacobijnse radicaal was en de radicale directe democratie van de Griekse ‘polis’ als een voorbeeldmodel zag. Hoewel Lukács voorheen actief was binnen de Hongaarse Communistische Partij, werd Lukács na de nederlaag minder politiek actief. Hij trok zich terug in een meer academische analyse van dialectisch materialisme.

Nadruk op het jacobinisme

De filosoof István Mészáros ziet Lukacs ‘nadruk’ op het jacobinisme van Hegel als een verkapte kritiek op de officiële stalinistische lijn, die beweerde dat Hegel een aristocratische reactie op de Franse Revolutie vertegenwoordigde. Bij het vooraf uitdenken van Marx ziet Georg Lukács dat Hegel zich tot dezelfde bronnen van de Britse politieke economie en de Schotse verlichting wendt die de jonge Marx zouden hebben beïnvloed. In het bijzonder benadrukt hij de kracht van Adam Smith en James Steuart bij het vormgeven van Hegels economische opvattingen en zijn kritiek op vervreemding in de arbeidsdeling.

 

Bronnen:

Istvan Hermann: Georg Lukács – Zijn leven en werk

Marxists.org/archive/Lukács

 

Terug naar boven ↑